Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (54.91 MB)

ebook (46.21 MB)

XML (7.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Ik ben bereid mijn despotisme met de kop te boeten
Multatuli's streven naar het Rijk der Waarheid

De volledige werken van multatuli deel XVIII Brieven en documenten uit de jaren 1875-1877 Bezorgd door Hans van den Bergh en Berry Dongelmans Uitgever: Van Oorschot, 810 p., f 75,-
De redelijke natuur Multatuli's literatuuropvatting door J.J. Oversteegen Uitgever: Hes, 108 p., f 29,50

Atte Jongstra

Al in de door Mimi Douwes Dekker geredigeerde keuze uit de brieven van Multatuli die in de jaren 1890 het licht zag, valt op dat er meer mooie en literaire epistels zijn opgenomen naarmate Multatuli minder publiceert. Met deel XVIII van de brieven-en-documenten-editie van Multatuli's Volledige Werken zijn we aangeland in zijn laatste, vrijwel publikatieloze periode. Er verschijnt weliswaar in 1877 nog een bundel Ideën met daarin meer avonturen van Woutertje Pieterse, maar Multatuli heeft ze voorde heldeuren moeten wegslepen. Schrijven om te publiceren kost hem grote moeite. Eigenlijk walgt hij van het publieke bedrijf dat de literatuur voor hem steeds meer is geworden. In de brieven in deel XVIII klaagt hij er vaak over. ‘Myn gemoed is krank,’ schrijft hij in 1876 aan uitgever Waltman, ‘dit is ook de reden van 't uitblyven der voortzetting van de Woutergeschiedenis.’

Bij het begin van zijn schrijverschap heeft Multatuli er rekening mee gehouden dat hij mogelijk een publieke figuur zou worden. Je zou kunnen zeggen dat hij zijn privé-persoon Eduard Douwes Dekker bewust heeft opgeofferd en Multatuli is geworden. Hij wilde Waarheid vestigen, een natuurlijke orde waarin de mens ‘mens’ kon zijn. Max Havelaar is met dat doel geschreven, en in de overtuiging dat hij via de literatuur kon helpen ‘Waarheid’ te bevorderen heeft hij zich vanaf 1859 aan de letteren gewijd. Dat hij zich daarbij tot eén bovenmenselijke Multatuli vergrootte sprak vanzelf: ‘hoogmoed’ was voor hem een positieve inblazing, een noodzakelijke instelling. Beslommeringen van een gezinsleven mochten zijn hogere roeping niet belemmeren.

In de jaren die deel XVIII van Multatuli's Volledige Werken bestrijkt (1 september 1875-31 december 1877) lijkt de balans van de receptie van zijn werk zich aan Multatuli op te dringen. Max Havelaar heeft men ‘mooi’ gevonden, en het boek dat hij zelf als hoofdwerk beschouwt. Minnebrieven (1861), vindt men onleesbaar. De Ideën vinden vooral gehoor en bewondering in kringen van ontkerkelijkte, bewuste arbeiders, maar als het gaat om veranderingen in de ‘wereldorde’ gaat Multatuli liever om met (eventueel vrijdenkende of vrijmetselende) aristocraten.

De manier waarop Multatuli in de pers wordt besproken maakt hem moedeloos. Hij wordt als literator behandeld, en niet als gids op de weg naar Waarheid; zijn levenswandel wordt aan maatstaven van burgerlijk leven afgemeten, terwijl hij zich door hogere inblazing heeft laten leiden. Het meest hardnekkig voelt Multatuli zich belaagd door Johannes van Vloten, naar zijn gevoel de personificatie van onrecht en onbegrip. Van Vloten laat ook inderdaad geen gelegenheid voorbijgaan om (nu en dan heel geestig) te fulmineren tegen Multatuli's hoogmoed en eraan te herinneren dat Tine en de kinderen aan hun lot zijn overgelaten.

Renegaten

De strijd tussen Van Vloten en andere Multatuli-tegenstanders aan de ene kant en de multatulianen anderzijds, in 1874 met de brochure Onkruid onder de tarwe ontketend, bereikt in Volledige Werken XVIII een hoogtepunt. Publicisten van naam als Vosmaer en Loffelt bemoeien zich ermee, maar ook twee bekeerde multatulianen blazen een partijtje mee. J.W.T. Cohen Stuart bijvoorbeeld, die zich met een ‘Multatuli, ik bemin U!’ in 1874 aan de voeten van zijn meester had geworpen, maar na een conflict tussen zijn vader en Multatuli vierkant achter de eerste is gaan staan en de rest van zijn leven Multatuli heeft bestreden. Een tweede renegaat is in eerste instantie al even vurig geweest in zijn verering. Multatuli herinnert zich hem als een kleffe adept: ‘Voor zeer veel jaren drong hy zich met veel misbaar van interessant ongeluk aan my op. (...) Later schreef hy me, en ik antwoordde twee malen. En zie... daar gaat-i me op-eens schryven - hoe zal ik zeggen? Niet alsof we samen achter de ploeg hadden geloopen maar op 'n zoeterige, fleemdende likkende manier alsof we samen in bed hadden gelegen ziedaar!’ Na teleurstellende reacties keert deze A. Buys zich van Multatuli af, komt in de schoot van de moederkerk terecht en schrijft in 1876 een felle, katholieke kritiek op de Ideën.

Al dit rumoer rond zijn literaire en persoonlijke leven is genoeg om Multatuli's stemming te bederven, ‘...en 't is de vraag of dit beteren kan. Als ik 't niet moest doen (schrijven - A.J.), omdat ik anders geen eten heb (...), nu, kan kreeg Publiek geen letter meer van me.’

Deel XVIII is het eerste dat niet meer door Garmt Stuiveling werd bezorgd. In de redactie van de brieven is dat te merken. Nieuw zijn bijvoorbeeld de annotaties, een belangrijke vooruitgang. Namen en zaken die ons niets meer zeggen worden uitgelegd en buitenlandse uitdrukkingen worden vertaald.

We mogen beide tekstbezorgers dankbaar zijn voor deze onmisbare materiaalverzameling. En Van den Bergh heeft gelijk in zijn voorwoord: dit deel brieven en documenten bevat ‘telkens weer briljante’ of op zijn minst prachtige passages. Zeker in brieven aan zijn uitgevers Funke en Waltman, of aan correspondenten als toneel/letterkundige J.N. van Hall en de bibliothecaris P.A. Tiele, neemt Multatuli er de tijd voor. Zo lezen we een uitgebreide passage waarin hij het vraagstuk van de slaapkamerventilatie in verband met hoesten uitputtend behandelt. Hij pleit voor het open raam tijdens de nachtrust: ‘Myn ondervinding is dat (schrik niet!) dat tocht, zegge luchtverversching, vooral 'snachts in 'n kamer waar niets beweegt, nuttig werkt! Ik slaap met open venster, en m'n bed zonder gordynen, staat er maar twee voet van af! Dikwyls sneeuwt het op m'n gezicht! En ik ben zoo gewoon aan die kou, dat ik aan 't hoesten raak als ik 't venster den rug toekeer!’ Aardig zijn ook de stukken over de levende have in de Wiesbadense woning van Multatuli en Mimi: de kanarie J.C.J. van Speyk, veertien visjes en twee schildpadjes, ‘een zoo groot als 'n platgeslagen appel, de ander als 'n blz druks’. En vermakelijk zijn Multatuli's observaties van de discussie rond het in 1872 verschenen Oera Linda Bôk, een literaire mystificatie waarvoor waarschijnlijk de Friese dichter en filoloog J.H. Halbertsma verantwoordelijk is. Het betreft een dertiendeeeuwse tekst in pseudo-Oudfries met daarin stamsagen van de Friezen, van de ondergang van Atlantis tot het moment waarop het zou zijn geschreven. Halbertsma heeft degelijk werk geleverd: de verzamelde Nederlandse filologie heeft jarenlang over de authenciteit ervan gediscussieerd, met volledige inzet van wetenschap en reputatie. Multatuli, zelf immers mystificator met de Mainzer Beobachter, volgt het geamuseerd. Hj schrijft in zijn brieven uitgebreid over de taalkundige grappen (‘Neef Theunis’ zou taalkundig afstammen van ‘Neptunus’) en over het talent van de schrijver van het Oera Linda Bôk: ‘Daar is 'n kleur in die ik nooit ergens vond. Ik beweer niet dat het 'n tint is die thuis behoort in de zoo- of zooveelste eeuw, o neen! Maar ik weet niet wie in onze eeuw zoo schryven kan? 't Lykt op niets. Ziedaar 'n verdienste van den 1n rang. Hoe kon 't talent dat tot die mystificatie in staat was, zich zoo schuil houden?’



illustratie
Multatuli, ets van J. van Heiningen


Fatalisme

Naast alle passages over diverse onderwerpen in dit deel XVIII die Multatuli's roep als grootste briefschrijver uit de Nederlandse literatuur bevestigen, zijn de stukken over zijn stokkend schrijverschap naar mijn gevoel toch het indringendst. De helderste visie op Multatuli's stilzwijgen van de laatste tien jaar van zijn leven staat in het beste boek dat sinds Paul van 't Veers biografie (1979) over Multatuli is verschenen: J.J. Oversteegens De redelijke natuur. Oversteegen heeft alle uitspraken over schrijven en schrijvers uit Multatuli's werken verzameld. Aan de hand van die citaten reconstrueerde hij Multatuli's literatuuropvatting. De redelijke natuur is een verbluffende analyse waarin zeer veel brokstukken op hun plaats vallen. Kernbegrippen zijn Fancy en Natuur. Ingeblazen door Fancy (een meerduidig begrip voor verliefdheid, wellust en ‘hogere’ inspiratie) zoekt Multatuli de zin van de dingen in de dingen zelf, in de werkelijkheid. ‘Alles in alles’ heet het niet voor niets in Millioenstudiën. Volgens Multatuli, zo schrijft Oversteegen, moet de dichter een wereld scheppen, ‘die de logica van de Natuur toont en onder het toevallige het noodzakelijke laat zien’. De uiterste consequentie van deze opvatting is een zeker fatalisme. Immers: wat kun je veranderen als alles onderhevig is aan de wetten van de natuur?

Maar in eerste instantie kan Multatuli zich op laten zwepen tot handelen. Zijn vele, meer of minder vluchtige verliefdheden helpen daarbij. ‘Handelen’ is voor Multatuli ‘schrijven’. Via dat schrijven meent hij de wereld te kunnen openbaren zoals hij is: in alle tegenstrijdigheden, zonder ‘logen’ en vol ‘waarheid’. De roeping van de mens is zijn leven in te richten in overeenstemming met zijn diepste, natuurlijke verlangens en vermogens en daartoe kan de dichter aanwijzingen geven. Maar wat moet een dichter of schrijver doen wiens werk als ‘mooi’ in plaats van als ‘waar’ wordt opgevat? Als Multatuli uiteindelijk ziet dat zijn literaire actie tot niets leidt, als de hoop verdwijnt dat zijn schrijverij ooit eens de vestiging van ‘Waarheid’ ten gevolge zal hebben, als hij de overtuiging verliest dat de mens niet onverbeterlijk is, verliest hij zijn behoefte zich in het openbaar te uiten. ‘De richting van m'n geest wordt hoe anger hoe kontemplatiever, en de uiting voor publiek valt me zwaar,’ schrijft hij in 1877 aan P.A. Tiele. Het lijkt erop dat de Natuur anders is ingericht dan Multatuli in perioden van ‘stemming’ dacht: anders had zijn literaire werk wel iets uitgericht. Misschien moet hij besluiten zich bij het onvermijdelijke neer te leggen en zich niet meer ‘voor publiek te uiten’.

‘Als er iemand is die men niet te snel moet willen begrijpen, is het Multatuli,’ schrijft Oversteegen. Zijn essay De redelijke natuur bewijst dat hij niet over één nacht ijs is gegaan en weerspiegelt een leven lang nadenken over Multatuli. Het is geen gemakkelijk leesbare kost, ook al formuleert hij helder. Men moet de tijd nemen voor zijn behoedzaam en zorgvuldig opgebouwde Multatuli-beeld. Maar wie dat doet vindt een visie, die tot nieuwe wegen in het Multatuli-onderzoek inspireren. Uit Oversteegens boek wordt bijvoorbeeld een eerherstel voor Minnebrieven en Millioenenstudiën noodzakelijk, werken die tot nog toe altijd enigszins zijn gemeden door hun gecompliceerde en paradoxale karakter. Voor Multatuli - zo weten we sinds Oversteegens De redelijke natuur - weerspiegelde dat ogenschijnlijk chaotische karakter de ‘Natuur’.

In de optiek van Oversteegen draagt Multatuli's poëtica al van meet af aan een zeker fatalisme in zich. Zo lang er nog hoop was kon hij zo nu en dan, aangedreven door Fancy, tot een explosieve produktie komen. Maar uiteindelijk werd hem duidelijk dat via de literatuur het rijk der ‘Waarheid’ niet te vestigen was. Daarmee ontviel de enige bestaansgrond aan zijn schrijverschap. Maar de ‘Waarheid’: hoe vestig je die? De enige manier waarop dat volgens Multatuli mogelijk is, is via een revolutie. Hij heeft daar ook eerder wel over nagedacht: in een brief ergens in de jaren zestig spreekt hij over de ‘honderden, zo niet duizenden koppen’ die daarbij moeten rollen. Maar een dergelijke machtsgreep lijkt hem nu het enige alternatief, en dat hij daarbij als (verlicht maar toch) despoot moet optreden is duidelijk. Oversteegen citeert Multatuli aan het slot van zijn essay: ‘Myn innige overtuiging is, dat er slechts één praktisch wapen is, het heet geweld.’ En geeft als commentaar: ‘Dit is een verschrikkelijke opmerking, uit de mond van een groot schrijver, maar het is niet anders.’

In Volledige Werken XVIII zien we Multatuli het nog eens onderstrepen, en hij is bereid de consequenties ervan te aanvaarden: ‘...ik ben bereid m'n eventueel aantewenden despotisme met den kop te boeten, wat dan ook wel 't slot wezen zal, want de indische maatschappy zal 't me niet vergeven dat ik haar gered heb. Dit ligt in de natuur der dingen en ik heb er vrede mee.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Volledige werken. Deel 18. Brieven en dokumenten uit de jaren 1875-1877

  • over De redelijke natuur. Multatuli's literatuuropvatting


auteurs

  • Atte Jongstra

  • beeld van Multatuli