Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.67 MB)

ebook (33.69 MB)

XML (7.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Het streven om als mens prachtig te worden
De brieven van Anna Blaman

Ik schrijf het je grof-eerlijk Briefwisseling van Anna Blaman met Emmy van Lokhorst en Sonja Witstein Ingeleid en bezorgd door Aad Meinderts Uitgever Meulenhoff, 262 p., f 37,50

Diny Schouten

‘Wanneer de schrijfster met haar uitzonderlijk talent haar mensegezichtskring zou kunnen verwijden, dan zou zij tot de zeer grote litteratuur reiken.’ Dat is het bondige oordeel van Victor van Vriesland over Anna Blaman, bij de verschijning van Eenzaam avontuur. Van Vriesland besprak (in het Haagsch Dagblad van 4 december 1948) Eenzaam avontuur zeer lovend, maar vond dat het belang van de erotische thematiek ‘uiteraard als zeer begrensd moet worden beschouwd’.

Van Vrieslands woorden lijken me een verstandige analyse van een schrijverschap, al is het altijd gevaarlijk om uitspraken die bevestigen wat je toch al graag vond voor ‘verstandig’ te houden. Om er dan maar ‘grof-eerlijk’ mee voor de draad te komen: ik ben bereid de ‘meesterhand’ van boeken als Eenzaam avontuur en De verliezers te erkennen, maar hun dodelijke ernst heeft me ervan weerhouden er ooit grote sympathie of groot enthousiasme voor op te vatten. Wat me daarvan weerhoudt zou natuurlijk ook wel Blamans intens soort burgerlijke wansmakelijkheid, in stijl en in detail, kunnen zijn. Ze heeft die gemeen met Vestdijk, maar hoe kan het dan dat je daar bij Vestdijk zoveel minder last van hebt?

In dat opzicht - noem het de saaie ernst van haar wezen - zijn de nu door Aad Meinderts bezorgde ‘Blaman-brieven’ erg verhelderend. Afgezien van de brieven die Henk Struyker Boudier citeerde in zijn Blaman-biografie (Speurtocht naar een onbekende; Anna Blaman en haar ‘Eenzaam avontuur’, proefschrift 1973) is het voor het eerst dat twee belangrijke correspondenties uit Blamans nalatenschap worden geopenbaard. Er even vanaf gezien dat de studie van de schrijfster en négligé zo niet openbarend, dan toch alleraardigst is, betekent Meinderts' inzet voor Blaman (in Ik schrijf het je grof-eerlijk kondigt hij als volgend project de uitgave aan van Blamans correspondentie met Marie Louise Doudart de la Grée) ook de rechtzetting van laakbare omissies in de Blaman-vorsing. Die beperkte zich overigens tot het particulier initiatief: Struyker Boudier was vooralsnog de enige literatuurwetenschapper met zichtbare interesse voor Blaman. Ook de niet-adept moet toegeven dat dat wel een onverdiend lauw ‘nachleben’ is voor een romancière die in de eerste twee naoorlogse decennia zeer belangrijk werd gevonden, en nu nog voor een meer of minder ‘klassiek’ auteur doorgaat.

Morele bonne volonté

Meinderts deed zijn werk uitstekend. Er is een register, en de aantekeningen zijn zorgvuldig en uiterst informatief over de ‘receptie’ van Blamans romans, die (op Vrouw en vriend uit 1941 na) alle in dezelfde periode verschenen als die van de briefwisseling met Emmy van Lokhorst: van 1948 af tot Blamans dood in 1960. De inleiding bevat de beknopte biografieën van Blamans relatief onbekende correspondentes. De naam van Emmy van Lokhorst (1891-1970) als ‘schrijfster van een groot aantal romans, novellen en kinderboeken’ is verbleekt, slechts de oudere generatie zal haar kennen als de toneelmedewerkster van het VARA-radioprogramma De artistieke staalkaart. Sonja Witstein (1920-1978) werd bij haar dood herdacht als een eminente specialiste op het gebied van de renaissanceliteratuur; als schrijfster heeft ze op wat verspreide verhalen na alleen de merkwaardige novelle Bekentenis aan Julien Delande (1946) op haar naam staan. Witstein had verwacht dat de novelle, de zelfanalyse van een jonge vrouw met een sadomasochistische relatie tot haar stiefvader, morele verontwaardiging zou wekken. Wat volgde was ‘onverschillig zwijgen’. De duister-incestueuze sfeer ervan maakte ook bij de herdruk die twee jaar geleden door Aad Meinderts werd bezorgd, géén furore, wat aan de ontoegankelijkheid van de existentialistische overwegingen van de protagoniste kan liggen, maar wie weet heeft Meinderts gelijk en zou het lot erover anders beslist hebben als Anna Blaman er (zoals ze blijkens de nu uitgegeven briefwisseling van plan was) een groot artikel over had geschreven.

Het woord ‘briefwisseling’ in de titel van Ik schrijf het je grof-eerlijk is ‘goed beschouwd misplaatst’, excuseert Meinderts zich in zijn inleiding. In feite gaat het om (102) brieven aan Emmy van Lokhorst, en (37) aan Sonja Witstein: het merendeel van de tegenbrieven moet als verloren worden beschouwd. Meinderts trof er in het Letterkundig Museum respectievelijk achttien (van Van Lokhorst) en één (van Witstein) aan. Voor de voortgang mist men ze niet, hun inhoud laat zich voldoende raden uit wat Anna Blaman schrijft. Over Sonja Witstein valt het niet te weten, maar in het geval van Emmy van Lokhorst geven de overgebleven brieven niet het idee dat er zeer veel boeiends verloren is gegaan. Van Lokhorst geeft in haar brieven aan Blaman hoog op over de wederzijdse warme vriendschap: ‘Ons contact berust toch wel op een zeer kostbaren grond blijkbaar, dat ik met een gevoel van bevrijding en verruiming me weer in jouw sfeer wist te verplaatsen. Het is een merkwaardige combinatie van cerebrale “anschlusz” en warme hartelijkheid. Een belangrijk punt is bovendien ons frans georiënteerd zijn.’ Die wat geëxalteerde zelfingenomenheid contrasteert met Blamans prettig aandoende matter-of-fact-manier van schrijven. Wat ook geen beste indruk maakt zijn de blessures in de vriendschap, die ontstaan als Blaman plannen om te komen logeren niet uitvoert. Van Lokhorst maakt vooral de indruk van een tamelijk verwende vrouw, die even weinig is opgewassen tegen grote als tegen kleine tegenslagen. Dat ze zelfs het onderscheid daartussen niet goed maken kan, irriteerde kennelijk ook de bezorger. Waar Van Lokhorst schrijft over de ‘totale absolute eenzaamheid’ die haar in haar ‘huisje’ aangrijnst, heet het in het commentaar dat Van Lokhorsts woning aan de Amsterdamse Stadionkade ‘met zijn vier kamers, badkamer, keuken, vestibule en hall’ moeilijk een ‘huisje’ genoemd kan worden.

Zulke dingen te zeggen is hard geoordeeld over een vrouw die blijkens haar brieven aan Blaman zwaar leed onder ‘minderwaardigheidsovertuigingen’, onder het haar ontglippend creatief vermogen en onder een zwaar gedragen huwelijkscrisis. Van Lokhorsts zelfbeklag werd Blaman ook wel eens te veel. In de (veelvuldig gewisselde) brieven uit de eerste periode van hun vriendschap (Blaman en Van Lokhorst onmoetten elkaar tijdens de Boekenweek van 1948) betoont Blaman zich warmmeevoelend met Van Lokhorsts voortdurende neerslachtigheid, maar haar opmerkingen zijn al snel ouderlijk-vermanend: ‘Er komt nooit zoveel zelfsucht te pas als in een liefdesverdriet,’ houdt ze haar vriendin voor, en ze permitteert zich ook relativerende woorden over de ‘fâcheuse troisième’ die Van Lokhorst haar derde echtgenoot ontnam. In een brief uit november 1948 (de maand waarin Eenzaam avontuur verscheen) is Blamans toen verwijtend tegen de slachtofferigheid die de veertien jaar oudere Van Lokhorst als ‘versmade vrouw’ aan de dag legt: ‘Je was de laatste keer bijzonder gedeprimeerd. (...) De oplossing van jouw conflict ligt niet in het gerepeteerde denken erover en lijden eronder alleen, maar hier kan de tijd, enkele maanden misschien nog maar, heel nieuwe aspecten brengen - En als je er toch over moet denken, denk er dan niet over als vrouw, maar als mens, met veel redelijkheid en veel liefde - Dat mag ik je toch wel schrijven? Je zou bijvoorbeeld kunnen denken: Het is natuurlijk dat mij eens een groot verdriet overkomt; dat moet ik nu aanvaarden en hanteren met dezelfde morele bonne volonté als het geluk. Ik durf je dat te schrijven omdat het geen frazen zijn, omdat ik zelf me op die manier op de vingers heb proberen te tikken. Alles in het leven heeft zijn prijs en moet betaald worden. Des te groter het geluk, des te duurder de prijs - Maar ook, wie zijn schuld betaalt, verarmt niet.’ Het ‘denken als vrouw’ verduidelijkte Blaman in een eerdere passage: ‘Ik zeg je, voor sommige mensen is het de taak om zelfstandig te leren worden, om alleen te kunnen zijn (...). Voor mij is die opgave makkelijker dan voor jou, doordat ik manlijk denk en voel, en jij zo vrouwelijk bent en het aanhankelijke, afhankelijke streven in je hebt van klimop rond een boom - Zo begrijp ik van jouw vrouwelijk wezen uit ook hoe je je eigen werk op de tweede plaats kon stellen voor de liefde. Voor mij ís de liefde mijn werk (lees Eenzaam Avontuur), maar mijn werk, ik, gaat vóór de liefde.’



illustratie
Anna Blaman en Marie Louise Doudart de la Grée


Alide

Ook al heeft men het niet zo op Blamans hoog-morele opvattingen over De Mens en Zijn Taak (in een andere brief belijdt ze het streven om ‘als mens waardig, prachtig’ te worden), het doet niemand kwaad om Blaman van zo dichtbij te zien nadenken over haar grote thema: wat de verschrikking maar ook wat de troost kan zijn van eenzaamheid. Van Vriesland zei het al: haar gezichtskring is niet wijd, maar de beschouwingen over eigen aard en wezen die beide briefwisselingen haar ontlokken zijn sympathiek en verstandig. Aan de wijze van uitdrukken zit helaas, helaas, geen zweem van ‘franse oriëntatie’. Het is vals van me om het te zeggen, maar frivoliteit in woorden die men kiest hoort kennelijk even weinig bij Blaman als de hang naar een flatterend kledingstuk. Toch kán ze zo charmant zijn als tijdgenoten getuigd hebben: Van Lokhorst is de confidente in een stormachtig opkomende passie voor een Zeister dame van gefortuneerde huize, de (toneel-)schrijfster Marie Louise de la Grée. Blaman is zeer openlijk en vrolijk over de tamelijke platheid van die aanvankelijk luchtig opgenomen bevlieging: ‘We zijn een combinatie van een operettester en een tragédi enne.’ Die luchtigheid verdwijnt snel als de liefde voor ‘ML’ verzandt in kibbelarijen over Anna's niet-altijd disponibel zijn: geabsorbeerd, bekent ze, in haar éérste liefde, haar werk, en ook, nog altijd, door verdriet om het verlies van Alie Bosch (‘Zuster B.’), ‘die heimelijk, bij momenten als symbool van liefde levend in me is.’ De teleurstellende aspecten aan de persoonlijkheid van Alie, in de brieven vaak aangeduid als ‘Alide’ (naar de vrouw uit Eenzaam avontuur voor wie ze model stond), zijn tussen Van Lokhorst en Blaman een geliefd onderwerp van studie, en wat Blaman erover loslaat, sluit op verheven wijze aan bij de altijd wat kitscherige ontroerendheid van haar literaire oeuvre: het is toch wel veel echter dan wanneer ze haar gedachten op verzonnen personages overdraagt.

Meinderts koos de titel van deze briefuitgave uit een brief aan Sonja Witstein. De ‘grof-eerlijke’ bekenning aan Sonja Witstein is Blamans onmacht tot overgave, als minnares: de tragische afloop van een enthousiast begonnen correspondentievriendschap die inzette met een nederige brief van een jonge bewonderaarster. Het duurt enige maanden en brieven voordat Witstein en Blaman elkaar schriftelijk tutoyeren, maar kennelijk raakt Blaman zeer verrukt van ‘het prachtige verstand’ van haar jonge vriendin, maar na de lijfelijke ontmoeting niet genoeg van haar hele wezen om ‘de saamhorigheid met een ander op te nemen’: ‘Het komt dus daar op neer: ik kán niet zeggen, ik ben jouw geliefde, met elke veronderstelde consekwenties van dien: trouw, uitsluitend van elkaar vervuld zijn, elkaar zoveel mogelijk zien, later samenwonen.’ De brief maakt een einde aan een hartstochtelijk-intellectuele briefwisseling, met uitgebreide toelichtende interpretaties van Blamans novelle De kruisvaarder, en nogal veel ernstige overpeinzingen over wat werkelijke ‘Lebensbejahung’ is. Een jaar later wordt de vriendschap weer enigszins hersteld en maken Witstein en Blaman plannen om via het COC ‘lesbische levensgeschiedenissen’ te verzamelen, teneinde een ‘litteraire beschouwing’ te schrijven over de lesbische vrouw. Van het plan kwam niets terecht. De briefwisseling, nog wel hartelijk maar veel minder innig, stopt na een paar brieven in december 1952. Meinderts heeft geen reden om aan te nemen dat er daarna nog brieven gewisseld zijn.

Voor de groepering per correspondent die Meinderts koos voor de uitgave der Blamanbrieven valt veel te zeggen, onder andere dat de dramatiek van de brieven aan Sonja Witstein verloren was gegaan als ze waren geplaatst tussen een wat groter gezelschap correspondenten. Wat tegen Meinderts ordening van ‘complete verzamelingen’ pleit, is dat de volledigheid van de brieven aan Van Lokhorst niet zó aantrekkelijk is als een veel gemengder aanbod uit de correspondenties die bij het Letterkundig Museum blijken te berusten, waaronder drieënveertig brieven aan de kunstcritica Mathilde Visser, de eenentwintig aan Jeanne van Schaik-Willing, veertien aan Josepha Mendels en veertig aan John en Jacqueline Meulenhoff - de brieven aan Alie Bosch zijn in particulier bezit. Ik weet het, een keuze uit iemands correspondentie heeft tegenwoordig het odium ‘niet-wetenschappelijk’ te zijn, wat toch jammer is. Meinderts' dilemma lijkt me, bij een onmogelijk lijkende financiering van Blamans verzamelde brieven, onoplosbaar. Het neemt alleen de indruk niet weg dat Blaman, tegenover correspondenten met wat meer pit dan Van Lokhorst (die gedurig moet worden gerustgesteld dat ze werkelijk niet verwaarloosd wordt) en Witstein (die zo ‘respectueus’ is dat Blaman ‘er even schutterig onder wordt als een bakvis die als grande dame wordt behandeld’) een ‘prachtig verstand’ bezit dat tegenover andere intimi nog mooier zou kunnen oplichten. ■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Ik schrijf het je grof-eerlijk. Briefwisseling met Emmy van Lokhorst en Sonja Witstein


auteurs

  • Diny Schouten