Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (54.91 MB)

ebook (46.21 MB)

XML (7.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De LO's van Marcellus Emants
Nop Maas zoekt een systeem waar dat niet zo duidelijk is

Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877 door Nop Maas Proefschrift VU Uitgever: Nova Zembla, f 40,-

Marita Mathijsen

In de academische wereld heerst al lange tijd onvrede met de bestaande manieren van literatuurgeschiedschrijving. Maar terwijl de oude concepten waarin biografieën van schrijvers of analyses van meesterwerken uit de literaire canon centraal stonden, afgedankt worden, is er nog volop discussie over de uitgangspunten voor een nieuwe literatuurgeschiedenis. Ton Anbeek, hoogleraar in Leiden, pleit voor een benaderingswijze waarin de receptie leidend beginsel is. Andere wetenschappers zien meer in een aanpak via studie van de instituties die invloed hebben op wat er gelezen wordt. Nog een ander voorstel om literatuurgeschiedschrijving te vernieuwen komt er op neer dat men de opvattingen van de schrijvers zelf over wat literatuur is of dient te zijn, moet bestuderen. De beschrijving van poëticale opvattingen zou dan de voornaamste taak van de literatuurhistoricus zijn. In de literatuurgeschiedenis die de leden van de afdeling Moderne Letterkunde van de Universiteit van Amsterdam geschreven hebben (Twee eeuwen literatuur 1987) vormen opvattingen over literatuur de leidraad, en er zijn al enige lijvige studies geschreven over schrijverspoëtica's, bijvoorbeeld de dissertatie van de jonge Utrechtse hoogleraar W.J. van den Akker over Nijhoff.

Het proefschrift van Nop Maas over Marcellus Emants is een nieuwe bijdrage aan de geschiedenis van de poëticale opvattingen in de Nederlandse letterkunde, maar tevens roept het vragen op over de zinvolheid van deze nieuwe richting. Uiteraard zijn er schrijvers bij wie de bestudering van de LO's (dit is de schijnexacte formule die J.J. Oversteegen aanbeveelt als men over LiteratuurOpvattingen wil schrijven) grote winst oplevert. Men denke aan schrijvers als Gorter, Kinker, Van Doesburgh, Adema van Scheltema, Ter Braak en Mulisch, die een systeem opbouwen waarin literatuur een bepaalde plaats inneemt. Maar hoeveel schrijvers hebben niet een wat amorfe opvatting over literatuur die niet alleen weinig expliciet wordt uitgesproken, maar daarbij ook nog aan veranderingen onderhevig is, gewoon omdat de literatuuropvatting van de betreffende schrijver niet de literaire produktie rationeel beïnvloedt en hij niet werkt met een LO-model waarin de produktie geperst wordt. Het bestuderen van de poëtica van dit soort schrijvers leidt tot een overaccentuering van weinig belangrijke produkten waarin toevallig wat gezegd wordt over kunst (interviews, recensies), terwijl interessante werken, waarin geen expliciete uitspraken daarover gedaan worden, het gevaar lopen buiten beschouwing te blijven.

Emants was zo'n schrijver die geen systemen bouwde. Wel sprak hij zich her en der in tijdschriftbijdragen uit over de functie van de kunst in de maatschappij, maar dat gebeurde zeker in de beginperiode, waar Maas' studie over gaat, nogal weifelend. Maas sluit de bestudering van Emants' opvattingen af in 1877, dat is nog vóór hij de eerste van zijn geruchtmakende novellen en romans gepubliceerd had. Emants is dan 29 jaar en volgens Maas zijn zijn opvattingen dan gevormd en die zullen niet meer veranderen. Emants denken over literatuur kan niet gescheiden worden van zijn denken over kunst, en dat kan niet los gezien worden van zijn denken over het leven. Heel simplificerend gezegd komt dat op het volgende neer: schoonheid (kunst) zit in waarheid, de waarheid is dat idealistisch denken en denken in termen van vooruitgang hopeloos is, de kunstenaar heeft de taak deze pessimistische boodschap aan de mensheid door te geven. ‘Dat mijn levensopvatting velen bitter smaakt begrijp ik volkomen’, schrijft Emants, maar ontkomen daaraan is niet mogelijk.



illustratie
Marcellus Emants in 1900 gefotografeerd door Ernst van Cleve


Kurkdroog

Simpel samengevat is dat ook wat verborgen zit achter het intrigerende omslag van Maas' proefschrift met in het handschrift van Emants verticaal afgedrukt de bekende woorden: ‘U noemt mij pessimist en ik aanvaard die naam’. Het fraaie omslag vindt geen pendant in het binnenwerk: zowel voor de technische vormgeving als voor de soms Droogstoppeliaanse aanpak verontschuldigt Maas zich bij zijn lezers, die dan ook nogal wat uithoudingsvermogen moeten bezitten om zich door de uitgeplozen termanalyses in kurkdroge stijl heen te bijten.

Maas' werkwijze is als volgt. Hij somt Emants' publikatie in een jaar - in deze tijd nog voornamelijk tijdschriftartikelen - op en beoordeelt die op hun waarde voor de kennis van de kunstopvatting. De relevante artikelen worden nageplozen op de betekenis en de coherentie van de termen, op implicaties van het beweerde en op de samenhang daarvan met vroegere of latere publikaties. Het kost Maas vaak grote moeite de betekenissen te achterhalen, omdat Emants in deze tijd niet altijd helder formuleert. Soms moet Maas er uitspraken van tijdgenoten bij halen om een hypothese over wat Emants bedoeld kan hebben op te kunnen stellen. Voor zover die er geweest zijn betrekt Maas de eigentijdse kritieken op een publikatie in zijn beschouwingen. Enige denkbeelden van Emants vergelijkt hij met die van contemporaine schrijvers (Pierson, Van Vloten) en hij trekt conclusies over Emants' positie tussen tijdgenoten. Ook bespreekt hij Emants' bronnen. Veel van zijn denkbeelden zijn terug te vinden bij Schopenhauer, maar Maas wijst erop dat hier minder sprake is van beïnvloeding dan wel van herkennen bij een ander van wat Emants zelf al ontdekt had.

Men krijgt hier bewondering voor Maas' eruditie die blijkt uit het bronnenonderzoek en voor de subtiliteit in de afwegingen over de betekenissen die verschillende termen als waarheid, idealisme, God en realiteit hebben, maar dat kan niet verhullen dat het vroege materiaal van Emants nog weinig zeggingskracht heeft. Maas' inspanningen waren een betere zaak waardig geweest.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Marcellus Emants' opvattingen over kunst en leven in de periode 1869-1877


auteurs

  • Marita Mathijsen