Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984 (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.05 MB)

ebook (33.17 MB)

XML (3.53 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1984

(1984)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Schrijven? Ik heb er een hekel aan!
Het zestiende deel van Multatuli's Volledige Werken

Multatuli, Volledige Werken deel XVI Brieven en documenten uit de jaren 1873-1874 Uitgever: G.A. van Oorschot f60,-
Battus

Multatuli leeft! Na een eeuw wordt hij in nette kranten beschimpt, wordt hij door een collega-schrijver op de televisie verraden, wordt hij door een rooms blaadje misbruikt, en ontstaat er weer een ingewikkelde ‘kwestie’ rond hem. En dat allemaal in de week waarin zijn geboortedag, uit 1820, valt.

 

In NRC Handelsblad van 10 maart jongstleden schrijft F. Schröder in een Islam-nummer van het Zaterdagse Bijvoegsel een pagina vol over ‘Mohamed contra Max Havelaar’, dat eigenlijk gaat over een rivaliteit tussen Snouck Hurgronje en Multatuli.

Schröder schrijft daar tot mijn niet geringe (ontsteltenis? geamuseerdheid? Laat ik zeggen:) verbazing: ‘De vrijdenker Van Vloten had in een brochure met enig recht zijn (Multatuli's) persoonlijke leven op straat gegooid en de hoogmoedige ongelovige vergeleken met de dito gelovige Bilderdijk.’ En dat vlak nadat Anton Constandse een Brandende Kwestie had gewijd aan ‘Van Vloten, de vijand van Multatuli’. Die Van Vloten zal altijd berucht blijven dank zij Multatuli, dacht ik, maar voor Schröder is het dus: beroemd.

Ik had op die tiende maart tijdens een lezing bij de jaarvergadering van het Multatuli-Genootschap maar over Van Vloten gezwegen. Wel had ik een kleine filippika gewijd aan Jeroen Brouwers die de woensdag ervóór op de VPRO-televisie de moed had gehad om te zeggen dat niemand meer de Max Havelaar las. Daar zijn op dit moment vier of vijf edities van in de winkel. Een populaire serie als De Salamander brengt niet alleen de Havelaar maar ook de Millioenenstudiën. Er moeten, in meer dan een eeuw, meer dan een miljoen exemplaren van zijn verkocht. De Havelaar staat op de tophonderd uit de Wereldliteratuur die elf critici en schrijvers hebben opgesteld. Jeroen Brouwers, die in mythomane theatraliteit Multatuli vergeefs tracht te imiteren, bedoelt waarschijnlijk: Waarom pleegde Multatuli geen zelfmoord? Die vraag is inderdaad gerechtvaardigd, maar kan pas behandeld worden als zijn Volledige Werken het moment van zijn dood bereikt hebben.



illustratie
Grafische voorstelling van het tempo waarin de delen Brieven en Documenten verschijnen


Spion

Mijn scheldpartij tegen Brouwers wekte in het bedaagde Multatuli-Genootschap zo'n stormachtig applaus dat een spion van het paapse weekblad De Stank het knopje van zijn geluidvastlegger kon indrukken, en met zijn van mij gestolen eigendom de benen nam.

Of het legaal is om iemands toespraak voor een besloten gezelschap verfomfraaid af te drukken zonder om toestemming te vragen (en het papenblad wist dat ik die toestemming nooit zou geven) is één ding, maar zeker is het onfatsoenlijk.

 

Ik had dat verhaal beloofd aan het orgaan van het Multatuli-Genootschap, Over Multatuli, en nu zag ik het misbruikt in de guerrilla die dit het stankblad tegen mij voert. Multatuli leeft! Om precies te zijn: hij wordt deze maand vierenvijftig jaar. Vorig jaar werd hij tweeënvijftig. Toen verscheen namelijk deel XV, dat het jaar 1872 en de helft van '73 bestreek. Nu verschijnt bij de onvermoeibare Van Oorschot deel XVI dat de rest van 1873 en de eerste negen maanden van '74 bestrijkt. In de grafiek heb ik aangegeven in welk tempo de serie Brieven en Documenten verschijnt. U ziet dat na een zeer trage start de snelheid nu hoger ligt dan één jaar per jaar. Als deze versnelling wordt volgehouden, zullen we in 1987 aan het sterfjaar 1887 toe zijn.



illustratie
Dekkers woonhuis te Wiesbaden




illustratie
Sikko Ernest Willem Roorda van Eijsinga


Ik moet toegeven dat ik meer tijd besteed aan het ademloos lezen van de delen Brieven en Documenten, dan aan de zeven delen met Multatuli's eigenlijke werk.

Er is geen persoon in de Nederlandse literatuur waarover zoveel legendes, kwesties, misverstanden, onzinnigheden bestaan als over Eduard Douwes Dekker. En dank zij F. Schröder, Jeroen Brouwers, en De Stank houdt het niet op.

Tussen de editeur van de Volledige Werken, professor Garmt Stuive-

[pagina 9]
[p. 9]

ling, en mij is een dialoog aan het groeien. In de bespreking van deel XV schreef ik in de NRC van 15 juli:



illustratie
Mina Kruseman


Op 20 maart 1873 schreef A.C. Wertheim, Amsterdams bankier en voorzitter van het Multatuli-comité, een brief aan Douwes Dekker. Althans, we bezitten een handgeschreven eerste deel van een brief met die datum erboven. In dat handgeschreven eerste stuk staat niets bijzonders. Het tweede deel van deze brief is, aldus Stuiveling, ‘alleen bekend dank zij een getypt afschrift, mij van collegiale zijde ter beschikking gesteld’.

Wat nu? Wie is die collega die zomaar een getypt afschrift van een brief uit 1873 heeft? Professor Wertheim? Waarom mogen wij niet weten wie dat afschrift bezat, wie het maakte, waar het origineel is gebleven? Het is weer een van de rarigheden die de Multatulistudie tot zo'n kneuterige aangelegenheid maken, en waaraan de definitieve editie van de Volledige Werken nu juist een eind had behoren te maken.

Op de allereerste bladzij van het nu verschijnende deel XVI geeft Stuiveling mij antwoord:

Kort na het verschijnen van deel XV werd mij meegedeeld, dat de tweede helft van de brief van A.C. Wertheim aan Multatuli, d.d. 20 maart 1873, waarvan mij enkel een getypte kopie ter beschikking had gestaan, wel degelijk als autograaf bewaard was gebleven. Deze was in het bezit van Dr. A.S. Rijxman, die bij het bewerken van zijn dissertatie over A.C. Wertheim (1961) dit stukje handschrift had gekregen terwille van een grafologische analyse. Daarbij werd meegedeeld dat het een brief betrof van 21 maart 1871. (...) Toen ik van een van mijn vroegere amsterdamse collega's, die bij de totstandkoming van het genoemde proefschrift betrokken was geweest, het getypte afschrift kreeg, werd mij duidelijk dat het jaartal 1871 onmogelijk juist kon zijn (...) Bij navraag in het Gemeente-archief te Amsterdam waar het Wertheim-archief thans berust, kwam het eerste gedeelte van de bewuste brief als autograaf voor den dag. Deze autograaf, waarvan Dr. Rijxman dacht dat ze verloren was gegaan, geeft de juiste datering: 20 maart 1873. (...) Omdat niemand wist waar de autograaf van het tweede gedeelte kon zijn, heb ik de brief gepubliceerd half volgens het handschrift in het Gemeente-archief, half volgens de mij ter hand gestelde getypte kopie. Vergelijking met de thans beschikbare autograaf (...) heeft mij ervan overtuigd dat de getypte kopie betrouwbaar was; ik heb daaraan overigens nooit getwijfeld. (...)



illustratie
Mr. Carel Vosmaer


Professoren

Hiermee heldert Stuiveling weinig op. Ik haal Rijxmans dissertatie over A.C. Wertheim. De halve brief is niet bij de grafologie gebruikt maar wel degelijk in het verhaal aangaande Multatuli. Uit de dissertatie blijkt dat er maar één Amsterdams hoogleraar bij betrokken was: Presser. En ik dacht nog wel dat Presser en Stuiveling vijanden waren! Ik heb doctor Rijxman opgebeld. Mijn slag in de lucht bleek raak te zijn: het was professor Wertheim die aan professor Stuiveling de kopie gaf (in zo'n kwestie moeten veel ‘professoren’ voorkomen). Waarom zegt Stuif dat niet? Waar bleef die briefhelft vijfentwintig jaar? Is de datering juist? Op welke brief van Multatuli antwoordt Wertheim? Kennelijk had Dekker aan Wertheim hulp aangeboden (de armoedzaaier die de miljonair hulp aanbiedt - maar dit kan bij Dekker heel goed). Inderdaad schrijft de uitgever Funke aan Multatuli over geruchten dat Wertheim voor een faillisement staat. Hoe wist Stuiveling dat de kopie goed was overgetikt? Waarom vroeg hij het origineel niet? Hoe weet Stuiveling dat de brief van Multatuli nooit gevonden zal worden?

Het is een minuscuul detail. Maar het ergert mij dat door Stuivelings geheimzinnigheid die zaak pas na een jaar vertraging, en na vragen van mij, gedeeltelijk wordt opgehelderd.

 

Moet ik niet eens beginnen met het recenseren van het nu verschenen XVIde deel? Ach, wat moet ik recenseren? Je zou natuurlijk aangaande de jaren 1873/1874 moeten schrijven over zijn vriendschappen met Vosmaer en Roorda en Mina Kruseman en over zijn correspondentieschaak. Maar dat is door Bastet en Vervoort en De Waal en Prins al uitstekend gedaan in hun ‘Mr. Carel Vosmaer’ (1967), ‘Sicco Roorda van Eysinga. Zijn eigen vijand’ (1979), ‘Mina Kruseman. Portret van een militante feministe en pacifiste’ (1978) en ‘Multatuli en het spel van koningen’ (1970).

In elk deel zit minstens één komisch hoogtepunt, één volstrekt raadsel, een drama en een climax. Het humoristisch hoogtepunt in dit deel XVI is het plan dat Multatuli aan alle toen bestaande regeringen toestuurt om voortaan de spoorkaartjes te gebruiken om er reclame op te maken. Van Groot-Brittannië krijgt hij een kort beleefd briefje van A.O.J. Liddell, namens Lord Crowe. Multatuli vertelt daarna dat Lord Crowe hem een handige tip heeft gegeven. De staat Saksen-Weimar schrijft dat ze geen spoorwegen hebben. Funke schrijft dat hij er niets in ziet, en Dekker wordt niet eens kwaad op hem.

Het volstrekte raadsel in dit deel XVI is de logeerpartij van broer en zus Op den Coul. Broer sterft in Multatuli's tijdelijk huurhuis in Wiesbaden. Voor de zuster koestert Multatuli een verliefdheid, waarover hij als volgt aan zijn vriend Vosmaer schrijft: ‘ze maakt aanspraak op meer hartelykheid dan ik op-den-duur geven kan. Misschien ook heeft ze daarop aanspraak, want ik heb me wat al te vriendelyk getoond - en ik meende het! - vóór haar komst. Nu heeft ze haar heele toekomst op my gezet, en... ik zit er me bezet! Als ze hier blyft - by ons wonende of niet! - agiteert my 't idee dat ik haar verwaarloos, even erg als 't niet-verwaarlozen my zou uitputten. En ik kan niets missen voor m'n werk. Elke afleiding van dien aard komt me zeer spoedig op broodsgebrek te staan.

Toch is zy te goed en te lief om haar te bruskeren. Ik kan het niet. Dit alles bezwaarde my gister op en na de wandeling. Och, die zaak is zo moeielyk. Toen haar zieke broêr nog leefde was haar hier-zyn gemotiveerd. Maar nu?



illustratie
charlotte mutsaers


Denk van deze verhouding geen ordinair kwaad. Och neen! Eigenlyk zou dát minder beduiden, ik al-

[pagina 10]
[p. 10]

thans zou daarvan geen hoofdzaak maken, maar dat terugstooten van haar aanhankelykheid. Telkens ben ik brusk en lastig om niet hartelyker te wezen dan eigenlyk goed is, en daaruit volgt dus weer een hartelykheid die grooter is dan noodig wezen zou als ik geen onvriendelykheid had te boeten gehad. 'n Vervloekte historie! (...) Nooit had 'n “Verleider” - 'n mal woord, en meestal 'n leugen -, zoo'n last van z'n verleidsel, als ik van m'n nietverleiden. Dat's meer gebeurd!’

Het drama en de climax van dit deel XVI is het overlijden op 13 september 1874 van zijn in Venetië wonende vrouw Tine.

't ruischen

We kunnen nagaan wat Multatuli elke dag schrijft, en volgens Mimi, die in Wiesbaden zijn leven deelt, is in de Ideeën van die dagen het bericht van Tines dood terug te vinden. Maar Stuiveling laat zien dat dit niet klopt. Multatuli maakt zich druk in talloze brieven aan vrienden. Voor ons komisch is dat hij tegen Funke klaagt over Vosmaer, tegen Vosmaer over Roorda (en Roorda door Vosmaer laat uitschelden) en tegen Roorda over Funke.

 

Gelukkig is meer dan veertig procent van dit XVIde deel van Multatuli's eigen hand. Wat schrijft die man toch goed! Op 7 oktober 1873 schrijft Mimi aan Funke als volgt over Dekkers gevoeligheid voor geluiden: ‘Hij ziet dit zelf zeer goed in, en zeide onlangs: “als we een huisje konden laten bouwen in 't bosch, geheel afgezonderd, dan zou misschien het ruischen van de bladen mij tenslotte in die algemene stilte nog hinderlijker worden, dan hier thans de rijtuigen zijn”.’

Wat Dekker precies tegen Mimi zei zullen wij nooit te weten komen. Maar hij had het op 6 oktober zó aan Funke geschreven: ‘Ik vrees dat ik last hebben zou van 't ruischen der boomen als ik in in 't bosch woonde.’

 

Hoe vergaat het Multatuli in Wiesbaden? Brieven geven daar natuurlijk nooit de juiste informatie over. In ieder geval schrijft hij op 11 juli '73 aan Roorda: ‘Ik voel me vlug, werk goed en ben opgeruimd.’ Op 4 november aan dezelfde: ‘Ik werk slecht! Elke letter die ik schryf, valt me moeielyk. Ik ben geen schryver! Ik heb 'r 'n hekel aan! Dat vervloekt geredeneer!’

Het geldgebrek moet niet overdreven worden. De hele negentiende eeuw is een schraperige eeuw. Daarvoor waren ze nog armer, maar toen kon je alleen schulden maken als je van adel was, en bleef iedereen op zijn plaats. Lees de brieven van Thorbecke: zelfs je rechtmatig toekomend loon moest je altijd bij elkaar bedelen. Je viel toen letterlijk dood op een dubbeltje. Maar bij Multatuli is dat dubbeltje wel honderd gulden. Mina en de tante van Jacques Perk komen voor het eerst in Wiesbaden op bezoek. Een scène die geen biograaf kan overslaan. Maar al wat we hebben is Mina's verslag. Mimi wordt weggehouden. Mina schrijft later dat ze wel had gezien dat er een vrouw in huis was. Dekker gaat een avond met ze uit. Zijn uitgever hoort dit en stuurt hem f 100 extra. Waar moet je dat mee vermenigvuldigen? Zeg een factor 20, tussen 1873 en 1984. Kent u een Nederlandse uitgever die zijn auteur in Parijs tweeduizend gulden stuurt als hij hoort dat de man met Linda van Dyck en de tante van Jan Blokker jr. op stap is geweest?

Voor 1987 is ons een teksteditie van de Havelaar beloofd, en de Multatuli-encyclopedie van K. ter Laan. Is het te veel gevraagd om daar nog drie dingen bij te krijgen? Een bibliografie als vervolg op die van De Mare uit 1948 (toen al tweeduizend nummers)? Een biografie, al was het maar een tweede helft bij Paul van 't Veers Het leven van Multatuli? En nog een derde ding:

Kees Fens heeft in zijn recensie van deel XV gevraagd om een nieuwe editie waarin werk en brieven en documenten door elkaar heen strikt chronologisch geordend zijn. Dat was trouwens het plan waar Edgar du Perron in 1939 mee bij Garmt Stuiveling kwam. Voor die editie is de thans verschijnende nuttig voorwerk. Als die editie in 1987 begint, kan hij in het jaar 2000 voltooid zijn. Ook dan zal Multatuli gelezen, vereerd, en bestreden worden. Die man is niet kapot te krijgen. ■



illustratie
charlotte mutsaers



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Volledige werken (25 delen)


auteurs

  • Hugo Brandt Corstius

  • over S.E.W. Roorda van Eysinga

  • over Carel Vosmaer

  • over Mina Kruseman

  • beeld van S.E.W. Roorda van Eysinga

  • beeld van Mina Kruseman

  • beeld van Carel Vosmaer


illustratoren

  • Charlotte Mutsaers