Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983 (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (19.56 MB)

ebook (23.33 MB)

XML (2.87 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1983

(1983)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Op de korte baan
Henk Spaan, Laurie Langebach en J.H. Donner

Al dat zweet door Laurie Langenbach Uitgever: Bert Bakker 132 p., f19,50
Kermis op de Dam door Henk Spaan Uitgever: Veen 126 p., f19,50
Van Computers, Politiek, Amsterdam en een klein meisje door J.H. Donner Uitgever: Bert Bakker 119 p., f 19,50
Peter de Boer

Voor columnisten is 1974 een gedenkwaardig jaar: toen immers ontving de godfather van hun branche, Simon Carmiggelt, de P.C. Hooftprijs, en dat is nog altijd de hoogste onderscheiding die een letterkundige alhier ten deel kan vallen. Eindelijk gerechtigheid! Eindelijk werd officieel erkend wat iedereen allang wist, namelijk dat Carmiggelts werk een literair fenomeen is. En daarmee gaf men automatisch óók te kennen de column voortaan als ‘literaturfähig’, als een volwaardig literair genre te beschouwen.

 

Hoewel, wat dit laatste betreft blijft het voor de columnist behelpen. De samenstellers van de in 1979 verschenen literatuuratlas Ik probeer mijn pen laten hem slechts aarzelend tot de Parnassus toe. ‘Wanneer zo'n columnist door stijl en visie uitblinkt,’ aldus de ballotagecommissie, ‘lijkt het niet onbillijk hem of haar als een literair auteur aan te merken.’ Een wárm onthaal is dit niet. Wordt een dichter of romancier per definitie als een literator beschouwd, een columnist die zijn beste stukjes in een boek samenbrengt en het laat verschijnen bij een literaire uitgeverij stelt daarmee een literaire daad. De vraag die we ons moeten stellen is niet: Is wat hij schrijft literatuur? - maar: Is het goede of slechte literatuur?

Dat bundelen is overigens een riskante zaak. In een krant of weekblad springt een column er al gauw positief uit: de toon ervan is meestal lichter, de aandacht voor de human interest groter en de stijl - dank zij de minder stringente deadlines - verzorgder dan die van gewone, journalistieke bijdragen. In een bundel valt dit flatteuze contrast weg; bovendien treden, als men de stukken achter elkaar leest, de zwakke plekken nadrukkelijker naar voren dan bij een leesfrequentie van één column per week. Zo kan een columnist die in het wildpark van de journalistiek behoorlijk uit de voeten kan in de zelfgebouwde kooi van de literatuur opeens een brekebeen blijken.



illustratie
J.H. Donner


Laurie Langenbach is er zo een. Zij bundelde haar in NRC Handelsblad verschenen stukjes over coryfeeën in de sportwereld in Al dat zweet. Het zijn typische eendagsvliegen, wat de schrijfster zelf nog eens onderstreept door er consequent de dag- en jaartekening boven te zetten. Langenbach interesseert zich minder voor de sport dan voor de ‘ster’ (‘een man van de wereld, gewend aan jetvliegtuigen en dure hotels, aanbiddende vrouwen’), de ‘roem’ (‘je moet wel goed weten waar je heen gaat, als je je met de roem inlaat’) en haar eigen persoon (‘een dame’, ‘een goedopgevoede vrouw’ die er een ‘chique code’ op nahoudt).

‘Chic’ is, vermoed ik, deze opmerking over Mart Smeets: ‘soms kiest hij om onnaspeurlijke redenen een verkeerd overhemd.’ Ik zou hiervan tientallen voorbeelden kunnen geven, maar dat is slechts van hetzelfde meer. Wat hierover te zeggen? Met sportjournalistiek heeft het niets te maken, met literatuur evenmin. Ben ik dan blind voor haar humor en ironie? O nee, ik heb er zelfs zóveel oog voor dat ik na twee stukjes precies weet uit welk vaatje zij haar volgende mopje zal tappen. Het meest geestdodend is zij aan het slot van haar columns, wanneer zij juist extra geestig wil zijn. Daar moeten de uitroeptekens achter slotzinnetjes als: ‘Het talent moet aan de macht!’ of: ‘Olé, McEnroe!’ geheel op eigen kracht een extra lading geven aan pointes die inhoudelijk het tegendeel van puntig zijn. Langenbach weet een column niet goed af te ronden; daarom schrijft ze maar door.

Knaller

Henk Spaan, die tweeëntachtig zeer korte stukjes bundelde in Kermis op de Dam, behoeft geen introductie. Hij is ‘bekend van radio en televisie’, zo vermeldt de tekst op het achterplat trots, en dat wil hij weten ook: een bijna levensgrote portretfoto van de columnist siert voor- en achterplat van het boek. Die bekendheid juist maakt mij wat vooringenomen, ik geef het eerlijk toe. Spaans televisieprogramma Pisa schiet bij mij zijn doel - het opwekken van lachsalvo's - steevast voorbij. Spaan wil zo graag leuk zijn en hij is het maar zo zelden. Nu komt hij als humoristische columnist wel iets beter uit de verf dan als humoristische acteur. Toch staan er tegenover één geslaagde grap minstens twee van dit kaliber: ‘“Ik wil graag ein Doppelzimmer und zwei Einzelzimmer bespreken”, zei ik telefonisch. “Das ist unmöglich. Ich habe nur noch zwei Einzelzimmer und ein Doppelzimmer,” krijste zij van ver. Het duurde geruime tijd voor dit misverstand de wereld uit was.’ De Amsterdammer kent hier maar één woord voor: ongein.

De tekst op het achterplat maakt ook nog gewag van Spaans ‘papieren guerrilla’ tegen ‘wat in Nederland niet deugt’. Bij dergelijke woorden denk ik aan schrijvers als Brouwers en Hermans, of, om bij de columnisten te blijven, aan Blokker en Stoker. Maar Henk Spaan...? Goed, Spaan vindt dat K.L. Poll van NRC Handelsblad niet deugt, maar dan eindig je een stukje over de man toch niet met: ‘Oom Poll is weer terug uit Amerika, van je hiep hiep hiep hoera’? Wanneer Spaan zich heeft opgewonden over een bijdrage in de Volkskrant en Vrij Nederland dan voert hij zijn papieren guerrilla met een dermate roestig geweertje dat je de slotzin: ‘Verloren de Volkskrant en Vrij Nederland ook maar eens af en toe hun stem’ van de weeromstuit als een knaller gaat beschouwen. Het zijn speldeprikjes van crêpepapier, ze zouden een elfje nog onberoerd laten.

Toch kan een column wel degelijk in literair opzicht tot bevredigende resultaten leiden, zoals de schaker/publicist J.H. Donner in Van Computers, Politiek, Amsterdam en een klein meisje bewijst. Donner gebruikt wat meer ruimte dan Langenbach en Spaan; zijn columns zijn eigenlijk korte verhalen. Vaak schrijft hij, in een soms ietwat plechtstatige taal, over ‘zware’ onderwerpen als Jung, Heidegger en de christelijke ethiek, maar hij weet dit heel ongedwongen met allerlei

 

Vervolg op pagina 21


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Al dat zweet

  • over Van computers, politiek, Amsterdam en een klein meisje


auteurs

  • Peter de Boer

  • over Henk Spaan

  • beeld van J.H. Donner