Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (58.14 MB)

ebook (47.93 MB)

XML (7.91 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1986

(1986)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Dat zoeken we even op
Twee naslagwerken over Nederlandse letterkunde

Winkler prins lexicon van de nederlandse letterkunde Uitgever: Elsevier, 477 p., f99,50
De nederlandse en vlaamse auteurs. Van middeleeuwen tot heden met inbegrip van de Friese auteurs Onder hoofdredactie van G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse Uitgever: De Haan, 670 p., f39,50

Ton Anbeek

Bijna tegelijkertijd verschenen er twee naslagwerken over Nederlandse literatuur, die bovendien op een vergelijkbare manier ontstaan zijn. Uitgeverij De Haan liet de lemmata over Nederlandse schrijvers en anonieme werken (als Beatrijs, de Reinaert en andere middeleeuwse teksten waarvan de auteur onbekend is) uit de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur halen en vulde dit aanbod aan met recent materiaal. Hetzelfde gebeurde met de Winkler Prins: ook hier werden de Nederlandse auteurs uit hun alfabetische context gehaald. Zodat Kloos niet meer tussen ‘kloon’ en ‘klooster’ staat maar door zijn kunstbroeders Klinkhamer en Kneppelhout wordt omringd.

De redenering van uitgeverij Elsevier is begrijpelijk: wie in literatuur is geïnteresseerd, hoeft nu niet de hele kosmos aan feiten en gegevens die een encyclopedie bevat, in huis te halen. Het plukken van de Nederlanders en Vlamingen uit de Moderne Encyclopedie van de wereldliteratuur is opvallender. Het betekent dat veel mensen mogelijk minder belangstelling hebben voor al die buitenlandse grootheden en liever daarvoor in de plaats die ene pil met alle Nederlanders en Vlamingen onder handbereik houden. Waarschijnlijk zien de beide uitgevers het goed: de verkoop van vertaalde romans neemt af ten gunste van de literatuur van eigen bodem, die floreert als nooit tevoren (in ieder geval in kwantitatief opzicht). Niet alle uitgevers zijn overigens zo gelukkig met deze ontwikkeling waarbij de literatuur in de landstaal een steeds groter marktaandeel weet te veroveren.

Welk boek is nu het beste: het lexicon dat De Haan uitbracht of dat van Elsevier? Op die hamvraag is geen definitief antwoord te geven omdat aan beide boeken een zwerm deskundigen heeft meegewerkt. En dus verschilt de kwaliteit per lemma. Zo bevalt het stuk over Hermans in De Haan mij beter dan dat in Elsevier - het is dan ook geschreven door Hermanskenner bij uitstek, Frans Janssen (de bijdragen in Elsevier zijn helaas niet ondertekend). Bij de beide stukken over Vestdijk is het andersom: achter de anonieme auteur van het heldere Elsevierstuk vermoed ik Rudi van der Paardt, of anders iemand die schaamteloos diens heldere artikel in het Kritisch Lexicon van de Nederlandstalige literatuur na 1945 heeft overgepend. Zo verschilt de kwaliteit per behandelde auteur; geen van beide naslagwerken wint het op alle fronten.

Toch is er wel iets in het algemeen op te merken. In de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, de bron voor De Haan, werden niet alleen de auteurs behandeld, maar ook enkele boeken van zo'n schrijver (ten minste als hij of zij belangrijk genoeg was) wat uitvoeriger besproken. Zo'n aanpak is ook in buitenlandse werken niet ongebruikelijk; The Oxford Companion to English Literature gaat zelfs nog iets verder: daar krijgen belangrijke romans en toneelstukken hun eigen trefwoord. Die oorspronkelijke opzet is in De Haan bewust zoveel mogelijk weggewerkt, maar toch is hier en daar nog wel iets zichtbaar van het oude stramien. Gelukkig maar. Want zo'n bespreking van één literair werk (met korte inhoud) is onontbeerlijk voor iedereen die mee wil praten over boeken die hij/zij nooit gelezen heeft. Bovendien verlevendigt zo'n uiteenzetting vaak de tekst van een lemma, dat anders wel erg globaal wordt. Bij Elsevier koos men bewust voor meer algemene typeringen van het hele werk van een auteur. Daardoor struikelt de gebruiker over zinnen als: ‘Hoofdproblematiek is de houding die de mens kan aannemen tegenover leven en dood, tegenover de chaos van het bestaan in de wereld en in de tijd.’ Deze wijsheid staat te lezen in het stuk over Nooteboom, maar had heel goed in nogal wat lemma's over moderne auteurs herhaald kunnen worden, want de typering is even juist als nietszeggend.



illustratie
Opvallend bij beide lexica is de geringe ruimte voor Nijhoff, terwijl over de interpretatie van de gedichten van die auteur voortdurend in de vakpers gepubliceerd wordt.


Door de aanpak van De Haan zijn de stukken in dat lexicon over het algemeen iets langer dan in Elsevier. Daar staat tegenover dat Elsevier méér auteurs bevat. Zo ontbreken bijvoorbeeld in De Haan de onsterfelijke schrijvers Fons van de Maele, Aloïs de Maeyer en Pieter Magerman en o schande, ook de zoon van de laatste, Adriaan Magerman, komt niet voor in De Haan terwijl die toch elegisch-muzikale verzen geschreven heeft die ‘het vluchtige van het bestaan en de onvervuldheid van het aardse leven in een vloeiend en innerlijk bewogen ritme’ suggereren. Toegegeven, u en ik hebben het bestaan van deze literatoren nooit vermoed, maar als we ooit de naam Magerman tegenkomen kunnen we die nu ten minste opzoeken in Elsevier. De algemene conclusie kan zijn: wie De Haan aanschaft krijgt meer over minder auteurs.

Up to date

Er is ook een verschil in voorkeur in beide boeken achterhaalbaar. Dat wordt vooral duidelijk als je nagaat welke schrijvers of anonieme werken de meeste aandacht krijgen (zie tabel). De belangrijkste Nederlandse literator voor zowel Elsevier als De Haan is Vondel, maar bij De Haan zijn voor leven en werken van deze auteur maar liefst zeven bladzijden gereserveerd. Een kampioenschap waar je lang over na zou kunnen denken. Vondel figureert hier als de Nederlandse Shakespeare. Maar in tegenstelling tot genoemde Engelse auteur kenmerkt de Amsterdamse toneelschrijver zich vooral door een oeuvre dat zelden op de planken komt - er zijn zelfs ketters die beweren dat bijna alles van deze schrijver onspeelbaar is. Waaraan dankt Vondel toch zijn koningschap? Is het omdat katholieke en protestantse geleerden ieder hun eigen Vondel mochten cultiveren? Gaat het hier om de sintel van het enthousiasme dat tot aan het begin van deze eeuw nog gloeide? Hoe hoog men ook over de kousenhandelaar uit de Warmoesstraat mag denken, het is toch merkwaardig dat hij meer ruimte krijgt dan Hooft en Huygens bij elkaar.

Het verschil in gerichtheid tussen de twee lexica blijkt ook hieruit dat nummer twee bij De Haan Hugo de Groot is. Dat is op zichzelf al een aanvechtbare keus, omdat het voornaamste werk van deze geleerde in het Latijn is geschreven; consequente doorvoering van het principe had moeten leiden tot het opnemen van andere Nederlanders die in een andere taal schreven, zoals Erasmus, Spinoza en Xaviera Hollander. Verder geeft Elsevier relatief meer aandacht aan moderne auteurs. H.C. ten Berge krijgt in Elsevier bij voorbeeld evenveel tekst als Nicolaas Beets; aan Remco Campert worden meer woorden gewijd dan aan Van Deyssel, Kloos of Gorter; Walter van den Broeck krijgt een bijna even grote plaats als Bordewijk; Gerrit Krol heeft vrijwel even veel ruimte als Marsman, enz. Om nog één voorbeeld te geven: het stuk over Bernlef is in Elsevier even groot als dat over Roland Holst.

In al deze gevallen is De Haan conservatiever, meer in overeenstemming met het traditionele oordeel, dat zich tegenover de meest recente successen afwachtender opstelt. Wie het vooral om de jongste auteurs te doen is, heeft meer aan Elsevier. Aan de andere kant zal dat naslagwerk ook sneller verouderen, omdat het zo'n zware nadruk legt op de helden van de eigen tijd. Maar misschien is dat wat de uitgever het liefste wil: een naslagwerk dat over tien jaar door de tijd is ingehaald?

Ten slotte: ieder mens heeft genoeg slechtheid in zich om te hopen op althans één kapitale flater in encyclopedische werken als deze. Toch zijn zulke vergissingen niet makkelijk te vinden. Data kloppen meestal, omdat het Letterkundig Museum of zijn Vlaams pendant daarvoor veelal de betrouwbare bron vormen. Goed, Johan de Meester is niet op 17 mei 1931 gestorven, zoals Elsevier meldt, maar een dag eerder; A. Moonen publiceerde zijn Stadsgerechten niet in 1977 (De Haan), maar in 1978; Adriaan Morriën werd in Velsen geboren en niet in IJmuiden zoals Elsevier aangeeft. Over de verschillende typeringen valt natuurlijk te twisten. Gaat het bij Brakman vooral om ‘het verlangen als individu te worden verlost uit het isolement en te worden opgenomen in een gemeenschapsverband’ (De Haan) of is het centrale thema bij die auteur ‘de tegenstelling tus(s)en werkelijkheid en verbeelding’ (Elsevier)? Worstelen ook de hoofdfiguren van Doeschka Meijsing met ‘het probleem van de relatie tussen werkelijkheid en verbeelding’ of is een van de voornaamste preoccupaties van de schrijfster juist: ‘de onontkoombare dominantie van het verleden’, zoals in De Haan staat?

Een aantoonbare uitglijder is niet makkelijk te vinden. Maar zie: Elsevier is de recensent toch ter wille geweest door de arme criticus van De Tijd tot hoogleraar in Groningen te bombarderen. Dan kun je nog maar beter niet in zo'n boek voorkomen.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Winkler Prins Lexicon van de Nederlandse letterkunde

  • over De Nederlandse en Vlaamse auteurs


auteurs

  • Ton Anbeek