Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .ij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+DAerom isser eenighe verstooringhe in christo, isser eenich solaes des liefden, isser eenige gemeenscap des gheests zijn daer eenighe hertelicheden des bermherticheden,

2

veruult mijn blijscap, op dat ghi van een gheuolen zijt, die liefde liefde hebbende, eendrachtelick tselue geuoelende,

3

niet en geschiede door twist, oft door ydel glorie. Door ootmoedicheyt meynende deen den anderen ouersten te zijn,

4

op dat yeghelick, dat zijn is nyet en achte, maer een yegelick dat eens anders is.

5

Ga naar margenoot++ Ende gheuoelt dat in v, dwelck ooc is in Christo Iesu,

6

welcken als in die forme Gods was, en heeft niet ghemeent, dattet een roof was, hem te wesen Gode gelijc

7

Maer hi heeft hemseluen vernedert, een ghedaente des knechts aennemende, in die ghelijckenisse der menschen geworden ende in die ghedaente gheuonden als een mensche,

8

heeft hem seluen verootmoedicht ghehoorsaem gheworden totter doot toe, totter doot des cruyces.

9

Ga naar margenoot+ Ende daerom heeft hem God verheuen, ende heeft hem gegheuen eenen naem, welcke is bouen alle namen,

10

op dat in dien naem Iesu, alle knye hem buyghe, inden hemel, opter aerden, ende inder hellen.

11

Ende alle tonghe belijdt, dat die heere Iesus Christus is inder glorien Gods des vaders. *

12

Aldus mijn liefste, gelijck ghi altijt gehoorsaem hebt geweest, Ga naar margenoot+ nyet alleen in mijn tegenwoordicheit, maer nv veel meer in mijn afwesen, met vreese ende beuinghe, werct v salicheyt.

13

Want God is die in v werct beyde, dat willen ende volbrengen om den goeden wil.

14

Doet alle dinck sonder murmureren ende twistinghe,

15

also dat niemant van v clagen en mach, oock simpel wesende, kinderen Gods, diemen nyet straffen en mach, int midden der boosen ende verkeerde nacien onder welcken ghi licht als lichten in dye werelt,

16

onderhoudende dat woort des leuens, op dat ick glorieren mach inden dach Christi, dat ick niet te vergheefs gheloopen en hebbe, noch te vergheefs gearbeyt en hebbe.

17

Ende oock is dat ick geoffert worde door een offerhande, ende een sacrificie des gheloofs, so verblide ick mi, ende ick verblide mi met v allen.

18

Ende om dat selue weest ghi ooc blide, ende verblijt v met my.

[pagina L7v]
[p. L7v]

19

Voort, hoop ick inden heere Iesu, dat ic Thimotheum cortelick sal senden tot v, op dat ick mede blijde mach zijn, als ick weet hoe dattet met v is,

20

want ick en heb nyemant die mi gelijc van sinne is, die v dingen naerstich waer soude nemen.

21

Ga naar margenoot+Alle soecken si dat haer selfs is, ende niet dat Iesu Christi.

22

Ende kent zijn beproeuinghe, dat hy mi gelijc een kint sinen vader gedient heeft int Euangelie.

23

Daeromme hope ic dat ick desen senden sal, ter stont als ick mijn dingen gesien hebbe.

24

Ende ick betrouwe inden Heere, dat ick selue cortelic comen sal tot v.

25

Maer, ic hebbe gedacht dattet van noode was tot v te seynden die broeder Epaphroditum, minen mede wercker ende mede strider, ende v Apostel, ende dienaer in mijnder nootdrufticheyt,

26

Want hi verlangde na v allen zeer naerstich, ende was droeuich ouermidts dat ghi gehoort haddet, dat hi sieck geweest is.

27

Ende sekerlic hi heuet sieck geweest, alsoe dat die doot na was. Maer God heeft hem ontfermt, ende niet alleen hem, maer ooc my, op dat ic nyet droefnis op droefnis hebben en soude.

28

Aldus, hebbe ic hem haestiger ghesonden, om dat ghi v weder verblijden soudt als ghi hem siet, ende dat ic van droeffenisse ontslagen soude worden.

29

Daerom ontfanct hem inden heere met alle bliscap, ende die dusdanich zijn hebt in v waerden,

30

want om dat werc Christi was hi so verde comen, dat hi aldernaest den doot geweest is, niet achtende zijn leuen, op dat hi veruullen soude dat ghene dat uwen dienst teghens mi gebrack.

margenoot+
A

margenoot+
B

margenoot+
Hebreo. ij.

margenoot+
C

margenoot+
D


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken