Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985 (1985)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (41.90 MB)

ebook (47.89 MB)

XML (7.67 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1985

(1985)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]


illustratie

Brieven

De Goelag en de intellectuelen

Volgens Willem Weststeijn, (Boekenbijlage, 15-8-'85) in zijn recensie van de ‘biografie van meer dan duizend pagina's’ over Solzjenitsyn, de devote adept van het theocratische tsaristische ancien régime, heeft Goelag Archipel de ogen van ook (sic) de westerse linkse intellectuelen geopend inzake de mythe van de Sovjet-Unie. Beter laat dan nooit, zal men zeggen, Iedereen houdt er nu eenmaal zijn eigen Kronstadt op na, en in dit geval is dat blijkbaar de Goelag. Wellicht hebben voomoemde intellectuelen het nieuws van de brand van Moskou ook pas vernomen door het lezen van Oorlog en Vrede.

Amsterdam

ARTHUR LEHNING

Luft of Lust?

Karel van het Reve (Boekenbijlage, 31-8-'85) besprak Het Matrassengraf, Heines sterfbed 1848-1856 door Martin van Amerongen. Naar aanleiding van zijn vraag (van Van het Reve) in de laatste alinea (Wintermarchen: Luft of Lust) kan ik hem meedelen dat het inderdaad moet zijn Schönheit und Lust. Ik refereer naar Heinrich Heine, Werke in vier Banden, vierter Band, Die Bibliothek Deutscher Klassiker, Band 39, 1982, blz. 96, regel 43. 's-Hertogenbosch

H.A. ARDESCH

Het werk van de Vos

Na mijn vakantie ontving ik de recensie van de hand van Benjo Maso van mijn boek Het werk van de vos, samenleving en criminaliteit in de late middeleeuwen (Boekenbijlage, 3-8-'85). Dit vlot geschreven stuk bevat voor een gedeelte gefundeerde kritiek maar berust daarnaast ook op een misvatting.

De recensent deelt mee dat het boek gewild populair is; dat is een terechte constatering in zoverre dat ik met opzet voor een wat breder publiek heb geschreven. Dat heb ik overigens in de inleiding zelf aangegeven. Het is echter overbodig om dat aan te tonen met uit hun verband gerukte citaten.

Onterecht is het verwijt dat in het boek niet de door Maso gewenste sociologische vragen worden beantwoord. Het is een naïef idee dat men sociaal-historisch onderzoek kan doen door de methoden van de hedendaagse sociologie klakkeloos toe te passen op de middeleeuwen. Het bronnenmateriaal is voor Nederland veel beperkter dan de recensent aanneemt, kennelijk op grond van een boek als Montaillou. Als hij speculeert over ‘woorden van de getuigen en de beklaagden die in de gerechtsprotocollen van die tijd zijn vastgelegd’, dan weet hij kennelijk niet dat die woorden maar in één of twee Noordnederlandse bronnen voorkomen, en dan nog ingekort.

Het is verder helemaal niet de opzet van De Vos om ‘allerlei bijzonderheden over het dagelijks leven’ weer te geven, zoals Maso wenst, maar om ‘enkele verbanden tussen samenleving en criminaliteit’ te leggen. En waarom wil hij dat ik de vonnissen letterlijk weergeef? Ze zijn grotendeels al elders gepubliceerd in vele tientallen delen, zoals een mediaevist zou weten.

Maso weet vast veel over sociologie.

Bunnik,

DR. D.A. BERENTS

Berichten uit de junkwereld?

In haar bespreking van Uit het achterland Boekenbijlage 10-8-'85) maakt Diny Schouten al direct in de ondertitel (‘Manifest van René Stoute’) en in de inleidende alinea opvallend veel werk van de vorm van Stoutes derde prozaboek. (In de inleiding vraagt ze zich af, of ze nu eigenlijk echt het juiste genre bij de kop heeft: ‘De uitgever noemt het boek “een mengeling van roman, herinneringen en essay”. De vele uitroepen, kapitaal gezet, geven daarenboven het idee van nog een ander genre: een manifest?’ Maar in de loop van de recensie verdwijnt haar twijfel en beveelt ze Uit het achterland in de aandacht van de lezer aan als een politiek praatje, waarvan ‘gratis heroïneverstrekking’ het hoofdonderwerp zou zijn.)

Met dat al schetst Schouten een bekend tafereel: de schrijver die probeert om de grenzen uit te rekken van wat volgens de Cultureel-Gezag-dragende nog Literatuur mag heten, vindt de criticus (m/v) tegenover zich die, om zichzelf daar greep op te geven, zijn boek juist binnen die grenzen wil halen: alleen daar immers is het gangbare begrippenapparaat van toepassing dat de criticus voor het duiden van literatuur ten dienste staat.

Wat René Stoute in zijn laatste boek aan ‘ideeën’ te melden heeft, past - in ieder geval voor een deel - niet binnen het literair-kritisch vocabulaire van Diny Schouten: daar plakt zij dan een etiket uit een andere branche op (‘manifest’), en houdt daarmee de rest van het boek ook maar meteen voor gezien. Naar een roman die voor een deel het karakter van een ‘manifest’ heeft, kan deze critica - zo lijkt het - niet kijken op de enige manier die bij het lezen van literatuur (want dat is het natuurlijk toch!) aan de orde is: ervan uitgaande dat een literaire tekst niet alleen op het eerste gezicht ergens over gaat, maar ook (of - mooier nog - eigenlijk) over iets anders.

Wat zo'n benadering kan opleveren was op 19 juli te lezen in de Volkskrant, waar Aad Nuis zijn visie op Uit het achterland gaf. Nuis gunt blijkens zijn recensie René Stoute zoveel speelruimte, dat hij daardoor zijn eigen blik (en die van de lezer) verruimt: de berichten uit de ‘junkwereld’ (wat een woord, overigens) bereiken hem natuurlijk ook, maar daarbij heeft hij oog voor andere signalen die de schrijver uitzond vanuit weer heel andere werelden (onder meer die waarin hij na het verlaten van de ‘junkwereld’ kennelijk terechtgekomen is). Daardoor wordt hij niet alleen de politieke boodschap van het boek gewaar, maar komt hij ook ‘Stoutes meest wezenlijke thema’ op het spoor: ‘het verraad’, ‘ontrouw aan voormalige lotgenoten, en het schrijven als een manier om iets aan hen goed te maken’.

Waar Aad Nuis zodoende de literatuur breed maakt, daar lijkt Diny Schouten er veeleer op uit om haar een kopje kleiner te maken. Door de schrijver van Uit het achterland vast te pinnen op het manifestgedeelte, sluit ze voor zichzelf (en voor de potentiële lezer) de weg af naar een mogelijk in het boek aanwezig literair thema. Ze verliest zich in wat zij voor de ‘boodschap’ van het boek aanziet, ze verdwaalt in wat ze de ‘junkwereld’ noemt, en blijft tenslotte steken in wat daarover op het niveau van de anecdote verhaald wordt. Door zichzelf een (door haar eigen begrippenapparaat) beperkte kijk op dit boek toe te staan, geeft ze de lezer een al even beperkt inzicht in wat René Stoute met Uit het achterland nu ‘eigenlijk’ heeft willen zeggen.

En daarmee heeft ze de romanschrijver, die René Stoute uiteindelijk is, onvoldoende recht gedaan.

Arnhem,

ARES KOOPMAN

Franse Yuppies

In de rubriek ‘En verder’ (Boekenbijlage, 31-8-'85) lees ik ter gelegenheid van een bespreking van The Official British Yuppie Handbook: ‘de Franse variant van de Yuppie is de BCBG (Bon chic bon genre), maar daar is nog geen handboek voor’, en dat moet ik tegenspreken. Ook de Franse uitgevers weten geld te slaan uit de nieuwste trend! Er verscheen reeds op 24 mei van dit jaar, bij de Editions Hermé, 3, rue du Regard, Paris 06 een boek van Thierry Mantoux, getiteld BCBG, met als ondertitel: ‘Le guide du Bon Chic Bon Genre’, 252 blz. 130 illustraties, gebonden 78 Frs. Dit boek over de zeden en gewoonten van een ras in volle expansie geeft alle uitleg over het gedrag, de verhoudingen, de vakantieoorden, de kledij en de eetgewoonten van een groep die in Parijs althans een andere benaming heeft gekregen, want BCBG is al weer uit de mode en is vervangen door de NAP, letterwoord voor de drie wijken van Parijs waar een BCBG hoort te leven, namelijk Neuilly, Auteuil, Passy.

Antwerpen,

ANGÈLE MANTEAU

Oek de Jong

Nu Ten Braven weer (Boekenbijlage, 24-8-'85). Wanneer houdt het eens op. Cirkel in het gras is niet alleen geen bijzonder boek dat al de aandacht en lovende kritieken niet waard is, het is zelfs een slecht boek. Hoewel ik tamelijk bevooroordeeld aan het boek begon (Jaap Goedege-buure: ‘een gebeurtenis van de eerste orde’, HP 1-6; Aad Nuis: ‘een vreemd, glanzend en vreugdewekkend ei in ons literair rivierenland’, de Volkskrant, 31-5; ‘rijk aan gebeurtenissen, is afwisselend, heeft diepgang, is ontroerend, exploreert gevoelens’, Carel Peeters, VN, Boekenbijlage, 1-6), raakte ik al snel geïrriteerd door de slordigheid van schrijven, de merkwaardige beelden en vooral de fouten, zowel in de stijl als inhoudeüjk. Een boek dat algemeen lovend besproken is, wordt natuurlijk niet door iedere lezer evenzeer gewaardeerd, maar kwaliteit dringt dan toch door het smaakverschil heen. Mijn bezwaar tegen Cirkel in het gras is dan ook niet dat wat mij betreft de Nederlandse literatuur onderhand genoeg loodzware romans zonder enige relativering of humor kent, maar dat het boek zo goed besproken werd en wordt, terwijl het geen goed boek is.

Toen ik Cirkel in het gras uit had, herlas ik de kritieken op zoek naar de reden van hun eensgezindheid. Al snel vallen dan punten van kritiek op die alleen veel te weinig gewicht krijgen in de uiteindelijke afweging. Aad Nuis heeft het over ‘(...) iets raadselachtigs dat nergens verklaard wordt’. Carel Peeters over ‘metafysica (...), die ernstig naar zweverigheid neigt’. Doeschka Meijsing vraagt in haar interview met Oek de Jong (VN, Boekenbijlage, 8-6) waarom de liefde tussen Hanna en Andrea stukloopt, aangezien zij als lezer geen enkel houvast heeft. Dat die vraag gesteld moet worden is uiterst merkwaardig. Oek de Jong zegt in hetzelfde interview dat liefde het hoofdonderwerp is. Ten Braven noemt het hoofdthema van Cirkel in het gras dan ook ‘de onderlinge onbereikbaarheid van twee moderne intellectuelen’. Een boek dat als belangrijkste thema heeft een onmogelijke liefde terwijl na lezing het volkomen onduidelijk is waarom die liefde onmogelijk is!

In het begin sprak ik over fouten, zowel inhoudelijk als stylistisch. Van beide categorieën enkele voorbeelden: Jaap Goedegebuure sprak terecht over een ideeënroman. Een fout die in ideeënromans vaker gemaakt wordt is dat de ideeën zó gaan overheersen dat gebeurtenissen nog slechts symbolische waarde hebben, terwijl zij op het eerste niveau, als werkelijke gebeurtenis ongeloofwaardig zijn. De verdrinkingsdood van Zuccarelli is hier een voorbeeld van: waarom hij zo moest sterven is duidelijk (Jaap Goedegebuure: ‘Zuccarelli's laatste daad (...) het optreden van de gedesillusioneerde vorst.’), maar als ‘echte’ gebeurtenis is zijn manier van sterven ongeloofwaardig om niet te zeggen onmogelijk. Evenzo is Leda's ontmoeting met Jan Zocher volkomen onaannemelijk. Merkwaardig is dat zowel Aad Nuis als Carel Peeters in hun bespreking The Unbearable Lighlness Of Being aanhalen om aan te geven hoe goed De Jongs boek is, terwijl Kundera's boek, ook een ideeënroman, al deze fouten niet heeft, maar integendeel op alle niveaus een voortreffelijk boek is.

Een aantal merkwaardige fouten doen zich voor in de beschrijvingen van Joe Kurhajec. Op blz. 28 wordt zijn linkerarm aldus beschreven: ‘Het was een jongensarm gebleven met een naar binnen gedraaid en hulpeloos ogend handje.’ Maar Oek de Jong vergeet die mismaaktheid regelmatig: ‘Ze schrok toen Kurhajec zijn zware onderarmen op tafel legde.’ (blz. 39) Zware onderarmen? Maar veel erger is de lange passage op blz. 249 waar Joe Kurhajec zijn handen bekijkt na het voltooien van een beeldhouwwerk. ‘Voor het eerst in zijn leven keek Kurhajec aandachtig naar zijn vlezige handen. Dat zijn nu je handen, zei hij tegen zichzelf. Zou je ze herkennen als je ze op straat zag liggen?’ Een halve bladzijde lang wordt De Jong ongewild komisch omdat hij vergeet dat Kurhajec zijn handen ongetwijfeld uit duizenden zou herkennen aangezien zijn schepper hem een handicap had toebedacht.

En dan die stijl. Het staat vol met irritante herhalingen en vergissingen. Over een omhelzing: ‘Hij (omhelzing hij?) sloot als een bus.’ (blz. 106). Er is al eerder geschreven over ‘haastte zich langzaam’ (blz. 41). (Aad Nuis: ‘Hij gebruikt nooit clichés, ook niet bij wijze van typering of grapjes).’ Een lang gesprek over verlossing eindigt: (...) ‘en het was een ware verlossing toe te kunnen geven.’ Maar hier verlossing in een heel andere betekenis; Oek de Jong was het gesprek van de bladzijde ervoor al weer vergeten.

Hanna betast Kurhajecs ring aan zijn linkerhand (ook hier is De Jong weer vergeten dat die hand misvormd is) en tracht die over zijn vingerkootje te schuiven ‘hoezeer ze zich ook schaamde voor die onbeleefdheid’ (blz. 245). In dezelfde scène op blz. 250 trekt zij Kurhajecs overhemd uit zijn broek en dan worden Hanna's gevoelens aldus beschreven: (...) ‘hoezeer ze zich ook schaamde voor deze onbeleefdheid.’ Op blz. 260 begint een hoofdstuk met: ‘Alles wees er eigenlijk op (...)’. Drie zinnen later: ‘Alles wees erop (...)’. Zo zit het boek vol fouten en slordigheden.

Oek de Jong bekent in het eerder genoemde interview met Doeschka Meijsing juist zijn bewondering voor beheersing. Overigens geeft De Jong in dat interview al aan dat beheersing juist niet zijn sterkste kant is: ‘Ik heb niet het vooropgezette idee gehad dat deze liefde moest mislukken. Dit boek was voor mij een ontdekkingsreis.’ En even verderop: ‘Het heeft me verrast dat ik over politiek ben gaan schrijven.’ De schrijver schrijft maar en ziet wel waar hij uitkomt. Dit zijn geen uitspraken van een schrijver die volledige controle heeft over zijn werk. En dat is aan Cirkel in het gras te merken.

Ouderkerk a/d Amstel

PIETER VEENBOER


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Arthur Lehning

  • Dick Berents

  • Ares Koopman

  • Angèle Manteau

  • Pieter Veenboer

  • H.A. Ardesch