Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Vorsterman Bijbel (ca. 1528-1531)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

XML (13.01 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Vorsterman Bijbel

(ca. 1528-1531)–Anoniem Vorsterman Bijbel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

§ Dat .iij. Capittel.

1

Ga naar margenoot+ENde scrijft den Engel des kercs, welck is in Sardis. Dit seyt hy, welcke heuet dye seuen geesten gods, ende seuen sterren. Ic weet v wercken, want ghy hebt den naem dat ghi leeft: ende ghi zijt doot.

2

Weest wakende, ende sterck maect ander dingen die daer souden vergaen. Want ic en heb v wercken niet geuonden vol voor mijn God. Ga naar margenoot+

3

Daer om hebt in v hert hoe dat ghijt hebt ontfangen ende gehoort, ende onderhoutet ende doet penitencie. Daer om, ist dat ghy niet en waect, ick sal comen tot v als een dief, ende ghy en sultet niet weten op wat vre ick sal comen tot v.

4

Maer ghi hebt weynich namen in Sardis die haer cleederen niet en hebben besmet, ende si sullen met my wandelen in witten, want si [kolom] zijnt waerdich.

5

Die verwint: die sal also met witten cleederen gecleet worden, ende ic en sal zijnen naem niet wt doen wtet boec des leuens: ende sal zijnen naem beliden voor mijn vader ende voor zijn engelen.

6

Die een oore heeft, die hore wat de gheest seyt den kercken.

7

Ga naar margenoot+Ende scrijft den Engel des kercs Philadelphie. Ga naar margenoot+ Dit seit die heilich ende warachtich: welc heeft Dauid stoel, welc opdoet, ende nyemant en sluytet, sluyt, ende nyemant en doet op.

8

Ick weet v wercken. Siet, ick heb voor v die dore open gedaen, ende nyemant en machse sluyten, want ghi hebt weynich crachts. Ende ghi hebt bewaert mijn woort, ende ghi en hebt minen naem niet versaect.

9

Siet, ic geef van dye sinagoge des duuels, die seggen dat si Ioden zijn, ende si en zijnt niet, mer si liegent. Siet, ic sal doen dat si comen voor v voeten aenbidden. Ende sullen weten dat ick v lief hebbe gehadt.

10

Ga naar margenoot+Want ghy hebt onderhouden twoort mijnre lijdsamheyt, ende ick sal v bewaren van die vredes aenuechtinges, welcke sal in alle de gantse werelt comen, op dattet die daer wonende zijn in die aerde ondersoecke.

11

Siet, ic come geringe. Hout dat ghene dat ghy hebt, op dat nyemant en neme uwe croon.

12

Wie verwint, ic sal hem maken een columne inden tempel van minen god, ende hi en sal voortaen niet buyten gaen. Ende ic sal den naem van minen god op hem scriuen, ende den naem des stadts van mijn god: welc nieu Hierusalem is, welcke vanden hemel is neder gedaelt van mijn god, ende minen nieuwen naem.

13

Dye een oor heeft die hoore, wat den gheest gods seyt den kercken.

14

Ende scrijft den Engel des kercks van Laodicie. Ga naar margenoot+ Dyt seyt Amen, trou getuych, ende warachtich, welc is een beginsel des creatuere gods

15

Ick weet v wercken, want ghi en zijt noch cout noch warm, och of ghi waert cout of warm

16

Hier om want ghi lau zijt, ende en zijt noch cout noch warm, sal ic v wt minen mont beginnen te spouwen,

17

want ghi segt, ic ben rijc, ende ic ben ouer rijc geworden, ende nyemant en behoeue ic: ende ghi en weet niet dat ghi zijt allendich ende iammerlic, ende arm, ende blint, ende naect.

18

Ic rade v: dat ghi gloyende gout ende geproeft van mi coopt op dat ghi rijck muecht worden, ende met witten cleeden gecleet, op dat die scande ws naectheits niet en worde openbaer. Ende salft v oogen met oogensalue, op dat ghi muecht sien.

19

Alle die ghene die ick lief heb, Ga naar margenoot+ die straffe ick, ende castie ic. Daer om volcht dye goede, ende doet penitencie.

20

Siet ic stae voor die duere ende clop. So wie hoort mijn stem, ende doet mi die duere open, ick sal tot hem ingaen, ende ic sal met

[pagina R1r]
[p. R1r]

hem dat auontmael eten, ende hi met mi.

21

Die gheen die verwint, ic sal hem geuen met mi te sitten in minen throon, also als ic verwonnen heb, ende ic met minen vader geseten heb in sinen throon.

22

Die een oore heeft die hoore wat die geest den kercken seyt.

margenoot+
A

margenoot+
i.Tessa. v i.Petri. iij

margenoot+
B
margenoot+
Esa. xxij.f. Iob. xij.c

margenoot+
C

margenoot+
D

margenoot+
Pro. iij.b. Heb. xij.b


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken