Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.67 MB)

ebook (33.69 MB)

XML (7.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

‘Een roomse kerk hebt gij er van gemaakt!’
Buitings breedvoerige studie over de Deventer partijscheuring van 1909

Richtingen- en partijstrijd in de SDAP Het ontstaan van de Sociaal-Democratische Partij in Nederland door Henny Buiting Uitgever Stichting Beheer IISG Amsterdam, 960 p., f 95, -
Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland Deel 3 Redactie P.J. Meertens e.a. Uitgever Stichting Beheer IISG Amsterdam, 298 p., f 44,-
Onstuimig maar geduldig Interviews en biografische schetsen uit de geschiedenis van de PSP Redactie Paul Denekamp e.a. Uitgever De Bovenbouw, Amsterdam, 256 p., f 25,-

Igor Cornelissen

Toen Frits de Jong in 1954 promoveerde op een politieke biografie over het leven van de literator en marxist J. Saks, leverde dat boek een uiterst knorrige recensie op van de historicus prof. P. Geyl, toen vast medewerker van Vrij Nederland. Saks, apotheker van huis uit, was, beïnvloed door Busken Huet, een briljant essayist en behalve kenner ook verdediger van het erfgoed van Marx. In de strijd binnen de SDAP tussen de preciezen en de rekkelijken stond deze fijnzinnige brombeer vol vuur tegenover de - zoals hij het zag - opportunisten en tactici, de kleingrutters die uit waren op het behalen van de kleine winst. Frits de Jong schetste Saks als belangrijk tegenstander, ja misschien wel de voornaamste van Pieter Jelles Troelstra. Dat alles ging Geyl veel te ver. In zijn ogen was Saks nauwelijks meer dan een wel curieuze randfiguur die hooguit de moeite waard was vanwege zijn kritische biografie - een aanzet althans - van Multatuli. Nu lag Geyl, zelf gematigd socialist, dat onderwerp ook niet. Hij kon het niet anders zien dan geroer in een potje met pieren, gepruttel aan de zijlijn. De broederstrijd in de SDAP leidde in 1909 tot een afsplitsing, een eigen partij (de SDP) die over een noodlijdend dagblad beschikte en pas in 1918 twee afgevaardigden, David Wijnkoop en dr. Willem van Ravesteyn, naar de Kamer kon afvaardigen. In vergelijking met de moederpartij, die voor de oorlog al zo'n kwart van het electoraat achter zich had, was het een vrijwel te verwaarlozen groepje malcontenten dat afbreuk doet aan de grote lijnen in de geschiedenis.

Nu ligt die broederstrijd mij wel en Saks al helemaal en ik zag dan ook met niet te bedwingen gulzigheid uit naar het boek dat ging verschijnen over het congres van Deventer, de stad waar in 1909 De Tribune, het blaadje van de marxistische opposanten, werd verboden en - dat stond vast - de Tribunisten hun eigen zuivere partij zouden oprichten. Een wereldhistorisch novum. In Nederland voltrok zich de scheiding het vroegst. Maar 960 bladzijden... een lawine aan voetnoten... tientallen tabellen... Dat professor Pieter Geyl postuum een rolberoerte krijgt van deze karrevracht aan documentatie is nog te verdragen maar ook mijn gulzigheid kent haar grenzen.

Nu moeten, dat dient direct vooropgesteld, ijverigheid en precizie geprezen worden. En doorzettingsvermogen. Dat heeft Henny Buiting allemaal in huis. Ik kan me niet indenken dat hij een ter zake artikel, document of boek niet heeft gelezen. Hij heeft ook al dat materiaal zeer kritisch verwerkt en zet zich zo af tegen hen, Troelstra zelf maar ook diverse nabetrachters die Wijnkoop c.s. alleen maar wilden zien als een stelletje doordravende betweters en fanatici die ver buiten de realiteit stonden. In zekere zin is Buitings proefschrift een rehabilitatie van de Tribunisten die lid waren geworden van de SDAP in eerlijke overtuiging dat deze partij het proletariaat naar de eindzege zou voeren. Ze vonden al spoedig Troelstra, maar vooral Schaper en Vliegen tegenover zich die met Marx' theorieën hun achterste afveegden en dat ook nog in het openbaar zeiden, zoals Troelstra deed in een kamerdebat met de liberaal Treub over de werkloosheidsbestrijding: ‘De marxistische crisistheorie geef ik u, als het moet, cadeau; de crises blijven, ondanks alle voorspellingen.’ Dat was, eind 1908, een standpunt niet alleen tegenover het orthodoxe marxisme, het werd ook nog geuit vis à vis de burgerlijke vijand en in de Kamer, een voornaam forum. Het heeft er, schrijft Buiting terecht, dan ook alles weg van dat Troelstra bewust reacties uitlokte die een uitwerping van de Tribune-groep konden bespoedigen. Toen al voelde het SDAP-bestuur niets voor een actieve politiek tegen de crisis (door De Tribune bepleit). Vliegen achtte werklozen slechts in staat tot geweld en een andere partijbestuurder zag helemaal niets in ‘het zogenaamd opwekken van de revolutionaire energie’. Er zitten vele van dit soort rozijnen in de door Buiting bereide broodpudding. Af en toe een plak dan blijft het smakelijk, maar op den duur gaat het gerecht toch tegenstaan. Wat voor taak heeft een promotor (inderdaad, in dit geval prof. dr. Frits de Jong) eigenlijk? Natuurlijk het bewaken der heilige wetenschap in de eerste plaats. Maar bestaat er ook niet zoiets als het beschermen van de aanstaande doctor? Moeten promotor en promovendus ook niet gezamenlijk denken aan de belangen van de geïnteresseerde lezer en, last but not least, de vagelijk met het onderwerp bekende potentiële koper van de studie? Want het gaat hier om een handelseditie en, met of zonder Marx, zo'n exemplaar moet toch gekocht én betaald worden?

Domhouden

Een reeks conflicten leidde tot de scheuring van 1909. Er was een tegenstelling over de agrarische kwestie, niet onbelangrijk voor de partij die in die beginjaren opereerde in een nauwelijks geïndustrialiseerd land, de stakingen van 1903 die Troelstra's leiderschap op de tocht deden staan sloegen al diepere wonden en twee jaar later was er een diepgravend debat over de herstemmingen voor de naderende kamerverkiezingen.

Terecht kent Buiting - ook daar weer zéér breedvoerig - grote betekenis toe aan de schoolkwestie uit 1902 waarbij de marxisten Troelstra beschuldigden van ruilhandel. Troelstra, die de steun kreeg van de meerderheid van de SDAP, pleitte voor subsidiëring van de vrije (christelijke) school mits deze uiteraard voldeed aan de eisen van goed onderwijs. De SDAP-leiding wilde de christelijke arbeiders niet afschrikken. De opposanten riepen dat de vrije school bedoeld was om het volk dom te houden ‘en in geestelijke slavernij te houden’. Wij mogen, ageerde een van de latere Tribunisten, geen geld geven aan een streven tot domhouden. Zij bepleitten de verplichte, neutrale school van staatswege waarbij natuurlijk de volkomen persoonlijke vrijheid van geloofsovertuiging niets in de weg zou worden gelegd.

Saks voelde, toen al, waar het om ging. Naar rechts of naar links, analyseerde hij trefzeker. Volgens Saks moest de partij haar grondslag verbreden onder het onkerkelijke proletariaat en zich niet aanpassen aan het kleinburgerlijke deel van de kiezers dat wel haar groei zou kunnen bevorderen maar op den duur de partij in slagkracht zou verlammen. ‘Eruit, uit ons nest met het kapitalistische koekoeksei!’ hield Saks de partijgenoten voor.

De meerderheid van het congres die Troelstra steunde was in 1902 nog krap: 58 procent, met 26,8 procent voor de minderheid en 14,6 procent blanco. Steeds meer partijgenoten zouden genoeg krijgen van het gedonderjaag en vitterij van de theoretici. Want zo werd het gezien door grote delen van de partij-aanhang, ingesteld op kleine maar daarom niet onbelangrijke verbeteringen in het armzalige bestaan van de werkman.



illustratie
David Wijnkoop




illustratie
‘Arbeiders van Nederland, volgt ons!’ Spotprent van A. Hahn uit De Notenkraker


Bovendien lag het hoofdaccent van de oppositie in enkele Amsterdamse afdelingen waarin dan weer de beter geschoolde joodse diamantbewerkers de boventoon voerden. In Rotterdam kreeg Van Ravesteyn nauwelijks een arbeider mee voor zijn kritiek op de partijleiding, een kritiek die hij later, in zijn ongepubliceerde memoires, als hoogmoedig bestempelde. Maar dat was lang nadat Van Ravesteyn afscheid had genomen van de communistische beweging die historisch gezien uit de Tribune-groep voortkomt. ‘Deventer’ maakte diepe indruk op de congresgangers. Sommigen zaten nadat het besluit tot royement was gevallen, in een hoekje van de zaal te huilen. Onbegrijpelijk overigens dat Buiting voor een schets van het congres gebruik maakte van het officiële gekuiste verslag en niet van de burgerlijke pers.

Dat de oppositie geen gesloten front vormde, wordt uit de dissertatie heel duidelijk. Terwijl Wijnkoop, Van Ravesteyn en de onderwijzer Jan Ceton onwrikbaar vasthielden aan hun zekerheden, wilden de ook-marxisten als Pannekoek en Herman Gorter om de eenheid te bewaren wel concessies doen. Gorter was zelfs niet ongenegen om dan maar De Tribune op te heffen, maar toen de fronten uiteindelijk onverzoenlijk tegenover elkaar stonden, riep de dichter-politicus Troelstra woedend toe: ‘Een roomse kerk hebt gij er van gemaakt!’

Onbetwist instinctenleven

Henny Buiting schrijft in zijn conclusies Troelstra een ‘virulent pragmatisme’ toe (p. 839). Welke betekenis moet men hier toekennen aan het woord virulent, dat stamt van virus? Bedoelt hij hier, zoals mijn woordenboek geeft, kwaadaardig of giftig? Of alleen maar heftig? Hoe het ook zij, Pieter Jelles' gerichtheid op het haalbare heeft de arbeidende klasse geen windeieren gelegd. Met het naderbij brengen van het socialisme heeft dat weinig van doen en het valt ook buiten Buitings onderwerp. Maar wat er wel binnenvalt is een voorlopige stelling die dr. Jaap Meijer lang geleden in het Maandblad voor de geschiedenis der joden in Nederland lanceerde toen hij Van Ravesteyns in 1948 verschenen herinneringen recenseerde. Is het mogelijk dat bij Troelstra natuurlijke affecten een rol speelden? Wijnkoop moet hem ook uiterlijk hebben tegengestaan. ‘Met baard en gebaren’. De jood Wijnkoop was als het ware de verpersoonlijking van de Tribune-oppositie. ‘Het conflict met Wijnkoop hoort thuis in het onbewuste instinctenleven, waar weinigen zich overwinnaar vermogen te noemen,’ schreef Meijer in een artikel dat Buiting in zijn uitgebreide bibliografie niet noemt. ‘Het bepaalde in aanleg mede de oppositie tegen allen die het met de rabbijnenzoon eens waren.’ Het is een gemis dat Buiting dit, ik druk mij voorzichtig uit, mogelijke aspect van de partijstrijd buiten beschouwing laat.

Vermakelijk is het dan weer dat hij, hoewel zich afzettend tegen gepsychologiseer van andere ontleders van ‘Deventer’, Van Ravesteyns ‘late sexuele initiatie’ (wat is laat?) een rol laat spelen bij diens aanhangen van het marxisme ‘dat als sublimering dienst doet van onbevredigde sexuele verlangens’. Laat ik de jonge doctor dan verzekeren dat ik heel wat brave reformisten ken en heb gekend die er binnen en buiten de huwelijkse staat niets van terechtbrengen. Wat een dwaasheid!

Oorbellen

De onmogelijk dikke pil van Buiting, nogal ontsierd ook door een sociologenjargon dat ik tenminste niet begrijp, is een standaardwerk maar geen naslagwerk. Je zoekt er niet makkelijk iets in op. Dat geldt wel voor het Biografisch woordenboek waarvan nu al weer het derde deel is verschenen. Kort, maar hier gelukkig ook weer niet te kort, worden daarin levensschetsen neergezet van bekende en minder bekende mannen én vrouwen die in het sociale of socialistische leven een rol speelden. Ik kan slechts een paar hoogtepunten noemen: Henriette van der Meij (Nederlands eerste journaliste), Fré Cohen (grafica), Bram van Collem (dichter), Lion Contran (musicus) en Hannie Schaft (verzetsstrijdster). Het biografisch woordenboek wordt gevuld door een zeer gevarieerde rij medewerkers die allemaal één eigenschap gemeen hebben: grote liefde voor hun onderwerp en een ijzeren discipline om volledigheid te paren aan beknoptheid.

Zelfs in deel drie van het Biografisch woordenboek kom ik nog een persoonlijk gekkigheidje tegen. Of de duvel ermee speelt: het handelt om de neerlandicus dr. Jan Knuttel, net als Van Ravesteyn Tribunist van het eerste uur maar in tegenstelling tot de Rotterdammer tot aan zijn dood trouw en dogmatisch lid van de communistische partij gebleven. Knuttel zou, schrijft Ger Harmsen, ‘zijn leven lang behoefte hebben aan vrouwen om zich heen, meer om de sfeer dan om de erotiek.’ Nog afgezien van het feit dat er zoiets als een erotische sfeer bestaat, hoe weet Harmsen nou zoiets? Was hij, of iemand anders, er steeds bij? Of heeft Knuttel het zelf verteld en is het daarom waar?

Deze komische noot in het tot een monument uitgroeiend Biografisch woordenboek (want er komen nog meer delen) leidt me tot nog een ander boek waarin een stukje naoorlogse geschiedenis op luchtige maar zeer leesbare manier is neergezet. Onstuimig maar geduldig bevat korte interviews en biografische schetsen met PSP'ers die een stempel zetten op de in 1957 opgerichte partij die, anders dan de nazaten van de Tribune-groep, nog in de Tweede Kamer is vertegenwoordigd. Onstuimig waren en zijn ze zeker, maar ook vrij en vrolijk. Op p. 207 staat daar, terloops, hoe het gemeenteraadslid in Boskoop Lex Spaans demonstratief voor zijn homoseksuele geaardheid wilde uitkomen. Hij ging met oorbellen in en parfum op de raad in. Het fenomeen is mij destijds ontgaan maar het is goed dat zo'n minidemonstratie even is vastgelegd. Onstuimig maar geduldig geeft een rijk scala van waarheidszoekers, militante pacifisten, halve marxisten en hele antimilitaristen. Het is geen partijgeschiedenis, wel een boeiende dwarsdoorsnede van zeer Nederlandse

Vervolg op pagina 16


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland. Deel 3


auteurs

  • Igor Cornelissen

  • over Henny Buiting

  • over Paul Denekamp