Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (21.83 MB)

ebook (25.56 MB)

XML (3.12 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1982

(1982)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

In de kelders van de geschiedenis
Theun de Vries' historisch epos over de ketterij

Ketters Veertien eeuwen ketterij, volksbewegingen en kettergericht door Theun de Vries Uitgever: Querido, 699 p., f79, - tot 1 februari, daarna f89,-

Aad Nuis

Het verschil tussen een ketter en een andersdenkende zit niet in hun opvattingen, maar in de omstandigheden waaronder ze die te berde brengen. Andersdenkenden vindt men in samenlevingen als de onze, waarin anders denken mag. Waar een overheersende rechtgelovigheid alle anderen het recht van spreken ontzegt, komen de ketters om de hoek kijken. Ketters geloven het ongeoorloofde, het letterlijk levensgevaarlijke; ze worden vervolgd, vaak ter dood gebracht, en ook nadat hen voorgoed het zwijgen is opgelegd, worden hun woorden nog van officiële zijde onherkenbaar verdraaid als ze niet totaal kunnen worden uitgewist. Het is een wonder dat ze zo onuitroeibaar zijn. In de wereldgeschiedenis tot dusver zijn ketters van alle tijden, andersdenkenden helaas een gunstige uitzondering.

 

We kunnen het begrip ketter, in overeenstemming met het oorspronkelijk spraakgebruik, ook minder ruim opvatten, en beperken tot godsdienstige overtuigingen binnen het christendom. Het beeld wordt dan minder somber. Van ketters en de bijbehorende banvloeken en brandstapels is dan alleen sprake in de periode voor de Reformatie, toen er nog één Kerk was met universele pretenties en de macht om haar geestelijk monopolie aan iedereen op te leggen.

Globaal gesproken althans. Ook na de breuk in de kerk hielden de verschillende brokstukken in Reformatie en Contrareformatie er nog lang absolutistische neigingen op na, en de brandstapels bleven roken tot in de achttiende eeuw. De heksenvervolgingen, die zich overigens nauwelijks tegen echte dissidenten richtten, maar tegen mensen die onder martelingen tot het bekennen van denkbeeldig dissident gedrag werden geprest, vonden hun hoogtepunt lang na de reformatie. Pas na eeuwen moord en doodslag om des geloofs wil besloten de christenen, waarschijnlijk meer uit vermoeidheid en zakelijk belang dan vanwege het humanistisch ideaal van de verdraagzaamheid, elkaar in vredesnaam dan maar op eigen manier zalig te laten worden of naar de hel te laten gaan.



illustratie
Een satirische tekening op Reuchlin. Hij spreekt, omringd door leerlingen, met twee tongen. (Uit: Streydt puechlin van Joh. Pfefferkorn, 1516)


Aan de andere kant is het beeld van de middeleeuwse Kerk als een onveranderlijke rots van dominerende rechtzinnigheid ook niet goed tegen nadere beschouwing bestand. Nadat het Romeinse Rijk officieel christelijk was geworden, bleef er sterke concurrentie van buiten en verdeeldheid van binnen. Wie van de elkaar in de eerste eeuwen verdoemende en buiten de Kerk werpende patriarchen over kwesties als de erfzonde en de natuur van Christus de ware rechtzinnigheid vertegenwoordigden, weten we alleen achteraf. Ook later blijven spanningen en scheuringen, eigengereide vorsten en tegenpausen, hervormingsacties en hooglopende meningsverschillen de rust in de Kerk verstoren.

Niettemin kan men de geschiedenis van het christendom, totaan het moment dat de Reformatie alles door elkaar gooit, beschrijven als een historie met twee verdiepingen. Boven speelt zich de officiële kerkgeschiedenis af, beneden, in de kelder, ontspint zich het verhaal van de telkens weer onderdrukte maar nooit geheel uit te roeien ketterij.

Ruime kelders

Er zijn verschillende redenen om zich voor de kettergeschiedenis te interesseren en die zelfs, hoe marginaal ook, belangwekkender te vinden dan de hoofdstroom van de geschiedenis. In de eerste plaats prikkelen ketters de pure speurzin, omdat ze min of meer in het geheim moesten werken en vaak alleen bekend zijn uit de lasterpraat van hun orthodoxe vijanden. Daar komt voor bepaalde onderzoekers de hartstocht voor verloren zaken bij, het streven naar rehabilitatie van wat door de geschiedenis zo hardhandig is ondergespit. Er is de psychologische nieuwsgierigheid naar de wortels van kettermoed en ketterhaat, en de cultuurhistorische die onder de officiële, statische geloofsopvatting wil duiken naar het veranderende wereldbeeld van de mensen in de middeleeuwen, en naar het ingewikkelde netwerk van ideeën en voorstellingen dat daarbij een rol speelt. Daarnaast is er het wat minder belangeloze motief van diegenen die vooral in ketters geïnteresseerd zijn als voorlopers van hun eigen, moderne ideeën. Iedereen die daarop uit is kan in de ruime kelders van de kettergeschiedenis wel iets van zijn gading vinden, van mysticus tot liberaal en van fascist tot feminist, maar verreweg het meest consequent is het gedaan door marxistische historici. Voor hen gaat het niet zozeer om de religieuze opinies, die voor de ketters zelf zo belangrijk waren dat ze er de brandstapel voor opgingen, maar om hun veelal onbewuste rol in de klassenstrijd.

Het omvangrijke, door Querido fraai en smakelijk uitgegeven boek over ketters van Theun de Vries sluit aan bij deze marxistische traditie. Van hem viel niet anders te verwachten, en hij komt er duidelijk voor uit. ‘Geschiedenis,’ verklaart hij in de opdracht die aan het boek voorafgaat, ‘die wij met Hegel opvatten als progressie in zelfbewustzijn en met Marx als het grote doorgangshuis waar alle menselijk willen en botsen dient om ons naar een eindelijk gehumaniseerde samenleving te leiden.’

De Vries als historicus is een schrijver die weet hoe het verhaal ten slotte zal aflopen. Dat inzicht stelt hem in staat te beoordelen waartoe de daden van zijn personages uiteindelijk ‘dienen’, en dus wat er wezenlijk in is en wat bijzaak. Zijn ketters zijn socialisten avant la lettre, met wat religieus spinrag in hun hoofd dat in hun stadium van maatschappelijke ontwikkeling helaas nog onvermijdelijk is. Aan het eind van zijn boek, als hij het ketterverhaal tot en met de reformatie heeft voltooid, schrijft hij dat het eigenlijk gevolgd zou moeten worden door een tweede, waarin wordt verteld: ‘Hoe zich “het proces van de waarheid” voltrekt als het geleidelijk uitbannen van alle religieuze mythologie ten gunste van een aardse visie, wanneer de produktiekrachten groeien en de politieke en culturele realiteit het zonder de aanroeping van bovennatuurlijke machten kan stellen. Zo'n boek zou de revolutionaire veranderingen moeten laten zien van de maatschappelijke belangen en inzichten, en daarmee van hun conflicten, die tot een voorlopig nieuw hoogtepunt leiden: de geboorte van het wetenschappelijk socialisme als de filosofie van het moderne proletariaat, en tegelijk als vertrekpunt van verdergaande, nog onoverzienbare ontwikkelingen.’

Verschoppelingen

Dat deze visie bij De Vries meer betekent dan een bijzondere nadruk

[pagina 17]
[p. 17]

op de sociale component van de kettergeschiedenis, blijkt bij voorbeeld als je dit ketterboek vergelijkt met het geuzenboek van de minstens even sociaal bewogen Louis Paul Boon. Theun de Vries is geen ketter met zijn ketters zoals Boon geus is met zijn geuzen. Typerend voor de laatste is dat hij zijn liefdevolle aandacht niet richt op de Noordnederlandse opstandelingen die uiteindelijk wonnen, maar op de Zuidnederlandse die verloren en uit de geschiedenis vielen.

Bij Theun de Vries is dat anders, en dat is misschien nog meer een kwestie van temperament dan van zijn marxistisch geloof. Binnen die zelfgekozen denkwereld is deze schrijver, die Potgieter en Busken Huet bij voorbeeld veel hoger aanslaat dan ‘de al te neurasthenische’ Multatuli, eerder een bedaarde rechtgelovige dan een rebelse geest. Het is meer de ‘beweging’ dan de individuele ketter die hem interesseert, en alles wat zich niet laat passen in zijn ordelijke dialectiek van de geschiedenis wordt al gauw op ietwat ongeduldig vermanende toon afgedaan. Opluchting maakt zich meester van de auteur als hij halverwege het boek aan boerenopstanden, Wycliffe en de Hussieten kan beginnen, want dan hoeft het sociale protest niet meer moeizaam te worden losgepeld uit een schil van ‘religieuze fantasterij’. De ‘kwalitatieve sprong’ van de reformatie komt in zicht. ‘De ketterse zonderling met extravagante godsdienstige voorstellingen gaat allengs verdwijnen,’ verzucht De Vries op bladzij 357.

Hij heeft dan al heel wat met die zonderling te stellen gehad. Misschien komt het daardoor dat de honderd bladzijden die aan de verzuchting voorafgaan en die over de dertiende en veertiende eeuw handelen, de slechtste van het boek zijn. Die toch al onoverzichtelijke periode wordt nog rommeliger door de karige en grillige manier waarop met jaartallen wordt omgegaan; het lijkt of de schrijver hier en daar zelf de kluts kwijtraakt met de chronologie, zonder dat hij thematisch duidelijkheid schept. Hier wreekt zich ook nog meer dan in andere gedeelten het feit dat de stijl van De Vries nu eenmaal geen wonder is van lichtvoetigheid, beknoptheid en beeldend vermogen. ‘Niet in het minst’ komt één keer voor in de betekenis van ‘in het geheel niet’, maar zeker een paar honderd keer in die van ‘niet in de laatste plaats’. Ik merk dat niet zozeer op omdat het geen correct Nederlands is - het spraakgebruik hou je toch niet tegen - maar omdat het gebruik ervan als stopwoord typerend is voor de lichtelijk plechtige en houterige volzinnen die in dit boek onverstoorbaar achter elkaar blijven aanrollen.

Maar goed, een nuchtere, enigszins saaie schoolmeester die ordelijk navertelt en niet met zelfbedachte theorietjes te koop loopt, heeft ook zijn voordelen, zeker bij een onderwerp als dit, dat naar zijn aard zoveel aanleiding geeft tot fantastische speculaties. Het boek is een enorme kaartenbak vol grotendeels weinig bekende maar belangwekkende feiten, meestal netjes gerangschikt, hier en daar zoals gezegd in wanorde geraakt, maar zelfs dan misschien te verkiezen boven een essay dat op een paar welgekozen feitjes een torenhoge hypothese bouwt.

Marxistische formule

Het best op dreef is De Vries in de gedeelten waarin de stof een thematische behandeling mogelijk maakt, zoals in het vijfde van de zeven delen, Gods wagenburg, dat het naar tijd, plaats en handeling beperkte verhaal van de Hussietenoorlogen vertelt, of het tweede deel waarin de Manicheïsche ketterij wordt behandeld vanaf haar ontstaan in de derde eeuw tot aan de bloei en ondergang van de Zuidfranse katharen of Albigenzen in de dertiende. Dit geloof stelt min of meer gelijkwaardige machten van goed en kwaad, licht en duisternis tegenover elkaar, waarbij de wereld, inclusief instellingen als Kerk en Staat, een creatie is van de macht der duisternis. Alleen in de ziel van mensen (volgens sommigen ook in dieren en planten) zit een sprankje licht opgesloten, dat zo gauw mogelijk uit de duistere wereld moet worden geholpen. Een boeiende opvatting, die vooral in tijden van ellende en tegenspoed in veel opzichten aannemelijker klinkt dan de leer van een almachtige, goede godheid die ook de duivel aan een touwtje heeft.

Gelukkig voor De Vries en voor zijn lezers is een belangrijk deel van vooral de latere ketterbewegingen beter te begijpen met de marxistische formule. De Kerk begon in de loop van de middeleeuwen haar monopolie op de genade steeds schromelijker te misbruiken, en de talrijke ketterse pogingen om hetzij de Kerk van dure en onwaardige poespas te ontdoen, hetzij het monopolie te ontduiken door buiten de Kerk om contact met hogerhand te leggen, zijn duidelijk verwant met sociaal protest, al vallen ze er niet altijd mee samen. De Vries voelt er zich bij thuis, en zijn relaas

Vervolg op pagina 21


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht


auteurs

  • Aad Nuis