Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988 (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (54.91 MB)

ebook (46.21 MB)

XML (7.58 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1988

(1988)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

Essayist tegenover Goliath
Cyrille Offermans' zorgelijke monterheid in ‘Niemand ontkomt’

Niemand ontkomt Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Verlichting door Cyrille Offermans Uitgever: De Bezige Bij, 287 p., f 34,50

Carel Peeters

Theodor Adorno en Max Horkheimer verklaren in de inleiding van hun De dialektiek van de verlichting weliswaar dat ‘de vrijheid van de maatschappij onafscheidelijk met het verlichtende denken verbonden is’, het beeld dat ze daarna schetsen van wat het verlichtende denken sinds de achttiende eeuw heeft aangericht is zo donker dat het moeilijk is te geloven dat het nog ooit iets opwekkends zou kunnen voortbrengen. Voor een boek uit het midden van de jaren veertig bevat het vele profetische hoofdstukken en passages, met name die over de ontwikkeling van de ‘cultuurindustrie’. De sombere, negativistische kijk van in het bijzonder Adorno op de samenleving, die wordt beheerst door het ‘blindelings pragmatisch geworden denken’, ontnam echter ieder zicht op de mogelijkheden die het verlichtende denken in zich heeft om iets ten goede te keren. De maatschappij die uit de verlichting is voortgekomen had zich in zijn ogen onmogelijk gemaakt, en elke deelname eraan betekende aanpassing aan een maatschappij die zich in stand houdt door alles wat met de menselijke natuur te maken heeft te onderdrukken, te disciplineren, te beheersen, te domesticeren, te manipuleren, te controleren. Het hierbij horende denken is louter ‘instrumenteel’, het laat zich niets gelegen liggen aan alles wat geen (veelal economisch) belang dient.

In de vier bundels essays die Cyrille Offermans nu heeft gepubliceerd is hij sterk door Adorno en de Frankfurter Schule beïnvloed, maar vanaf De kracht van het ongrijpbare (1983) is hij op zoek naar perioden in de geschiedenis, stromingen, schrijvers, mentaliteiten en menselijke eigenschappen die niet ‘instrumenteel’ genoemd kunnen worden, niet in dienst van het nut staan en die dus een andere wereld oproepen. Offermans gaat uit van het idee dat de wereld waarin we leven maar één van de mogelijke werelden is. Die perioden, schrijvers en filosofen laten andere mogelijke werelden zien: de vroege renaissance en de vroege Verlichting waren perioden waarin lichaam en geest, rede en gevoel, het hoge en lage nog versmolten waren; schrijvers als Kafka, Beckett, Proust, Joyce, Calvino, Claus, Cortazar, Van Ostaijen, Lucebert (en de moderne literatuur in het algemeen) zijn op zoek naar oorspronkelijke menselijke emoties en een ‘staat van onwetendheid’ die contrasteert met de overvloed aan informatie die nu het leven beheerst; filosofen als Ernst Bloch, Lichtenberg, Diderot en Nietzsche bedrijven filosofie als een vrolijke wetenschap en hebben een afkeer van het abstracte denken, ze zijn concreet en denken met hun handen, in tegenstelling tot het grootste deel van de andere filosofen. Schilders als Jean Dubuffet (het essay over hem staat in de vorige bundel De mensen zijn mooier dan ze denken) en Goya (in Niemand ontkomt) hebben het verdringen en onderdrukken van de menselijke natuur geschilderd.

Offermans' analyses staan onmiskenbaar in de traditie van Adorno maar hij is allerminst negativistisch. Hij heeft een zorgelijke monterheid die hem hardnekkig laat zoeken naar alles wat het leven op zijn voorwaarden kan bevestigen. ‘Tot het laatst toe blijft hij alert op mogelijkheden die het leven kunnen veraangenamen,’ schrijft hij over Lichtenberg en dat is zo'n uitspraak die direct iets over hemzelf zegt. Al die woorden als maatschappelijke disciplinering, domesticatie, beheersing, controle die bij Adorno te vinden zijn en de moderne samenleving karakteriseren, komen allemaal ook bij Offermans voor, maar er staat tegenover dat hij levendig en overtuigend de waarde kan oproepen van onbevangenheid, spontaniteit, argeloosheid, vrijheid, passiviteit, gedachteloosheid, levenslust, esthetiek en die ook weet te vinden bij schrijvers, filosofen en kunstenaars.



illustratie



illustratie



illustratie
Georg Lichtenberg, Ernst Bloch, Gustave Flaubert


De ondertitel van Niemand ontkomt, ‘Hoofdstukken uit de geschiedenis van de Verlichting’, functioneert als een programma: het drukt de weigering uit de Verlichting definitief te laten annexeren door het pure en eenzijdige rationalisme, want alle essays gaan over kunstenaars of filosofen die zich met het gereedschap van de Verlichting hebben gekeerd tegen die eenzijdigheid: met de rede. Dezelfde rede die gezorgd heeft voor een ongebreidelde exploitatie van de natuur is in staat om overtuigend aan te tonen dat dat zijn grenzen heeft. Toch is het gebruik van de rede op een redelijke manier niet het enige wat Offermans inbrengt tegen de vergroeiing van de maatschappij. Offermans beschouwt de overmacht en invloed van het harde denken, van de commercialisering en van de geluksindustrie, zo groot en allesomvattend dat hier alleen nog de taktiek van David tegenover Goliath uitkomst kan bieden: door juist de nadruk te leggen op de waarde van het onaanzienlijke, het afzien van macht, het oproepen van andere mogelijkheden, het zorgen dat je ongrijpbaar bent.

De sombere wereld van Adorno wordt bij Offermans bevrucht met het optimisme van Ernst Bloch en de ‘mogelijkheidszin’ van Robert Musil. Bloch, de schrijver van Das Prinzip Hoffnung, is de filosoof van de ontsnapping die in drie monumentale delen alle denkbare vormen beschrijft waarop mensen in de geschiedenis een andere en betere wereld hebben bedacht: in sprookjes, vertellingen, utopieën, reizen, wensvoorstellingen, dagdromen, luilekkerlanden. Het is een encyclopedie van het besef dat er iets ontbreekt. In zijn essay over Bloch in Niemand ontkomt gaat Offermans in op ‘het oude bezit’ waar Bloch het over heeft, de historische wensvoorstellingen die nog steeds hun diensten kunnen bewijzen en waar wij erven van zijn. Dit oude bezit wordt vanuit het heden begerenswaardig en het is goed het voorhanden te hebben; wie het in zijn hoofd heeft anticipeert ermee op de toekomst en dat geeft het denken dynamiek. Offermans vindt dat het marxisme bij Bloch soms te veel als een deus ex machina functioneert als het er om gaat de maatschappelijke voorwaarden te creëren om die wensvoorstellingen tot werkelijkheid te maken. Toch staat hij niet ver af van Bloch, want ook hij vindt dat ‘het oude bezit’ niet alleen vlucht is of een bron voor nostalgie: het zijn sprookjes, wensvoorstellingen en utopieën met een maatschappelijke, collectieve dimensie die een verlangen uitdrukken dat niet tot een individu beperkt blijft. Offermans heeft het er in Niemand ontkomt voornamelijk terloops over, maar het is op de achtergrond duidelijk aanwezig: dat er eigenlijk veranderingen in de structuur van de maatschappij nodig zijn om mensen gelukkiger te maken. Het gaat hem niet alleen om een Eden, maar evenzeer om een Eldorado, een paradijs waarin materiële overvloed samengaat met sociale rechtvaardigheid. Hij maakt zich daar geen illusies over, zoals wel te zien is aan de rol van David die hij op zich neemt door in de huidige omstandigheden de nadruk te leggen op al die schijnbaar onaanzienlijke menselijke eigenschappen die naar zijn idee nu worden weggedrongen: onbevangenheid, passiviteit, erotiek, kortom alles wat sinds Roland Barthes het bedacht ‘atopie’ is gaan heten, in tegenstelling tot ‘utopie’, een begrip dat te veel dwingends heeft. De concrete utopie die Bloch zich voorstelt, heeft bij Offermans de vorm van een grote tegenwoordigheid van geest, een gespitstheid op schrijvers en maatschappelijke verschijnselen die zich teweer stellen tegen de onderdrukking van alle natuurlijke neigingen in mensen.



illustratie
Friedrich Nietzsche


Onbeschaafde beschaving

De schrijvers, kunstenaars en filosofen waar Offermans' gretige belangstelling naar uitgaat (in Niemand ontkomt zijn dat, afgezien van Bloch, Goya, Lichtenberg, György Konrad, Beckett, Alexander Kluge, Peter Sloterdijk, Multatuli, Nietzsche en Flaubert) zijn degenen die de eenheid en afhankelijkheid van lichaam en geest praktizeren, wat wil zeggen dat de geest nooit een eigen leven leidt en omgekeerd. Het zijn ook allemaal schrijvers die weinig moeten hebben van de burgerlijke disciplinering van de geest in de vorm van onderdrukking van emoties, schaamte over lichamelijke functies, het vasthouden aan gewoonten, tradities, ordelijkheid die benepen wordt: al die onbeschaafde beschaving die voor passend wordt gehouden maar die veel wat mensen in zich hebben knevelt. De achttiende-eeuwse filosoof Georg Lichtenberg is voor Offermans een typische vertegenwoordiger van de vroege Verlichting bij wie wetenschappelijke nieuwsgierigheid nog een pure gedaante had omdat het resultaat niet meteen werd geëxploiteerd. Lichtenberg was een geestige en filosofisch scherpzinnige Willy Wortel, iemand die net als Nietzsche van mening was dat te veel lezen de ziel bederft en te weinig ruimte overlaat voor eigen gedachten, en die het lezen en studeren beschouwde als het voorwerk voor eigen ideeën die opkomen op momenten dat men juist aan het luieren is. Theorieën en systemen waren ondergeschikt aan het eigen waarnemen. Offermans signaleert bij Lichtenberg ‘de gelukbrengende passiviteit van het denken’. In het essay over Lichtenberg komt een zin voor die hij al eens eerder heeft gebruikt als titel van zijn vorige bundel essays: ‘Voor Lichtenberg waren... alle mensen interessanter dan ze wellicht zelf dachten.’ Dat zo'n zin twee keer opduikt wijst erop dat het een hardnekkig idee is: er klinkt in door dat al dat interessante potentieel wordt vermorst door, bijvoorbeeld, de tijd die wordt besteed aan het kijken naar nonsens-televisie, het blinde toerisme.



illustratie
Cyrille Offermans


Offermans heeft zo'n coherente voorstelling van de samenleving door de eeuwen heen dat hij de schrijvers die hij bespreekt er schijnbaar moeiteloos een plaats in kan geven, ook als ze hem niet helemaal voldoen, zoals in het evenwichtig kritische essay over Multatuli. Multatuli voelde zich eigenlijk het beste thuis in de achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, maar volgens Offermans is hij dan de soort verlichter die vindt dat ‘de vrije studie van het verstand’ inhoudt dat men bevrijd is van de invloed van de zinnen. En dat is nou precies wat niet de bedoeling is in de Rabelaisiaanse en Nietzscheaanse opvatting over de betekenis van de zinnen voor het denken van Offermans. Met alle respect, maar niet gestoord door de talloze commentaren op Multatuli schetst Offermans een prachtig beeld van Multatuli als iemand die meer gemeen had met Droogstoppel dan hij zelf dacht. ‘In elke verleiding, de esthetische in het bijzonder, vreest hij de misleiding,’ schrijft hij. Bij Multatuli was sprake van ‘een alliantie van kritisch wantrouwen en defensief puritanisme’; vrouwen beoordeelde hij naar het ‘rentabiliteitscriterium’, hij schreef immers: ‘Maak uw vrouw tot een spaarbank uwer ideeën, tot een levensverzekering van uw gemoed.’ Multatuli's idee van de harmonie der tegendelen (goed/kwaad, liefde/haat, deugd-/ondeugd) noemt Offermans ‘fatalistisch’ omdat er dan sprake zou zijn van vaste tegenstellingen die niet opgelost zouden kunnen worden.

Offermans' bewondering voor de ‘unieke optimistische toon’ van Ernst Blochs filosofie is onvoorwaardelijk, maar niet totaal. Daardoor is zijn eigen montere instelling ook niet zonder nuances. Dat heeft vooral te maken met zijn affiniteit met de moderne literatuur, waarin het ‘Prinzip Hoffnung’ niet erg wordt aangehangen. Offermans' belangstelling voor de moderne literatuur heeft, afgezien van de bevrediging van zijn esthetische sensibiliteit, te maken met de plaats die zij in de cultuur inneemt: als een vrijplaats waarin de schrijvers zich niet rechtstreeks keren tegen de cultuur die hen omringt, maar indirect door zich in te graven in het esthetische handwerk van het schrijven. Ze voorkomen daardoor dat ze geannexeerd worden. Door deze plaats in de cultuur kunnen ze tot ‘een positieve waardering van de hopeloosheid’ komen, zoals bij Cioran, Robert Walser, Thomas Bernhardt en Beckett. Hoewel Offermans bewondering heeft voor deze schrijvers en er scherpzinnig over kan schrijven, blijkt uit alles dat zij slechts één aspect van zijn werkelijkheidsopvatting vertegenwoordigen. Beckett, bijvoorbeeld, vertolkt ‘de dimensies van de nietigheid’ en hopeloosheid,

[Vervolg op pagina 4]


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Niemand ontkomt: hoofdstukken uit de geschiedenis van de Verlichting


auteurs

  • Carel Peeters

  • beeld van Cyrille Offermans