Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.67 MB)

ebook (33.69 MB)

XML (7.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 3]
[p. 3]

De moraal en esthetiek van Bell en Trom
Anne de Vries en honderd jaar discussie over kinderboeken

Wat heten goede kinderboeken door Anne de Vries Uitgever Querido, 272 p., f 42,50

Aukje Holtrop

Wee, de ongelukkige die kinderboeken schrijft. Zijn werk zal niet alleen beoordeeld worden door de kinderen voor wie hij schreef, over hun schouders lezen anderen mee; volwassenen die verantwoordelijk zijn voor kinderen, opvoeders, ouders, onderwijzers. Terwijl de een de wenkbrauwen fronst bij een wel erg brutale kwajongen, schudt de ander zijn hoofd bij een overdaad aan elfjes, lammetjes en kabouters, en een derde legt de vinger bij een passage waaruit twijfel aan algemeen erkende waarden spreekt. Het kinderboek dat deze kritische lezers ongeschonden passeert, moet wel onberispelijk, uiterst verantwoord en buitengewoon vervelend zijn.

Medelijden met al die mensen die de afgelopen honderd jaar desondanks de pen oppakten en kinderboeken schreven, dat is het overheersende gevoel bij het lezen van Wat heten goede kinderboeken, het boek waarop Anne de Vries kortgeleden is gepromoveerd aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De titel (die me onweerstaanbaar doet denken aan keizer Karels hond die Hoe geheten moet hebben) verwijst naar normen, naar goed en slecht, naar verantwoord en acceptabel en - uiteraard - naar onverantwoord en afkeurenswaardig, als criteria waarop kinderboeken beoordeeld zijn, en nog steeds worden.

Anne de Vries heeft onderzocht welke eisen er in Nederland, vanaf 1880, gesteld zijn aan het goede kinderboek. Wie beoordeelden boeken, welke maatstaven legden zij aan, zijn er scholen in die opvattingen te ontdekken, scherpe tegenstellingen, is er door de eeuw heen een ontwikkeling te bespeuren, zijn een paar vragen waarop hij in zijn boek ingaat.

Beroepsopvoeders

De meeste mensen die zich bezighielden met kinderboeken waren mensen die zich bezighielden met kinderen: opvoeders dus. Dat er altijd veel nadruk op de opvoedkundige kant van kinderliteratuur gelegd is, is dus te begrijpen. In de ogen van veel volwassenen waren kinderboeken een handig middel in de opvoeding, maar je moest dat middel slim toepassen. Zo hadden beroepsopvoeders natuurlijk altijd al door dat je wijze lessen beter in een verhullende verpakking kunt toedienen dan gewoon als saaie les. Ze geven daar ook aanwijzingen voor, waarin dan wel vaak het kind centraal lijkt te staan, maar in wezen natuurlijk toch de wijze les. Niet té veel moraal, heeft de een gezegd, de goede boodschap moet vanzelf tot de kinderen komen; kijk uit voor te opgelegde bedoelingen, schreef een ander, het zal kinderen alleen maar irriteren.

Intussen waren er altijd mensen die niets voelden voor die verhullende aanpak en rechttoe rechtaan de boodschap wilden uitdragen. En al klinkt het als een cliché, het waren toch vooral de mensen uit de religieuze hoek die de kinderen het meest rigoureus hun moraal en hun boodschap via kinderboeken door de strot wilden duwen (ik haast me te zeggen dat er ook overtuigde gelovigen waren die niets van die opgelegde dwangmoraal moesten hebben en kinderen op een heel wat fatsoenlijker manier met de christelijke moraal in contact wilden brengen). De voorbeelden die Anne de Vries van deze blinde gelovigen geeft zijn lachwekkend misschien, ze geven ook een onthutsend beeld van de minachting die er bestond voor kinderen, voor de eigen ontwikkeling van ideeën en gedachten van kinderen, maar vooral ook voor kunst, voor literatuur.

Want dat is natuurlijk het irritantste van al dat gepedagogiseer rond kinderboeken: de vraag of een boek mooi was, goed geschreven, origineel, of personages tot leven kwamen, en of kinderen ontroerd of meegesleept zouden worden, kwam heel vaak pas op de tweede plaats, áls die vraag al gesteld werd. Je zou je moeten voorstellen dat een auteur voor volwassenen, Hugo Claus bijvoorbeeld, of Cees Nooteboom, een boek schrijft en dat er onmiddellijk allerlei leraren en andere mensen met opvoedende taken in de maatschappij zich op zo'n boek zouden storten en er uitsluitend de moraal en boodschap uit zouden ontleden. Natuurlijk is dat ook vaak bij ‘gewone’ schrijvers gebeurd, maar hoe belachelijk en achterlijk hebben we dat niet gevonden. Voor kinderliteratuur is dat de gewone praktijk geweest.

Twee tradities

Bij zijn onderzoek naar opvattingen en criteria is Anne de Vries gestuit - en hij noemt dat zelf onthullend - op eigenlijk maar twee uitgesproken tegengestelde visies op het kinderboek, een pedagogische en een esthetische. De eerste opvatting, de pedagogische, gaat terug tot de Verlichting die de mensen (en de kinderen) wilde ontwikkelen; de tweede, de esthetische, tot de Romantiek, die wilde aansluiten bij de behoeften van het individu, de wensen van het kind. Hoe de maatschappij de eeuwen daarna ook veranderde, deze twee verschillende opvattingen over de eisen waaraan goede kinderboeken zouden moeten voldoen, zijn constant gebleven. De mensen die in de jaren zeventig van deze eeuw bijvoorbeeld met hun kritiek ‘vanuit een andere hoek’ op het kinderboek gedacht mochten hebben dat ze een nieuwe opvatting verkondigden, hadden het mis: in feite zetten ze een heel oude traditie voort, de Verlichtingstraditie die kinderliteratuur een grote invloed en een edele taak toekende.



illustratie
Dik Trom, illustratie van Joh. Braakensiek


Anne de Vries heeft de afgelopen honderd in drieën verdeeld: van 1880 (als het tijdstip waarna er met enige regelmaat ideeën over kinderliteratuur opgeschreven werden) tot 1930, de periode 1930-1960 en de periode van na 1960 tot ongeveer 1980. Voor deze tijdvakken heeft hij onderzocht hoe er binnen en buiten de religieuze en politieke zuilen gedacht werd over kinderboeken, over kinderen en over de invloed van kinderliteratuur. Dit illustreert hij bij voorbeeld aan de hand van de praktijk in jeugdbibliotheken. Voor elke periode kan De Vries een paar smakelijke voorbeelden aanhalen, zoals bijvoorbeeld voor de eerste periode de discussie over de toelaatbaarheid van Dik Trom en Pietje Bell.

In de periode 1880-1930 wordt vooral een discussie gevoerd over de vraag aan welke eisen kinderboeken moeten voldoen. In de tweede periode wordt vaker de vraag naar de literaire kant van het kinderboek gesteld, hoewel er na de oorlog ook weer erg bezorgd gedaan wordt door overheid en andere staatsopvoeders over de vervlakking van de jeugd onder invloed van strips, van radio, televisie en film. Eigenlijk pas in de derde periode, na 1960, worden er wat gedecideerder uitspraken gedaan over de wenselijkheid van literaire kwaliteiten in het kinderboek. Hoewel ook dan, in de jaren zeventig, de opvoedersdiscussie weer oplaait, naar aanleiding van de vraag of de maatschappij ook via het kinderboek hervormd moet worden en naar aanleiding van de aanval van Guus Kuijer op de ‘ontkinderlijkte’ volwassenen. Natuurlijk hangen de opvattingen die mensen hebben over kinderboeken nauw samen met de invloed die ze aan kinderboeken toekennen. Daarover is nooit iets echt vastgesteld, maar al naar gelang het de schrijver uitkomt, kent hij/zij grote of geen invloed toe aan het kinderboek. Wat dat betreft lijkt de discussie sprekend op die over de schadelijkheid van geweldsfilms op de televisie. Ook daarover kunnen mensen in grote woede en verwarring raken, zonder dat ooit een direct verband aangetoond kan worden tussen geweld op en voor het televisieschermpje.

Anne de Vries heeft gewetensvol en vlijtig vele, zeer vele opvattingen over kinderboeken geïnventariseerd en in zijn boek weergegeven, en hij heeft dat alles zeer leesbaar opgeschreven. Daarmee is Wat heten goede kinderboeken in ieder geval een prachtig naslagwerk geworden voor mensen die willen weten wie wat heeft gemeend en geschreven over kinderliteratuur, en het belang van zo'n nogal uitputtende verzameling moet niet onderschat worden in een land waarin nauwelijks of geen serieuze en/of wetenschappelijke studie naar kinderliteratuur gedaan wordt. Naast het historisch-kritische overzicht van de kinderliteratuur Wormcruyt met suycker van D.L. Daalder, en het historisch-pedagogische overzicht Het kinderboek als opvoeder van Lea Dasberg, is er nu dan een historisch overzicht van de opvattingen die alle mogelijke volwassenen er de afgelopen honderd jaar over kinderboeken op na hebben gehouden. Voor de lezer die zijn boek gewoon achter mekaar uit wil lezen, werkt die overdaad aan citaten en meningen als een serie doffe dreunen. Die lezer neemt versuft automatisch maar aan dat De Vries wel gelijk zal hebben. Nee, niet nog meer citaten alsjeblieft, kreunt hij, we geloven je op je woord.

Geen hiërarchie

Maar zo is het niet natuurlijk. Ook voor de door al die volwassenen- met-een-mening-over-het-kinderboek murw geslagen lezers moet het mogelijk zijn hier en daar een kritische vraag te stellen. Zoals: is het niet een beetje al te simpel om de ideeën over kinderliteratuur in twee kampen in te delen, en elke nadere precisering en nuancering voor het gemak weg te laten? Het is alsof je bij de literatuur voor grote mensen de recensenten zou indelen volgens het principe dat je critici hebt die het over de inhoud hebben en recensenten die het voornamelijk over de vorm hebben. En nu is het boek van Anne de Vries wel het levende bewijs dat kinderboeken juist niet beoordeeld worden als waren het gewone boeken, maar zo karikaturaal hoeft het nu ook weer niet. Hoe zit het bijvoorbeeld met het tussengebied tussen de pedagogie en de esthetiek, waar worden de mensen ingedeeld die én opvoedende én mooie boeken wilden?

Een tweede vraag is: wat zijn al die meningen eigenlijk waard? Anne de Vries zet eenvoudig alles (of bijna alles, helemaal uitputtend kon hij natuurlijk ook niet zijn) achter elkaar. Zonder hiërarchie, zonder duidelijk te maken wie een belangrijk woordvoerder was, wie een echte autoriteit, en wie een gelegenheidsschrijver die door een redactie van een blad dat om kopij verlegen zat dringend gevraagd werd om zijn mening te geven over een of ander aspect van kinderliteratuur. Vooral bij de laatste periode worden nogal eens onzinauteurs opgevoerd die inderdaad ook iets vonden en dat wel wilden opschrijven en dank zij een ijverige knipseldienst in een map terechtkwamen, en nu dank zij Anne de Vries en de mappen die hij allemaal heeft doorgeploegd de voorlopige eeuwigheid van zo'n dik boek mogen meemaken. De lezer moet dus zelf zijn hiërarchie maar vaststellen, moet zelf een weggetje zoeken door het bos waarvan hij alleen nog maar de bomen ziet en dat vind ik een nadeel. Ik had eigenlijk wel willen weten hoe Anne de Vries al die meningen indeelt, welke stem hij meer gewicht toekent, wie de discussie toonzet. En wat vindt hij zelf? Hij laat ons nu te veel kiezen en dat is misschien vanuit een modern pedagogisch gezichtspunt heel goed, zelf heb ik een voorkeur voor mensen die een uitgesproken mening hebben en die laten uitkomen.



illustratie
Pietje Bell, illustratie van Jan Rinke


Wat ik het meest mis in het proefschrift is het kinderboek als literair kunstwerk. Anne de Vries onderscheidde twee hoofdstromingen: de pedagogische en de esthetische en de literaire kwaliteiten van kinderliteratuur worden geacht bij de esthetische te horen. Daarmee wordt het kinderboek tekort gedaan. Er zijn en er worden kinderboeken geschreven die in de eerste plaats literaire kunstwerken zijn, er zijn kinderschrijvers (geweest) die kinderboeken schreven omdat ze wat ze als kunstenaar te zeggen hadden alleen in de vorm van een kinderboek wilden en konden zeggen. Niet alleen in het buitenland zijn prachtige, literaire kinderboeken verschenen, ook de Nederlandse kinderliteratuur kent zijn literaire hoogtepunten en dan bedoel ik niet alleen Annie Schmidt die inmiddels als kinderboekenschrijver toegelaten is in de volwassenenliteratuur.

De enige manier om die paar prachtige boeken die er te midden van veel aardige en minder aardige middelmaat verschijnen te kunnen herkennen, is op zoek te gaan, te lezen en literaire criteria aan te leggen bij wat men leest. Zo gaat dat in de literatuur voor volwassenen en zo hoort dat bij literatuur voor kinderen ook te gaan. Het grootste risico van zo'n nuttig boek als dat van Anne de Vries is dat het veel volwassenen alleen maar sterkt in hun gemakzuchtige idee dat kinderboeken het uitsluitende terrein van opvoeders en kinderen zijn.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Wat heten goede kinderboeken? De theoretische opvattingen over kinderliteratuur en de praktijk van boekbeoordeling in Nederland 1880-1980


auteurs

  • Aukje Holtrop