Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983 (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.56 MB)

ebook (23.33 MB)

XML (2.87 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983

(1983)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

Uit het leven van de archeologie
Wandelingen door de Antieke Wereld

Naar paleizen uit het slik door F.L. Bastet Uitgever: Querido, 232 p., f35, -
Rudi van der Paardt

In één van zijn vroege Griekse reisverhalen vertelt Alfred Kossman hoe hij in Olympia werd geconfronteerd met de restanten van een roemrijk verleden zonder daarbij de obligate bewondering te ondergaan. Hij kon zich bij de massa omgevallen zuilen eenvoudig niets voorstellen, en voerde als excuus aan dat hij nu eenmaal geen architect, historicus of classicus was. Zijn ervaring lijkt mij allesbehalve uniek: het is inderdaad heel moeilijk om zonder grote kennis van de materie bij een hoop veredeld puin een min of meer geslaagd bouwwerk op het netvlies te krijgen. Vandaar het succes bij voorbeeld van het door Evans gereconstrueerde Knossos, of, om dichter bij huis te blijven, van de ‘nieuwbouw’ in Xanten. Is er weinig of niets aan reconstructie gedaan, dan ziet men in situ meestal alleen maar wat men ziet: ‘kleine, onthoofde zuilen, hooi, een olijfboom’.

 

Wie denkt dat de publikaties van klassieke archeologen geschikt zijn om een indruk te krijgen van het verre verleden, komt nogal eens van een koude kermis thuis. Opgravingsverslagen zijn voor buitenstaanders geheel onleesbaar: men wordt bedolven onder tabellen en grafieken en het fotomateriaal is zo gedetailleerd, dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Gelukkig zijn er ook vakgeleerden die de kunst verstaan uit disparate gegevens een leesbaar verslag te destilleren, dat de fantasie in werking zet. In de jaren twintig verschenen in de NRC inspirerende artikelen van de in Rome gestationeerde archeoloog H.M.R. Leopold. Zijn stukken zijn gebundeld in een zesdelige reeks Uit de leerschool van de spade; aan het eind van de jaren zestig is daaruit nog eens een selectie verschenen (wie zorgt voor een herdruk?). Een hedendaagse pendant van deze reeks lijkt te worden de serie ‘Wandelingen door de antieke wereld’ van de literator/archeoloog F.L. Bastet, conservator van het Leidse Rijksmuseum van Oudheden.

Evenals in Duizendjarig Dolen (1978) en Het maansteenrif (1979) gebruikt Bastet in zijn nieuwe bundel, Naar paleizen uit het slik (alweer een citaat), een typisch literaire truc om die gewenste aanschouwelijkheid te bereiken: de raamvertelling. Het centrale deel van de bundel is nu gewijd aan verslagen van reizigers naar Turkije, nadat eerder Rome en Griekenland waren ‘behandeld’. Men staat altijd weer verbaasd over de vondsten die Bastet in archieven en bibliotheken doet: nu delft hij op de memoires van Antoine Baron van Dedem (1774-1825), een reisverslag van de Antwerpse kolonel Rottiers (1771-1857), en de drie delen reisherinneringen van wethouder/dichter Jan van 's Gravenweert (1790-1870). Vooral de laatste blijkt een interessante persoonlijkheid, een merkwaardig mengsel van naïveteit en cynisme, met een scherp oog voor saillante details. Het door Bastet geciteerde slot van zijn journaal maakt je nieuwsgierig naar de receptie van diens overige literaire werk (hij vertaalde onder meer de epen van Homerus). Daarop lijken de volgende regels toch wel te zinspelen: ‘Gerust kan ik hier de opgave mijner onopgesierde bevindingen en ongehuichelde gewaarwordingen, het misschien reeds te lang gerekt verhaal van mijnen uitgebreiden reistogt besluiten, en welligt een nieuw vaarwel toeroepen aan een Vaderland, waar, van der jeugd af tot heden, onverschilligheid en miskenning mij veelal in stede van deelneming en bemoedigende welwillendheid, zijn te beurt gevallen.’

Een tweede motief, dat als een rode draad door de bundel loopt, is al even literair, zelfs te beschouwen als een metafoor voor het schrijven zelf: de vervalsing, in uitgebreidere zin het bedrog. Zijdelings komt dat aan de orde in een hoofdstuk met de wat ironische titel ‘Uren met Winckelmann’. Hierin wordt de grote oudheidkundige, de auteur van het onbetwiste meesterwerk Die Geschichte der Kunst des Altertums (1764) ‘van onderen bezien’. Winckelmanns pederastische neigingen blijken de inspiratiebron te zijn geweest voor een fraaie vervalsing, ‘Jupiter met Ganymedes’, van de Duitse schilder A.R. Mengs. Het is voor ons misschien wat moeilijk voorstelbaar dat een eminent kunstkenner als Winckelmann van een dergelijk bedrog het slachtoffer werd, maar het accentueert weer eens de Binsenwahrheit dat elke tijd zijn eigen antieke oudheid heeft. In dit verband is ook het laatste opstel, over Vosmaer en de schilder Alma Tadema, van belang. Opmerkelijk vind ik Bastets haast terloopse opmerking dat Tadema, die ‘Hadrian in Engeland’ schilderde, de Romeinse keizer en zijn vrouw Sabina voor even onafscheidelijk hield ‘als vorstelijk echtparen dat in de negentiende eeuw behoorden te zijn en dat doorgaans ook waren’. Aan deze beeldvorming in letterlijke zin van de oudheid zou een hele dissertatie, zo niet een reeks dissertaties, te wijden zijn.



illustratie
F.L. Bastet


Speld

Geheel in het teken van bedrog staat het hoofdstuk ‘De salonleeuw en de gouden speld’. Het gaat hier om de zogenaamde fibula Praenestina (speld van Praeneste), waarmee elke classicus in een vroeg stadium van zijn studie is geconfronteerd: de speld heeft namelijk een inscriptie met het oudste Latijn dat wij kennen, Manios med fhefhaked Numasioi, hetgeen betekent ‘Manios heeft mij (de speld dus) voor Numasios gemaakt’. Er heeft incidenteel twijfel aan de echtheid van de speld en de inscriptie bestaan, maar onlangs heeft de Italiaanse archeologe Margherita Guardicci het definitieve bewijs geleverd dat de speld een brutale vervalsing is. Bastets relaas van de verwikkelingen rond deze speld roept toch bewondering en zelfs wel enige sympathie op voor de auctor intellectualis van dit wetenschappelijk bedrog, de Duitse archeoloog Wolfgang Helbig.

De naam van deze stuntman valt ook in een opstel gewijd aan twee hoogtepunten uit de antieke sculptuur, de zogenaamde Ludovisitroon en een pendant ervan, die naar de huidige plaats van expositie de Boston-troon wordt genoemd. Beide tronen zijn kort na elkaar, aan het einde van de negentiende eeuw, in Rome op het terrein van de prins van Piombino-Ludovisi gevonden. De hierboven genoemde Guardicci heeft in haar publikatie over de fibula Helbig gebrandmerkt als de vervalser van de Bostontroon. Wat vaststaat is dat hij inderdaad bij de verkoop van het fraaie reliëf (overigens helemaal geen troon, evenmin als de Ludovisitroon) betrokken is geweest en dat de transactie hem bepaald geen windeieren heeft gelegd. Bastet is echter geenszins overtuigd van een vervalsing. In verband hiermee herhaalt hij zijn theorie, enkele jaren geleden in een wetenschappelijk tijdschrift geventileerd, dat het bij beide tronen gaat om Romeinse sculptuur met funeraire betekenis. Wie, zoals ik, zich door het persuasieve betoog laat meeslepen, moet voor de aardigheid eens nalezen wat handboeken over deze, alge-

[pagina 33]
[p. 33]

meen voor Grieks gehouden, tronen opmerken. Als er geen afbeeldingen bijstonden, zou je denken dat het over totaal verschillende objecten ging. In Die Kunst der griechischen Antike van H.A. Stützer (1955) wordt zelfs een verband gelegd tussen het als geboorte van Afrodite geduide centrale reliëf van de Ludovisi-troon en de dynamische filosofie van de Ioniër Heraclitus - dat maakt zo'n zes eeuwen verschil met de datering die Bastet voorstaat, om van de vinnige Italiaanse archeologe maar te zwijgen! Moge Boston dan waarschijnlijk toch niet met een vervalsing zijn opgescheept, het befaamde New Yorkse Metropolitan Museum heeft vol trots jaren lang enige Etruskische terracotta's geëxposeerd, die uit een twintigste-eeuwse Romeinse oven kwamen. Een thans befaamde handboekenschrijfster over archaïsche Griekse kunst, Gisela Richter, heeft in haar jonge jaren de fout van haar leven gemaakt door de manshoge baksels, voor veel geld aangekocht, als volwaardige vondsten te bestempelen. Met een onmiskenbare ondertoon van Schadenfreude diept Bastet deze jeugdzonde op, maar laat niet na tot slot op te merken, dat deze verhalen allemaal heel vermakelijk zijn ‘zo lang we niet zelf het slachtoffer van een dergelijk bedrog worden’.

Wie Bastets laatste opstel heeft gelezen, zoals eerder gezegd gewijd aan Vosmaer en de nu min of meer herontdekte Alma Tadema (over hun relatie schreef ook R. Borger in zijn aardige boekje Drei Klassizisten, Leiden 1978), en de bundel opnieuw doorneemt, merkt dat de belangrijkste motieven al in het eerste hoofdstuk ‘De bronzen van Riace’ aanwezig zijn. Wat er misschien aan ontbreekt is dat deze recentelijk uit zee opgedoken bronzen jongemannen (nog) niet als vervalsingen zijn bestempeld. Maar helemaal zuiver is het ook bij deze spectaculaire vondst niet gegaan en er zijn nog heel wat vragen onbeantwoord. Als geen ander weet Bastet het verslag van zo'n vondst spannend te maken. De opwinding van de duikende chemicus Mariotini (‘met enige moeite kon hij ook de contouren van het bijbehorende lichaam onderscheiden’) slaat gemakkelijk over op de lezer. Ietwat berustend eindigt Bastet zijn boeiend verslag met de constatering dat nog oneindig veel antieke kunst op de bodem van de zee rust. Maar gelukkig laat dat paleis van slik op gezette tijden zijn schatten los. Een nieuw deel ‘Wandelingen’ zal ons daarover zeker willen berichten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Naar paleizen in het slik. Wandelingen door de antieke wereld


auteurs

  • R.Th. van der Paardt

  • beeld van F.L. Bastet