Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (54.91 MB)

ebook (46.21 MB)

XML (7.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Het geletterde hof van Holland
Van Oostrom brengt de literatuur rond 1400 tot leven

Het woord van eer Literatuur aan het Hollandse hof omstree's 1400 door F.P. van Oostrom Uitgever: Meulenhoff, f 374 p., f 49,50

Willem Kuiper

Als Willem V (1333-1389), graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen, in het najaar van 1357 ontoerekeningsvatbaar verklaard wordt en het jaar daarop de macht in handen wordt gegeven van zijn eenentwintigjarige broer, hertog Albrecht van Beieren (1336-1404), dan valt deze niet bepaald met zijn neus in de boter. De gebiedsdelen liggen niet alleen geografisch uit elkaar, er heerst ook een grote innerlijke verdeeldheid wegens de dynastieke ruzie waarmee de overgang van het Henegouwse huis naar het Beierse gepaard ging; om nog maar te zwijgen van de roemruchte Hoekse en Kabeljauwse twisten die met name Holland in hun greep hadden. Bestuurden de (Franstalige) Henegouwse graven Jan II (neef van Floris V), Willem III en Willem IV hun Hollandse en Zeeuwse bezittingen vanuit Henegouwen, onder Albrecht wordt Den Haag weer 's-Gravenhage als hij deze ‘stad’ tot residentie en woonstee kiest en er permanent hof gaat houden. Hiermee gepaard gaat een wisseling van voertaal: het Frans maakt plaats voor een curieuze mengeling van Haags en Beiers. En zo ontstaat er in Holland voor het eerst sedert de dagen van Floris V weer een aristocratische voedingsbodem voor Nederlandstalige literatuur. Over de auteurs (en hun teksten) die werkzaam waren aan en rond het Hollandse hof handelt deze studie van de Leidse hoogleraar historische letterkunde van het Nederlands.

Centraal staat niet de afzonderlijke auteur, maar het hof van Albrecht (en later dat van Willem VI) in zijn hoedanigheid van artistieke oase, en in zijn collectiviteit. We zien een groep elitaire, zelfbewuste en geprivilegeerde mensen die zich op Europees niveau overgeven aan een ‘schone’ manier van leven, aan een niet aflatende poging de illusie als waarheid te zien, en die zichzelf als een door de heilsgeschiedenis gewilde kroon op Gods schepping beschouwen. Synoniem met het hofleven is het feest, als er wordt gezongen, voorgedragen, gedanst, gegeten, gedronken, geflirt, en wat al dies meer zij. Eigenlijk vertellen de bewaard gebleven rekeningen van het Hollandse hof ons meer over de feesten aan het hof dan over de dichters aan het hof. Vooral over de carnavalstijd geven de rekeningen ons een nauwkeurig beeld van wat er zoal aan attracties optrad: speellieden, verhalenvertellers, zangers, rijmers, buitelaars en allerhande potsenmakers. Gek genoeg lijkt het hier vooral te gaan om middeleeuwse varianten op slapstick, gooi- en smijtwerk en Peppie en Kokkie, maar dat zal wel debet zijn aan de vastelavondsfeer. Uit het ook door Van Oostrom besproken Haagse liederenhandschrift treedt een muzikale cultuur op hoog niveau naar voren, met de meer pikante liederen in het Frans.

De erotische lyriek uit dit handschrift is in zijn verscheidenheid een eenheid van hoofs denken aan het hof van Holland. Want hoezeer de hovelingen, de auteurs die aan het hof leefden en de auteurs die af en toe aan het hof kwamen ook van elkaar verschillen, overeen aantal aspecten van het leven zijn ze het onderling volstrekt eens. Over het belang van iemands reputatie bijvoorbeeld, vandaar dat Van Oostrom zijn boek de pregnante titel Het woord van eer heeft meegegeven. Aan het hof gaat het erom de rol te spelen die God je in dit leven heeft toebedacht. Het gaat niet om het eigene van de individuele mens als wei om het gemeenschappelijke in ons, en dat gemeenschappelijke vindt zijn uitdrukking in schande als men zich anders gedraagt dan men verondersteld wordt zich te gedragen, en in ‘lof ende prijs’ als men zich conform de norm manifesteert. In deze wereld spelen trouw aan de heer en bloedverwantschap een rol die wij weliswaar verstandelijk kunnen reconstrueren, maar niet meer navoelen.



illustratie
F.P. van Oostrom


De eerste spreker die bij Van Oostrom het woord krijgt is meester Willem, van Hildegaersberch, vanwege zijn geboorteplaats. Wanneer hij werd geboren is onbekend, evenals zijn sterfdatum. Zijn eerste optreden in de rekeningen dateert uit het jaar 1383: ‘Item, opten selven dach (5 febr.) Willem van Hilgaertsberghe, enen spreker, ghegheven inden Hage biden here van Asperen 1 gulden’. Zijn laatste optreden vond plaats in 1408 op eerste pinksterdag, toen hij voor hertog Willem VI (1365-1417) - Albrechts zoon - en de hertogin Margaretha van Bourgondië een ‘sproke’ sprak, dat wil zeggen een voordracht hield. Van Oostrom portretteert Willem als een literaire mr. G.B.J., die voortdurend in rijm en vers de toestand van de wereld bespreekt. Dat die toestand als gevolg van het wangedrag van de ‘heren’ en veronachtzaming van Gods gebod zorgelijk is, daarover laat hij geen twijfel bestaan. Evenmin als over de taak die hij zichzelf als waarheidslievend dichter gesteld heeft, namelijk de heren - zonder man en paard te noemen - te confronteren met harde uitspraken over onrecht, machtsmisbruik, geldzucht en eigenbelang.

Zondige drie-eenheid

De geschiedschrijvers van de Nederlandse letterkunde hadden weinig op met Willem van Hildegaersberch. Hij gaat door voor een matig dichter van gelegenheidspoëzie die te zeer ‘his masters voice’ vertolkte om voor een oorspronkelijk kunstenaar door te gaan. Van Oostrom toont de onjuistheid van dit traditionele negatieve oordeel aan. Willem moge geen groot dichter geweest zijn, hij was allesbehalve een marionet. Integendeel, het is verbazingwekkend hoeveel maatschappijkritiek hij in zijn dichten verwoordt en hoe gedreven hij zijn moraalfilosofische mening uitdraagt. Dat hij dit doet zonder zijn broodheren al te zeer voor het hoofd te stoten, kan hem moeilijk verweten worden. Dat de heren zich dit allemaal lieten zeggen, betekent overigens niet zo zeer dat zij de juistheid van zijn kritiek inzagen, als wel dat zij die beaamden waar het anderen betrof.

Een ander die het ook als zijn taak zag te vermanen was de Dominicaan Dirc, toegenaamd van Delf(t), waar hij rond 1365 het levenslicht zag. Dirc was een briljante leerling die op jonge leeftijd toetrad tot de orde der predikheren en daar uitgroeide tot de enige (Noordnederlandse) doctor - in de theologie natuurlijk - van zijn dagen. Daarvoor heeft hij geldverslindende buitenlandse reizen naar Europese universiteiten moeten maken, waarvan de kosten voor een niet onbelangrijk deel werden gedragen door hertog Albrecht. Op 17 december 1399 ontbiedt Albrecht Dirc van Delft aan het hof om daar te komen fungeren als zijn geestelijk raadsman en biechtvader.

In zijn functie van hofkapelaan heeft Dirc een lijvig encyclopedisch werk geschreven, waarin het geloof op scholastieke wijze uiteengezet wordt: Tafel vanden kersten ghelove. Een formidabel boek - ook en vooral omdat het niet in het Latijn, maar in de volkstaal geschreven is - dat zijn weerga in Europa niet kent, en waarvan het prachtexemplaar, bestemd voor hertog Albrecht persoonlijk, bewaard is gebleven. In de Tafel legt Dirc niet alleen uit, hij vaart ook uit, namelijk tegen de zondige drieëenheid: hebzucht, gulzigheid en onkuisheid. Vooral de laatste ondeugd was hem een doom in het oog. Helaas voor Dirc waren buitenechtelijke aangelegenheden aan de orde van de dag en nacht. Niet dat er géén huwelijksmoraal bestond, maar het huwelijk uit liefde (en dus huwelijksliefde) was voor de aristocratie een contradictio in terminis. Men huwde (of werd gehuwd) om machtspolitieke redenen en omwille van een wettige erfgenaam. Voor erotiek was er binnen het aristocratische huwelijk geen of nauwelijks plaats, daarvoor hadden mannen als Albrecht hun vriendinnen. Dirc moge dan de knapste kop van zijn tijd geweest zijn, de hovelingen in wier midden hij verkeerde, hanteerden volstrekt andere normen om iemands impact af te meten: stand en status. Albrecht biechtte en boette, maar zondigde onverdroten voort. Direct na Albrechts overlijden in 1404 verlaat Dirc het hof (krijgt hij zijn congé?) en verdwijnt (op wat preken na?) in de anonimiteit.



illustratie



illustratie



illustratie
Willem V en Albrecht van Beieren


Wat dat betreft waren er andere auteurs die de taal van het hof beter spraken: Claes Heynensoen (1340/45?-1414), naar zijn beroep geheten heraut Beieren en de diplomaat Dirc Potter (1369?-1428). De heraut representeert bij uitstek het ridderlijke waarmee de adel zich nog altijd graag tooide. De man was een expert op het gebied van krijgskunde, wapenhandel, heraldiek en ridderethiek. Ook van zijn hand zijn boeken bewaard gebleven, eigenhandig geschreven exemplaren, waarin hij de wereldgeschiedenis beschrijft als ware die een eindeloze veldslag, waarin eervolle vermeldingen opgetekend staan en waarin hij de wapenschilden van de belangrijke ridders en edelen van zijn tijd (in kleur) afbeeldde.

Het stokpaard van de heraut is de Friese campagne. Zeer tot ongenoegen van al het jongvolk dat droomde van een frischer fröhlicher Krieg wilde het maar niet lukken met de strafexpedities tegen de (West-)Friezen. Erger nog, de laatste keer in 1345 was het op een compleet fiasco uitgelopen, waarbij Willem IV niet alleen het leven liet, maar - welk een schande - zelfs zijn lichaam niet geborgen kon worden. Even hardnekkig als de oude Cato was de heraut van mening dat de Friezen vernietigd moesten worden. Dat het nooit zover gekomen is, ligt onder anderen aan de al genoemde Dirc Potter, in zijn jeugd een vechtersbaas, maar op rijpere leeftijd een pragmatische onderhandelaar die weinig op had met de anachronistische heroïek van de ijzervreter.



illustratie
De Heraut Gelre


Dirc Potter neemt te midden van de auteurs aan het Hollandse hof een aparte plaats in omdat hij anders dan de anderen niet in opdracht schreef, maar uit liefhebberij. Zijn eersteling Der minnen loep (Over hoe het kan lopen in de liefde) beschrijft achtereenvolgens de ‘domme’ (hals over kop, en dan bij voorkeur voor een vreemdeling), de ‘goede’ (normale partnerkeuze en oprechte liefde), de ‘ongeoorloofde’ (incest, bestialiteit, joden en andere heidenen) en tenslotte de ‘geoorloofde’ liefde (de echtelijke liefde conform de kerkelijke huwelijksmoraal). Dirc kende zijn Ovidius en aanverwante anekdoten, en compileerde rond elk van de vier themata een aantal exemplarische verhalen, voorafgegaan door en afgesloten met een moraal die niet zo zeer een dictaat was als wel een goedbedoelde vingerwijzing.

Dirc was allerminst een scherpslijper, en zijn interesse voor bepaalde vormen van ongeoorloofde liefde is groter dan met het oog op zijn jeugdige lezerskring didactisch verantwoord is. Der minnen loep zal rond 1412 geschreven zijn. Er bestaat een met gekleurde plaatjes verlucht handschriftje van, dat met recht een pocketboek genoemd mag worden. Willem van Hildegaersberch is nog een typische representant van de voordrachtscultuur. Van Dirc van Delft en de heraut Beieren hangt het erom. Dircs carrière verliep voorspoedig, hij werd in de adelstand verheven en noemde zich sindsdien Dirc Potter van der Loo uten Hage. Het zou te ver voeren hem een humanist te noemen, maar vergeleken met mensen om hem heen valt zijn uitgesproken voorkeur voor rationeel denken en gematigd gedrag op. Waar anderen de oplossing binnen de traditie en/of kerk en priesterschap zoeken, pleit Dirc voor een persoonlijke ethische stellingname. Kortom, Dirc maakt een ‘moderne’ indruk, hoe gevaarlijk het ook is zo'n predikaat aan iemand uit het verleden te verlenen, omdat het als positief ‘an sich’ ervaren wordt.

Willem van Hildegaersberch, Dirc van Delft, heraut Beieren en Dirc Potter waren weliswaar geen onbekenden voor de mediëvistiek, maar werden - wat niet zó verbazingwekkend is met het oog op de negentiende-eeuwse visie op kunstenaar en kunst - als individuen beschouwd en niet als deel uitmakend van een hofcultuur. Frappant blijft het dat W.J.A. Jonckbloet (1817-1885), de eerste geschiedschrijver van de Nederlandse letterkunde als bijlage van zijn Geschiedenis der Middennederlandsche dichtkunst uittreksels uit de rekeningen van het hof van Holland (en Bloys) opnam, waarin de literaire activiteiten aan het hof gememoreerd worden. Maar na hem putte niemand meer uit deze bronnen. De rekeningen blijken - zoals Van Oostrom laat zien - een goudmijn, zowel door hun omvang als door hun gedetailleerdheid.

Met gebruikmaking van deze historische realia schrijft Van Oostrom een nieuw soort literatuurgeschiedenis. Centraal staat niet de au-

Vervolg op pagina 12


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400


auteurs

  • Willem Kuiper

  • beeld van F.P. van Oostrom