Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (54.91 MB)

ebook (46.21 MB)

XML (7.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

De romantiek van de revolutionairen
De vele verschijningsvormen van de Nederlandse arbeidersbeweging

Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen Twee studies door Menno Eekman en Herman Pieterson Uitgever: Stichting Beheer IISG Amsterdam, 217 p., f 38,50
Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, Deel 2 onder redactie van P.J. Meertens e.a. Uitgever: Stichting Beheer IISG Amsterdam, 224 p., f 44,-

Igor Cornelissen

Nu de socialistische beweging dood lijkt, althans onherstelbaar versuft is, komt de vraag boven waarom ze vroeger pittiger, enthousiaster, korter gezegd: levend was.

Het begrip socialistische beweging zou natuurlijk fors uitgebeend moeten worden; er waren zo veel merken. Al voor het begin van deze eeuw bestreden anarchisten de parlementairen te vuur en te zwaard. Mijn oudoom zaliger Louis Cohen, die zich met Troelstra en Vliegen akkoord had verklaard, liep er bij de eerste demonstratieve confrontatie in Amsterdam zelfs een messteek bij op terwijl hij toch naar de getuigenis van J. Saks, chroniqueur van de oude beweging, de meest zachtzinnige onder de Twaalf Apostelen was die in 1894 met Domela Nieuwenhuis' strategie braken.

En wat stromingen al niet dongen later naar de steun van de rechteloze proletariërs. Pacifisten, antimilitaristen, anarchisten, revisionisten, syndicalisten en marxisten debatteerden en bestookten elkaar en zichzelf met boeken, brochures en pamfletten. Later kwamen daar de stalinisten en trotskisten bij. Ook op de Nederlandse beweging zette de Russische revolutie haar stempel.

Ondanks een permanent dreigende Derde Wereldoorlog is er nu geen beweging ter linkerzijde meer die inspireert. De enkele malen dat ik De Internationale nog als strijdlied hoorde aanheffen klonk het al steeds matter; de korte opleving in en na 1968 even buiten beschouwing gelaten.

Tijd te over dus om nu de heldenstrijd van vorige generaties te beschrijven en te analyseren. Menno Eekman en Herman Pieterson hebben in Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen een nauwkeurige inventaris gegeven van de partijen en groepen links van de grote SDAP. Hun hoofdaccent is daarbij komen te liggen op de in 1932 ontstane Onafhankelijke Socialistische Partij en de Revolutionair Socialistische Arbeiderspartij, welke laatste van 1933 tot 1937 in de Tweede Kamer was vertegenwoordigd door Henk Sneevliet. De OSP leek bij de start een groot succes te worden. Omvangrijke groepen, vooral jongeren, vonden de SDAP te slap geworden; het ging om het socialisme nú. Ze zagen in de ex-communist Jacques de Kadt een begeesterende spreker en erudiete theoreticus. Met de al eerder ontstane RSP van Sneevliet fuseerde de OSP (die geen kamerzetel haalde: een enorme teleurstelling) in 1935 tot de RSAP. In 1940 ging die partij direct in de illegaliteit. Sneevliet en een groot deel van de illegale leiding werden in 1942 door de nazi's doodgeschoten. Na de oorlog keerde de Sneevliet-beweging, die over echte arbeidersaanhang beschikte, niet terug.

De studies van Eekman en Pieterson volgen nauwgezet de ontwikkelingen van deze twee kleintjes ter linkerzijde. De relatie met de vakbeweging, de houding tegenover Moskou en Trotski (Sneevliet brak met hem), het Jordaanoproer, verdere afsplitsingen - het staat er allemaal in. Sommige details zijn verrassend. De OSP won in 1932 veel textielarbeiders en telde in Enschede 540 leden, meer dan de SDAP-afdeling. De radicalisering zette echter niet door. De SDAP bleef de hoofdstroming. Pietersons conclusie: ‘De RSAP kan geen sukses genoemd worden’, mag dan ook nauwelijks een verrassing worden genoemd. Pieterson herinnert eraan dat in de benadering van Sneevliet en de zijnen een vrij eenvoudige stelling gold: ‘reformisme is verraad en bestuurders zijn baantjesjagers’. Dat waren, analyseert de onderzoeker een halve eeuw later, simpele schema's die niet werkten, al voegt Pieterson daaraan toe dat de betekenis van Sneevliets partij in de jaren dertig vooral gezocht moet worden in haar poging om ook in moeilijke tijden revolutionaire tradities vast te houden. Daarin verschillen Pieterson/Eekman en ik niet van mening. Het gaat niet aan alleen de uitkomst te tellen, het doel kan ook glorie en roem afstralen.



illustratie
Jan Hobbel




illustratie
Sebald Justinus Rutgers




illustratie
Geertruida Agneta Muysken




illustratie
Rika Troelstra




illustratie
Hessel Poutsma




illustratie
F.M. Wibaut


Armzalig percentage

Maar waarom moet zo'n boek zo gortdroog zijn? Het is natuurlijk buitengewoon verhelderend om te weten - middels scherp getekende landkaartjes - dat de OSP in 1932 afdelingen had in Heerlen, Nieuw-Amsterdam, Oostvoorne en Stadskanaal en dat de RSAP in 1939 met een gemeenteraadslijst in Almelo, Schiedam en Nieuwe Niedorp uitkwam - de vraag rijst meer en meer: wat verrijkt het aan het al bestaande beeld dat revolutionair links in de jaren dertig niet boven een armzalig percentage uitkwam dat door de in 1939 ministerszetels halende SDAP weggelachen kon worden? Hoeveel levendiger zijn niet De Kadts memoires over die periode. Daar gaan mensen leven, zelfs als ze onrecht wordt gedaan.

Waar het in Linkssocialisme tussen de wereldoorlogen aan ontbreekt is de uitstraling die deze relatief kleine partijen hadden. Een voorbeeld. Jarenlang tekende zekere Holz of Hölz, naar ik eens hoorde een Duitse emigrant, de voorpagina van Sneevliets blad De Nieuwe Fakkel. Over Hölz komen we niets aan de weet. In het - slecht geredigeerde - personenregister komt hij niet eens voor. Pieterson en Eekman beoordelen een beweging naar het verkiezingspercentage. De invloed van OSP en RSAP reikte verder. Geert van Oorschot was lid van de OSP en dichtte toen:

 
Colijn, Colijn, jij man van oorlogsschepen,
 
jij makelaar in vers Javanenbloed.
 
jij moordenaar, jouw aard is fijn geslepen.
 
jouw God en Heer is groot en goed.

Of Van Oorschot voor dit gedicht of voor iets anders opruiends in 1932 is veroordeeld, weet ik niet, maar veroordeeld is hij. Op de aanhang maakte het indruk.

 
Pas op, Colijn, wij staan tot vechten klaar.
 
Wij zullen álles, álles, álles wagen,
 
tot onze klasse bloedig zegeviert,
 
al wacht ons de Dood: Wij zullen blijven dragen:
 
de rode vlag, die overwinning viert.

Zo ging Geert van Oorschot toen verder. Later ging hij verder op een andere weg, die Nederland cultureel niet armer heeft gemaakt. Ik bedoel: is de latere Van Oorschot weg te denken van zijn vroege periode?

 

Toen Ger Harmsen, Rudolf de Jong en ik in 1965 een beelddocumentaire De taaie rooie rakkers schreven, was het oordeel van Jacques de Kadt in Hollands Maandblad niet mild. De te rooie samenstellers hadden de balans scheefgetrokken door het accent op uiterst links te laten vallen. Een curieuze maar daarom niet onjuiste mening van De Kadt die zelf pas omstreeks 1948 zou gaan meedraaien in de hoofdstroming, de Partij van de Arbeid.

Wat de auteurs van 1965 behalve hun eigen voorkeur bewoog, was uiteraard ook dat die hoofdstroming zo oeverloos saai was geworden. Al die brave SDAP-wethouders en leden van Provinciale Staten. Er zat geen spatje opwinding of revolutionair verzet meer aan. Het zwaaien met vaandels en fakkels was bij hen al lang tot een postchristelijk ritueel verworden.

Want Van Oorschot als cultureel verschijnsel, wortelend in het linkssocialisme, stond niet alleen. Ik noemde Maurits Dekker al die ook hoogst interessante boeken schreef. Jacques Gans past in de rij. Hij begon in de communistische partij maar kwam - korte tijd - bij Sneevliet terecht en schreef een vlammende aanklacht tegen de Moskouse Derde Internationale. Jan Mens - later een successchrijver met zijn Griet Manshande-trilogie - sympathiseerde met de OSP zoals de uitgever Emanuel Querido, de Multatuli-kenner Rob Nieuwenhuys, en de psychiater Herman Musaph. Mijn rijtje is nog lang niet uitgeput. Nico Engelsman, de oprichter van het COC, komt uit de Sneevliet-beweging en was secretaris van de Leninistische Jeugd Garde totdat hij aan Sneevliet vertelde dat hij meende beter werk te kunnen doen voor een andere onderdrukte groep: de homofielen. Louis Bouwmeester trok zijn beurs als Sneevliet geld nodig had voor een verkiezingsactie en Willem van Iependaal, die voordat hij sappige verhalen over de onderwereld schreef ontroerende verzen dichtte, kwam uit de Sneevliet-kring in Rotterdam. Op wat zwaarder niveau moet ik Frank van der Goes, de tachtiger die tot op zeer hoge leeftijd actief bleef, noemen. En, hoe anders ook gevormd. Sal Santen, die wel in de praktijk brak met de revolutionaire beweging, maar niet in de essentie van zijn literaire werk. Mohammed Hatta stond op de kandidatenlijst van de OSP, de latere journaliste Gerda Brautigam was er lid van en de romancier Albert Helman kwam bij Sneevliet over de vloer. Er loopt bovendien - een geschiedenis die we nog te lezen zullen krijgen - een interessante lijn vanuit deze ongeduldige en militante stroming naar redactie en medewerkers van het illegale Parool.

Van Meijer Bleekroode hing onlangs mooi werk in het Joods Historisch Museum. Bleekroode, die in de oorlog omkwam, maakte eerst affiches en tekeningen voorde SDAP; na 1932 ging hij voor de OSP werken. Zijn naam komt evenmin voor in het onderzoek van Eekman en Pieterson. Wat zij doen is een beweging afmeten naar de omvang middels ledenaantallen en stemmencijfers. Saaier kan het al niet.

Consciëntieus gecomponeerd

Dat een beweging middels de Werdegang van de deelnemers heel wat levendiger kan zijn valt na te gaan uit het Biografisch woordenboek van het socialismé en de arbeidersbeweging in Nederland waarvan nu het tweede deel is verschenen. De opzet is totaal anders: korte - maar soms zoals bij Henri Polak gelukkig niet al te kon - levensbeschrijvingen van hoofd- en bijfiguren uit de beweging tot grofweg 1940. De geschiedenis van het Woordenboek was een beetje een lijdensweg. Sommige anikelen zijn al in 1960 door Piet Meertens geschreven. Nu staan ze dan in boekvorm. Een schat aan gegevens, liefdevol en consciëntieus gecomponeerd door tientallen medewerkers. Ik noem er een paar. Geertruida Agneta Muysken, die een bijna universele kennis van de geestelijke en sociale stromingen van haar tijd bezat. Ze leerde in Londen Bernard Shaw en Kropotkin kennen die grote waardering voor haar hadden. Gevluchte Poolse en Russische studenten beschouwden haar, toen ze in Londen woonde, als hun geestelijke moeder. In 1907 terug in Nederland werd haar huis een ontmoetingscentrum waar behalve Bart de Ligt en Clara Wichmann ook de architect Berlage graag kwam. Het zijn maar een paar regels uit een veel langere maar toch nog beknopte biografie. Er staan in dit tweede deel meer rijke figuren die in de beweging voor 1940 een rol speelden: de socialist en vrijdenker A.H. Gerhard, de naar de SDAP overgekomen, ook dichtende L.M. Hermans, de Friese dichter Fedde Schurer, de rebellerende dominee Buskes, de historicus Jan Romein, die ooit redacteur van de communistische De Tribune was en het vooroorlogse SDAP-pronkstuk wethouder Wibaut, wiens standbeeld door anarcho-domme vandalen een paar jaar geleden werd verwoest.

Het heeft me moeite gekost om kritiek te kunnen vinden op het Biografisch woordenboek waarin nog vele andere vooroorlogse pioniers worden geportretteerd. Ik vond wat omdat ook deze biografen een geringe hang hebben naar het droog-wetenschappelijke. In deel 1 van het Biografisch woordenboek (1986) las ik over de SDAP-oprichter W.H. Vliegen dat deze wegens ‘persoonlijke verwikkelingen in de kleine top van de toenmalige partij’ gedwongen was met zijn gezin enige jaren naar Parijs te vertrekken. In die ballingschap werd hij overigens correspondent van enkele bladen, waaronder Het Volk. Toen hij in 1902 naar Ne-

[pagina 10]
[p. 10]
Romantiek en revolutie
Vervolg van pagina 9

derland terugkwam werd hij redacteur-buitenland van Het Volk.

Wat lees ik nu in deel II? In de biografie van Hessel Poutsma, die De Sneeker Courant in 1889 uitgaf (en zowel Pieter Jelles Troelstra als Frank van der Goes als medewerkers aantrok), is sprake van Poutsma's vertrek in 1900, teleurgesteld door de beweging die hem niet had uitgekozen als drukker van Het Volk. Hij ging naar Zuid-Afrika waar hij de Boerenoorlog voor het Algemeen Handelsblad versloeg. ‘Hierbij speelde vermoedelijk ook een rol dat zijn vrouw een relatie zou hebben gehad met W.H. Vliegen, die ten gevolge daarvan eind 1899 naar Parijs werd verbannen.’

Men ziet: deel II is al wat stelliger dan deel I maar wat er nu precies tussen de toen zevenendertigjarige Wilhelmus Hubertus Vliegen en de vrouw van Poutsma is voorgevallen weten we, ruim tachtig jaar later, nog altijd niet: voer voor biografen die de totnogtoe verschenen twee delen (die nog door drie standaardwerken zullen worden gevolgd) moeten kopen. De redactie van het Woordenboek is nauwkeurig en ruimhartig. Ik trof de antisocialistische vrijdenker Jan Hobbel aan die zich zó aan Domela Nieuwenhuis' propaganda stoorde dat hij zelfs op burgerlijke voormannen een beroep deed om ‘desnoods met behulp van lood en gevangenis’ de maatschappij te redden uit de poel van de overheersing ‘van het socialistisch onverstand’. Naarmate de SDAP parlementairder werd zag Jan Hobbel daar wel wat in. Niet alle geschetste figuren zijn even levendig. Enkelen hebben de louter lokale propaganda niet overschreden en werden dan ook wethouder of burgemeester van Tietjerksteradeel of Vleuten. Maar wat een schat aan feiten! Wat te denken van het kostelijke gegeven dat Troelstra's zuster Rika, die in de jaren dertig uit de SDAP geroyeerd werd omdat ze te Moskou-vriendelijk was, enkele jaren de secretaresse - in Londen - is geweest van Sir Henri Deterding?

Hechte vriendschappen

Er zijn in die voortreffelijke encyclopedie een paar regels die me storen. Ergens staat de afschuwelijke mode-uitdrukking dat iets iemand niet in dank werd afgenomen. Vervelender is dat ik Albert Mellink, de overigens consciëntieuze redacteur van het Woordenboek, niet meer persoonlijk met een opmerking kan lastig vallen. Hij overleed kort voor de verschijning van deel II. Eén van zijn biografieën behandelt de communistische ir. Sebald J. Rutgers die in 1961, nog steeds trouw lid van de CPN, overleed. Rutgers had voor de oorlog jaren in de Sovjetunie gewerkt en nog met Lenin beraadslaagd. ‘Hoewel Rutgers zich conformeerde aan het dominerende stalinisme, kon dit hem in wezen niet liggen,’ schreef Mellink. Waarom niet? Mellink geeft geen spoor van bewijs. Jaren na Rutgers' overlijden vertelde Ger Harmsen mij eens dat hij de vooraanstaande Nederlandse communist kort voor diens dood had gesproken: Rutgers had niets willen weten van kritiek op de Sovjetunie. Hij had veel geweten over de terreur in de jaren dertig maar nooit geprotesteerd en zijn kennis mee in het graf genomen. Bij Mellink lees ik ook dat bij Rutgers een avontuurlijk-romantische trek niet ontbrak. Toen Rutgers in de jaren twintig dank zij een goedkeuring van Lenin en Trotski in Siberië was begonnen met een Autonome Industriële Kolonie voor buitenlanders, was hij daar door een ‘hechte vriendschap’ verbonden geweest met de Poolse geestverwante Bronka Komblitt die zijn naaste medewerkster was. Hoe? Hoelang? Hoe vaak? Hoe innig?

Zo kom ik dan over de schouders van ir. Sebald Justinus Rutgers heen terug bij de romantiek. Het waren bijna allemaal volle en dus emotionele idealisten. Aan verkiezingsuitslagen en ledenbestanden hebben we nu niet genoeg meer. Hechte vriendschappen moeten tot op het bot worden beschreven. Laten de bevlogen biografen massaal aan het werk gaan.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Deel 2


auteurs

  • Igor Cornelissen

  • over Menno Eekman

  • over Herman Pieterson