Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987 (1987)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (59.59 MB)

ebook (39.07 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1987

(1987)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 11]
[p. 11]

Gescharrel binnen een machteloos overheidsapparaat
Hoe de kolonie verloren ging en Indonesië onafhankelijk werd: dr. L. de Jongs deel 11c

Het koninkrijk der Nederlanden in de tweede wereldoorlog Deel 11c: ‘Nederlands-Indië III’ door dr. L. de Jong Uitgever: Staatsuitgeverij, f49,50

Igor Cornelissen

Met deel 11c heeft dr. L. de Jong, breed uitgemeten, de ineenstorting van het Nederlandse imperium afgerond. Toonde hij zich in de delen 11a en 11b (vier boeken samen) de gepassioneerde historicus die in brede lijnen neerzet waarom de kolonie verloren moest gaan, in het laatste deel ligt het accent op de vraag hoe dat gebeurde. De delen 11a en 11b beslaan tezamen ruim 2200 pagina's, maar ze lezen vlot. Verenigde Oostindische Compagnie, Jan Pietersz Coen, de Atjeh-oorlogen, het ontwakend nationalisme en de stomkoppigheid van koloniale heren in Den Haag, Batavia en Buitenzorg zorgden voor aangename en spannende lectuur. Alles was goed gedoseerd en doordrenkt van klievende klewangs en soppende sawa's. Dat verhaal, de aanloop dus tot de eigenlijke geschiedenis van de kolonie tijdens de Tweede Wereldoorlog, stopte bij de bezetting van Nederlands-Indië door Japan in 1942. Voor de lezer kan deel 11c een anticlimax zijn. Dat ‘we’ Indië in feite in 1945 al kwijtraakten, is bekend. Wie ook maar een vage notie heeft van de politieke wereldkaart zal zich daar niet over kunnen verbazen. Het vanuit Batavia en Den Haag bestuurde eilandenrijk desintegreerde zoals de Britse en Franse koloniën na 1945 verloren gingen.

In 750 pagina's vertelt De Jong minutieus het wat trieste verhaal van het groepje ambtenaren en militairen dat in 1942 had weten te ontkomen en vat probeert te krijgen op de gebeurtenissen in de bezette kolonie. Triest omdat die ambtenaren volledig zijn afgesloten van Indië. Ze zitten op Ceylon en in Australië en de kolonie ligt duizenden kilometers verwijderd. Wat er dáár gebeurde wist men niet. Hartverscheurend zijn de verhalen over de mislukte parties (de illegale missies); de deelnemers werden soms direct bij de landing al aan de Japanners ovcrgeleverd. Slechte planning, domme opdrachten, illusies. Dat laatste was een gevolg van de onderschatting van de anti-Nederlandse gevoelens bij de inheemse bevolking, die door de Japanse bezetter nog krachtig werden aangewakkerd. Voor die parties konden natuurlijk geen Nederlanders dienen; die zouden achter de eerste de beste klapperboom al zijn opgevallen. Alle Nederlanders die in Indië waren achtergebleven zaten immers in concentratiekampen. Indonesiërs of Indo-Europeanen, geschikt voor zo'n gevaarlijke tocht, waren nauwelijks te vinden. De vergelijking die De Jong maakt met de verhouding tussen ‘Londen’ en bezet Nederland is verhelderend en geeft duidelijk aan hoe de Japanse overheersing een fase was die de onafhankelijkheid versnelde.



illustratie
Luitenant-generaal H.J. Van Mook
anp


Van Nederland uit waren er Engelandvaarders naar Londen gegaan die de regering in ballingschap op de hoogte stelden van de toestand in het moederland. Ook met agenten die van Engeland uit naar Nederland werden gestuurd, ging vaak veel mis (het England-Spiel!), maar er waren ook geslaagde droppings. In Nederland werd ondanks het verbod intensief naar de Engelse zender geluisterd. Het belangrijkste verschil met Indonesië was wel dat hier in Nederland het grootste deel van de bevolking anti-Duits was; men hoopte op een bevrijding door de geallieerden.

Indonesisch nationalisme

De oprichter van de Nederlandse geheime dienst in Australië getuigde na de oorlog voor de Enquêtecommissie dat de verwachting leefde dat zij ‘volledige medewerking’ zouden krijgen van de inheemse bevolking. Dat is niet gebeurd. ‘Het is onze strijd niet.’ Wat uitzonderingen daargelaten (Zuidmolukkers) was dat het algemene gevoel van de Indonesiërs. In de vorige delen over Indonesië heeft De Jong uitvoerig geschreven over de Indonesiërs die dwangarbeid moesten verrichten voor de bezetter. Zeker tegen het einde van de oorlog moet de anti-Japanse stemming op Java en Sumatra dus sterker zijn geworden. Maar dat betekende niet dat de Indonesiërs reikhalzend uitzagen naar de terugkomst van de blanke heren.

Bij de Nederlandse regering in Londen bestond geen begrip, laat staan sympathie voor het Indonesische nationalisme. Het politieke program bestond in feite uit handhaving van het koninkrijk. Het leek een vérstrekkend novum dat, op aandringen van Van Mook, de minister van Koloniën, het ex-lid van de Volksraad Soejono (De Jong geeft ons niet eens zijn voornaam), werd benoemd tot minister zonder portefeuille. Koning Wilhelmina had zich ertegen verzet en minister-president Gerbrandy zag de Indonesiër ook na zijn benoeming niet als gelijkwaardig. De uit de Friese klei getrokken antirevolutionair liet zich tegen intimi eens ontvallen dat ‘alle muzelmannen brandhout voor de hel’ waren. De benoeming van Soejono bleef een slap gebaar dat, zou het al in Indonesië bekend zijn geworden, geen enkele indruk op de massa van de bevolking gemaakt zou hebben. Boven al de militairen en bestuursambtenaren die zich met Indië bezighielden torent H.J. van Mook huizehoog uit. Hij was in 1894 in Semarang geboren, was als student in de scheikunde mislukt en had wel met succes Indische bestuurskunde in Leiden gestudeerd. Hij behoorde ongetwijfeld tot de progressieve richting en had in zijn jonge jaren het proces tegen Soekarno (1930) afgekeurd. Hij beschouwde Indië als zijn vaderland maar was een voorstander van een autonoom Indië dat ooit onafhankelijk zou worden en dan de band met Nederland zou bestendigen. De Jong geeft Van Mook alle aandacht die deze verdient. Het was een hard werkende, intelligente man en zeer vasthoudend. Hij was ook ongeduldig en zeer van zijn eigen capaciteiten overtuigd. Met al zijn kwaliteiten heeft ook Van Mook niet voorzien wat er in en na 1945 met Indonesië zou gebeuren. Wat hij na april 1944 aan problemen zag lag in het militaire, niet in het politieke vlak. Die problemen zouden, schrijft De Jong terecht, ‘de terugkeer van het Nederlands gezag hoogstens vertragen en bemoeilijken maar niet wezenlijk verhinderen.’

Die militaire problemen lagen daarin dat voor de Amerikaanse en Engelse legerleiding Indonesië niet een hoofdterrein van de strijd was. Daardoor beheersten nog weken na de Japanse capitulatie Japanse troepen het stadsbeeld. De Nederlandse regering wilde uiteraard zo snel mogelijk middels Nederlandse troepen de bevolking imponeren en het eigen gezag herstellen. Dat is pas met grote vertraging gebeurd en toen eindelijk die Nederlandse troepen op Java landden, hingen er al overal de rood-witte vlaggen van de door Soekarno en Hatta uitgeroepen Republik Indonesia. De Jong citeert uitvoerig uit het dagboek van de Nederlandse journalist J.B. Bouwer, die uitgebreide aantekeningen maakte over de weken na de Japanse capitulatie. Waarom stuurde de Nederlandse luchtmacht niet een vliegtuig naar Java? ‘Kan een beetje vlagvertoon er niet af?’ Bouwer bedoelde duidelijk niet de rood-witte vlaggen.

De Jong is op zijn sterkst als hij beschrijft hoe in de zomer van 1945 de Nederlandse autoriteiten voortdurend achter de ontwikkelingen aan lopen. Hij verzuimt daarbij niet om ook het hopeloze en hulpeloze van Nederlands positie aan te geven. Churchill had in het begin van de oorlog weliswaar verzekerd: ‘You'll get back every inch of it’, maar in diezelfde zomer van 1945 was Churchill vervangen door een Labour-regering. In de Verenigde Staten, die de Filippijnen allang onafhankelijkheid hadden beloofd, was een sterke anti-koloniale gezindheid. Dat had tot gevolg dat Londen en Washington zich na de Japanse capitulatie zeer voorzichtig opstelden en beslist niet voor honderd percent achter het herstel van het Nederlandse gezag gingen staan.

Natuurlijk had Nederland volstrekt loyaal aan de strijd tegen Duitsland en Japan deelgenomen, maar militair had dat vrijwel geen betekenis. In vergelijking met het enorme Amerikaanse potentieel in de Pacific leken die paar Nederlandse boten die konden worden ingezet sloepjes in een oceaan. Al in het begin van de oorlog tegen Japan, schrijft De Jong, was gebleken dat in de hoogste geallieerde kringen de neiging bestond ‘om over Nederland heen te lopen’. De Nederlandse generaals en admiraals waren aanvoerders zonder troepen. Dat MacArthur achter Nederland stond en op zijn beurt de Britten wantrouwde, is interessant maar niet belangrijk omdat MacArthur niet de politieke dienst uitmaakte en omdat, zoals gezegd, Nederland geen enkele vuist kon maken.

Detaillistisch

Deel 11c bevat weer enkele aardige uitstapjes, niet alleen verhelderend maar ook noodzakelijk. De Jong volgt de faits et gestes van de Nederlandse ambtenaren en militairen in Australië op de voet. Hij heeft de lotgevallen van de honderden Indonesiërs die er zaten, bijvoorbeeld als arbeiders van de KPM-schepen, niet vergeten. Zo moest hij verklaren hoe deze nationalisten, middels de Australische communistische partij en de linkse vakbond van havenarbeiders, de regering stevig beïnvloedden. Ook dáár ontstond een anti-koloniale stemming die een vanzelfsprekende ‘herovering’ van de kolonie in de weg stond.

Dit slotdeel over Indonesië is zeer uitvoerig; het was mij soms te detaillistisch. Wat ambtenaar A nu precies zei op 13 mei 1943 en wat majoor B dacht op 27 oktober 1944 vind ik niet altijd relevant. Het had alles zo weinig te maken met de realiteit van de situatie zoals die in de kolonie zelf was gegroeid en die De Jong in voorgaande delen helder had beschreven. Misschien komt dat door dat voor mij Indonesië altijd ver weg was en het is gebleven. Wat De Quay in juni 1940 schreef en wat de secretarissen-generaal na de capitulatie van mei 1940 deden - het heeft voor mijn gevoel meer te maken met de geschiedenis van na 1945. Sommige delen uit 11c deden mij denken aan het gewrie-

 

Vervolg op pagina 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog


auteurs

  • Igor Cornelissen