Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.83 MB)

ebook (25.56 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982

(1982)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 58]
[p. 58]

Literatuurwetenschap na de crisis
Oversteegen laat de Grote Theorie vallen

Beperkingen: Methodologische recepten en andere vooronderstellingn en vooroordelen in de moderne literatuurwetenschap door J.J. Oversteegen Uitgever: Hes, Utrecht f30, -
Voetstappen van WFH. Essays over Conserve, De tranen der acacia's, De god Denkbaar, Denkbaar de god, Mandarijnen op zwavelzuur, Het sadistisch universum door J.J. Oversteegen Uitgever: Hes, Utrecht f19,50

Ton Anbeek

J.J. Oversteegen kreeg voor het eerst enige bekendheid toen hij zich in de jaren zestig ontwikkelde tot de meest uitdagende theoreticus van het tijdschrift Marlyn. Hij verdedigde toen onder meer de stelling dat men op basis van een grondige tekstanalyse kan komen tot een controleerbaar waardeoordeel over een literair werk. Zijn uitgangspunten werden vervolgens fel bestreden door Gomperts in zijn oratie De twee wegen van de kritiek.

 

In 1969 publiceerde Oversteegen zijn monumentale proefschrift Vorm of vent, een indrukwekkend overzicht van denkbeelden over literatuur in het interbellum. Niet lang daarna volgde het hoogleraarschap, eerst in Amsterdam (neerlandistiek), daarna Utrecht (theoretische literatuurwetenschap). En toen werd het wat stil. Het heeft velen verbaasd dat een zo polemische geest als Oversteegen zich nauwelijks mengde in de methodendiscussies die zijn vak verscheurden. Soms werd er wel eens iets gepubliceerd, maar dat droeg dan altijd nadrukkelijk het stempel ‘voorlopig’. Pas nu, eind '82, is dan het boek verschenen waarin we zijn visie op het vak kunnen lezen.

Midlife crisis

In het ‘Woord vooraf’ schemert iets door van een ‘midlife crisis’. De auteur vertelt dat hij in 1975 een boek vrijwel afhad. Maar door een plotselinge weerzin gedreven gooide hij deze ‘ijverige studie’ in de prullenmand en begon opnieuw. Ik vind het ene prachtige, romantische anekdote, die bewijst dat Oversteegen ondanks alle getheoretiseer zijn liefde voor literaire trucs niet verloren heeft.

Beperkingen is een programmatische titel. De laatste tien jaar heeft de theoretische literatuurwetenschap veel aan prestige verloren: het vak zelf verkeert in een diepe midlife crisis. Oversteegen wijst op het grote probleem: ‘de breed opgezette voorstellen van moderne theoretici zijn vaak ingenieus, maar meestal leveren zij magere resultaten op buiten de theorievorming zelf.’ Dat is nog heel vriendelijk geformuleerd. Al die gewichtige voorstellen uit de jaren zestig en zeventig, ze hebben vrijwel niets aan werkelijk vruchtbare suggesties opgeleverd. Een figuur als Teun van Dijk, die jarenlang de literatuuronderzoekers met onbruikbare theorieën heeft opgezadeld, liet uiteindelijk geen enkele blijvende bijdrage tot enig vak achter. Een ongelukkig gevolg van deze theoretiseringsmanie was de vervreemding tussen de theoretici die alles wat eerder gebeurd was als ‘onwetenschappelijk’ afdeden enerzijds, en de onderzoekers ‘in het veld’ anderzijds. Het sympathieke van Oversteegens boek is dat het die twee groepen weer dichter bij elkaar wil brengen; vandaar dat hij van het begin af aan een bescheidener toon aanslaat: de titel Beperkingen wijst al in die richting. (Iemand als Van Dijk heeft zijn vak intussen uitgebreid van de literatuur naar ‘teksten in het algemeen’.)

In het eerste hoofdstuk rekent hij al af met het najagen van dé theorie die alle andere overbodig zou maken: ‘En zo blijft één, alle literaire teksten of processen omvattende literatuurtheorie, veler grote droom van een paar decennia geleden, nog steeds: een droom.’ Wat doet de literatuur-theoreticus dan wel? Er is niet één theorie, zegt Oversteegen; in plaats daarvan kan met wel een aantal literatuuropvattingen (LO's) onderscheiden. Zo'n LO is een ‘geheel van denkbeelden van een persoon of een groep personen over aard en funktie van de literatuur’. De kardinale vraag is dan of een dergelijke LO nog iets te maken heeft met het begrip ‘theorie’ zoals dat bij voorbeeld in de natuurwetenschappen wordt geformuleerd. Oversteegen aarzelt op dit punt; uiteindelijk probeert hij zijn LO's in verband te brengen met wat Popper noemde: een ‘zoeklicht-theorie’, en daarmee kan hij ze nog enige officiële status geven. Het is een opvatting die Oversteegen overneemt van Mooij (die overigens in het laatste hoofdstuk van zijn recente boek Idee en verbeelding nog iets gedurfdere ideeën presenteert).



illustratie

Historische bepaaldheid

In het tweede hoofdstuk van Beperkingen probeert Oversteegen tot een preciesere omschrijving van zijn centrale begrip ‘literatuuropvatting’ te komen. Hij geeft aan hoe een nieuw type literatuur vaak een nieuwe kritiek oproept, en hoe die nieuwe kritische ideeën kunnen leiden tot andere wetenschappelijke theorieën over literatuur - een nieuwe LO dus. Er bestaat daarom meestal een nauwe band tussen een nieuwe literatuur die doorbreekt en de onderzoekers die zo'n doorbraak een theoretische fundering proberen te geven (het klassieke voorbeeld: de Russische Futuristische poëzie en de Formalisten die, geïnspireerd door de verrassende praktijk van deze dichters, tot revolutionaire theorieën over literair taalgebruik kwamen). Een literatuuropvatting is dus veelal verbonden met een literaire praktijk, en daarmee historisch bepaald. Oversteegen laat dan zien hoe men stromingen zoals het symbolisme, expressionisme, naturalisme als literatuuropvattingen kan beschrijven en met elkaar in verband brengen. Dit gedeelte van zijn hoofdstuk vertoont zekere overeenkomsten met een voorstel tot indeling van poëtica's dat onlangs door Sötemann (in de huldebundel Forster) is ontwikkeld. Beide voorstellen (dat van Oversteegen en Sötemann) zijn, voor zover ik kan zien, onafhankelijk van elkaar ontworpen; het betekent mijns inziens dat hier blijkbaar een vruchtbaar terrein is ontdekt.

Het derde hoofdstuk gaat over fictionaliteit. Hierin toont Oversteegen aan (als ik hem goed begrepen heb; de stof is nogal taai), dat fictionaliteit een begrip is dat gebonden is aan bepaalde lezers/lezersgroepen. Neem bij voorbeeld het ‘Woord vooraf’ in Oversteegens boek: ik vat de mededeling over weggegooide manuscripten op als een Reviaanse mystificatie; maar anderen zullen dit stukje ‘bekentenisliteratuur’ ongetwijfeld serieus nemen en er de uiting van een verscheurd theoreticus in zien. Kortom: iets ‘fictioneel’ vinden is van lezersgroepen afhankelijk, en dus is het ook een historisch bepaald begrip.

Het zelfde geldt voor de genres die Oversteegen in het volgende hoofdstuk bespreekt. Hij laat aan de hand van het aforisme en het sonnet zien dat het niet mogelijk is die begrippen een ‘boventijdelijke’ inhoud te geven. Wat een aforisme is, moet steeds weer in een bepaalde literaire context worden bepaald. Het laatste hoofdstuk gaat over het interpreteren; hier rekent Oversteegen voorgoed af met een andere poging neopositivistische methodologie met literatuuronderzoek te verbinden: de opvatting van de interpretatie-als-hypothese.

Hoofdthema's

Wanneer men de hele studie Beperkingen overziet, vallen twee dingen op.

Het is in de eerste plaats het boek van een literatuuronderzoeker die zich bevrijdt uit de ban van het neopositivisme. De steun die men zoekt bij Poppers ‘zoeklicht-theorie’ lijkt mij een laatste opflikkering van de verkrampte pogingen om literatuuronderzoek in verband te brengen met een wetenschapsfilosofie waarin verklaren en voorspellen centraal staat. Misschien, als Oversteegen wat gewacht had en ook dit boek in zijn al of niet fictieve prullemand had gegooid, zou

[pagina 59]
[p. 59]

hij ook dat laatste restje van de jaren zeventig-mode overboord hebben gegooid. En dan zou hij meteen begonnen zijn met het uitgangspunt dat hij als volgt formuleert: ‘laten zien wat er in de praktijk gebeurt en gebeurd is; hoe er samenhang tussen de literatuurwetenschappelijke activiteiten kan worden aangebracht; welke werkwijzen tot bruikbare resultaten leiden en waarom.’

Steeds weer is Oversteegens conclusie: een boventijdelijke theorie, boventijdelijke concepten bestaan niet; men moet een literatuuropvatting en literaire termen plaatsen in een bepaalde tijd. Akkoord, maar dan blijft er een eigenaardig probleem: welke onderzoekers zijn nu het best in staat bepaalde literatuuropvattingen te beschrijven? Oversteegen zelf deed het in zijn proefschrift Vorm of Vent, en dat was het produkt van een neerlandicus. Men kan ook nagaan hoe een bepaalde literatuuropvatting, bij voorbeeld die van het symbolisme, tot uiting komt in verschillende landen als Frankrijk, Duitsland, Nederland, enzovoort: van oudsher het werk van de Vergelijkende Literatuurwetenschap (een vak dat door de expansie van de Theoretische Literatuurwetenschap in Nederland bijna van de universiteiten verdrongen is). Met andere woorden: als de theoretici hun jacht op de Grote Theorie opgeven, wie heeft er dan nog behoefte aan Theoretische Literatuurwetenschap als apart vak? Heeft Oversteegen in zijn zo veel bescheidener boek niet zijn hele vak weggerelativeerd?

Taalgebruik

Het laatste hoofdstuk heet, zoals het hoort: ‘Konklusie’. Verbazingwekkend is dat het hier maar ten dele om een samenvatting gaat. Helemaal op het eind stort Oversteegen zich op het waardeoordeel. Heel wat intelligente geleerden hebben over dat penibele probleem het hoofd (en ook de nek) gebroken. Oversteegen probeert in vijf bladzijden een paar verlossende uitspraken te doen met als gevolg dat het betoog flodderig wordt: het lijkt of de drukker voor de deur stond te wachten. Dit is misschien de plaats om iets te zeggen over het taalgebruik van Oversteegen. Ik denk dat alleen een practical joker op Sinterklaasavond Beperkingen in de schoen van Karel van het Reve zou stoppen. Het boek staat vol met al die vreselijke woorden waarmee de TLW (theoretische literatuurwetenschap) zich dik maakt: ‘prealabel’, ‘kompatibel’, zelfs: ‘genuïne’. Gelukkig beseft Oversteegen zelf de dorheid van dit soort proza en daarom probeert hij het wat op te fleuren met grapjes. Ongelukkig genoeg ben ik nog nooit iemand tegengekomen die de grollen van Oversteegen leuk vond. Maar misschien ga ik met de verkeerde mensen om.

Beperkingen is een belangrijk boek omdat het zo duidelijk een overgangsfase in de literatuurwetenschap illustreert: van zuivere theorie naar meer historisch onderzoek. Het laat ook zien hoe Oversteegen zelf is geëvolueerd van apodictisch criticus naar voorzichtig-manoeuvrerend geleerde type-Mooij - al komt soms nog even de kwajongen uit de Merlyn-tijd om de hoek kijken.

Het Hermans-boek

Voetstappen van WFH is een verzameling opstellen over Hermans die Oversteegen al eerder had gepubliceerd (over Het behouden huis, De god Denkbaar, Mandarijnen en Het sadistisch universum, Conserve, en De tranen der acacia's; het laatste artikel is nieuw, maar gebaseerd op oudere aantekeningen). Hij laat deze stukken nu vrijwel ongewijzigd herdrukken.

Zo'n herdruk is best zinvol. Het ar-

Vervolg op pag. 67


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Beperkingen. Methodologische recepten en andere vooronderstellingen en vooroordelen in de moderne literatuurwetenschap

  • over Voetstappen van WFH


auteurs

  • Ton Anbeek