Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989 (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.67 MB)

ebook (33.69 MB)

XML (7.46 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1989

(1989)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 5]
[p. 5]

Wij geloven niet in geesten, maar ze bestaan wel
Schrijvers uit Suriname - een studie en een bloemlezing

Surinaamse schrijvers en dichters samengesteld door Michiel van Kempen Uitgever De Arbeiderspers, 191 p., f 29,90
Verhalen van Surinaamse schrijvers samengesteld door Michiel van Kempen Uitgever De Arbeiderspers, 248 p., f 29,90
Het mausoleum van de innerlijke vrede door Hugo Pos Uitgever In de Knipscheer, 125 p., f 23,50

Hans Schoots

Eeuwen geleden, in de tijd van de slaventransporten, spande de spin Anansi een draad over de oceaan om van de Afrikaanse Goudkust naar Suriname te wandelen. Daar beleefde hij tal van avonturen en jaren geleden arriveerde Anansi ook op Schiphol, onderweg naar de Amsterdamse Bijlmermeer. Daar ‘belde hij meteen per telefoon’ naar een vriend ‘die bewezen had dat je in een noodgeval bij hem de deur kon platlopen,’ vertelt Noni Lichtveld in de bundel Verhalen van Surinaamse schrijvers.

Wat Reinaert de Vos is voor de Nederlandse literatuur, is Anansi voor de Surinaamse, een figuur met vele gedaanten, de ene keer schelm en dan weer intelligente redder in de nood. De Afrikaanse verhalen (in Ghana heet de spin Anansesem) werden door slaven meegenomen, van generatie op generatie doorverteld, aangepast aan de omstandigheden en met nieuwe aangevuld.

In zijn literatuur-historische boek Surinaamse schrijvers en dichters, dat een twee-eenheid vormt met de bundel Verhalen van Surinaamse schrijvers, beschouwt Michiel van Kempen de orale verhaaltraditie als de aanvang van de Surinaamse literatuur. Het beginpunt ligt dan voor de creolen op het moment dat ze voet aan wal zetten op Zuidamerikaanse bodem, voor de Indianen zelfs duizenden jaren geleden. De bosneger Johannes King, een zendeling, was de eerste die in het Sranan schreef. Zijn werk omvat duizenden pagina's, waaronder het Boek der verschrikkingen (1886-1888). Lange tijd bleven Surinaamse schrijvers eenlingen - Albert Helman is er het meest duidelijke voorbeeld van - en pas in de jaren vijftig van deze eeuw ontstond er een beweging, een eerste schrijversgeneratie. Anno 1989 telt Van Kempen niet minder dan dertien literaire schrijftalen, waarbij Edgar Caïro's hoogstpersoonlijke Surinaams-Nederlandse taalmengsel niet eens is meegerekend.



illustratie
Bea Vianen
els kirst




illustratie
Edgar Caïro
els kirst




illustratie
Astrid Roemer
gon buurman


De mondelinge vertelling mag dan zelf ook literatuur zijn, als oorsprong van de geschreven Surinaamse literatuur kan ze maar zeer ten dele gelden. Orale vertellingen zijn veelal ontstaan in gemeenschappen die ze niet alleen schiepen tot eigen vermaak, maar vooral ook om de eigen leefregels en normen onder woorden te brengen. Ze werden gecreëerd door een collectief, terwijl bij de geschreven literatuur juist de bijzonderheid van de individuele auteur op de voorgrond staat. Dit individualisme deden veel Surinaamse auteurs op tijdens hun opleiding aan een Nederlandse universiteit. Ze namen er westerse literaire vormen over, hoe Surinaams de onderwerpen waarover ze schrijven ook zijn. Edgar Caïro, die in zijn directe en dynamische schrijftrant dicht bij de orale vertelling blijft, is eerder uitzondering dan regel. Gezien de directe band tussen de westerse en de Surinaamse literatuur lijkt het mij gerechtvaardigd beide met dezelfde maat te meten. Van Kempen vindt dat de Nederlandse kritiek daarbij ook het specifieke in de Surinaamse geschiedenis, cultuur en mentaliteit in ogenschouw moet nemen. En natuurlijk, wanneer je als lezer volledig onbekend bent met de codes van een samenleving kun je ook de literatuur die er vandaan komt moeilijker begrijpen. Er zijn echter ook zaken waarvoor je minder waardering krijgt naarmate je er beter van op de hoogte raakt. Neem het van Astrid Roemer opgenomen verhaal ‘Lola of het lied van de lente’, waarin het een uitgemaakte zaak is dat de hoofdpersoon van een geest bezeten is. Hoe vaak men mij ook vertelt uit eigen ervaring te weten dat geesten heus bestaan, ik geloof er niets van, en in mijn ogen bezondigt Roemer zich dan ook aan obscurantisme. En ook de buitenstaander kan zien dat het in Verhalen van Surinaamse schrijvers opgenomen stuk ‘Het erf van Bigi Dorsi’ van R. Dobru eigenlijk geen literatuur is, maar het midden houdt tussen een pamflet en een sociologisch verslagje - ook niet direct voortbrengselen van een specifiek Surinaamse traditie. Het essentiële ontbreekt eraan: een literaire vorm. R. Dobru heeft grote invloed gehad op de ontwikkeling van een eigen Surinaamse identiteit maar, zoals Van Kempen overigens ook zegt, zijn werk is van zeer matige kwaliteit. De Surinaamse literatuur staat veel dichter bij de maatschappelijke ontwikkelingen dan in Nederland gebruikelijk is. De geschiedenis van kolonialisme, corruptie, Bouterses staatsgreep en de december-moorden loopt als een ononderbroken lijn door proza en poëzie en Van Kempen wijdt hieraan dan ook niet minder dan drie hoofdstukken. Dat engagement niet tot pamflettisme hoeft te leiden laten bijvoorbeeld de verhalen van Eddy Bruma en Dorus Vrede zien. In het eerste raakt een dorp ontvolkt doordat een anonieme maatschappij de grond van de boeren opkoopt. In het tweede weigert een oude man te geloven dat zijn dorp, met zijn voorvaderlijke offerplaatsen en goden, door een stuwmeer onder water zal worden gezet. Maar hier leiden de prozaïsche gebeurtenissen niet tot de slotsom ‘de heren houden zich alleen bezig met hun eigen zak’, zoals bij R. Dobru, maar worden deze weerspiegeld in de psychologie van individuele mensen.



illustratie
Hugo Pos
hape smeele


Kosmopolitische eenlingen

Van Kempen heeft door zijn publikaties veel gedaan voor de Surinaamse literatuur, maar hij laat zich niet verleiden tot bewonderende kreetjes bij elke grimas die het kindje trekt en is zelf de eerste om vast te stellen dat er naast een aantal goede auteurs veel ‘rijmelaars en analfabeten’ bestaan, die het imago van de Surinaamse literatuur een slechte dienst bewijzen. Hij geeft een overzicht van de Indiaanse, creoolse, Hindoestaanse en Javaanse literatuur - waarvan een belangrijk deel alleen in Suriname is gepubliceerd en nooit tot Nederland is doorgedrongen - maar behandelt ook de kosmopolitische eenlingen die niet meer voor of namens een bepaalde etnische groep spreken. Uit een onderzoekje van Van Kempen blijkt trouwens dat ook in Suriname auteurs als Bea Vianen, Albert Helman, Astrid Roemer en Edgar Caïro, die een groot deel van hun tijd buiten Suriname doorbrengen en niet alleen over strikt Surinaamse onderwerpen schrijven, veruit het meest gelezen worden.

Met achtentwintig Verhalen van Surinaamse schrijvers wil Van Kempen een beeld geven van de stand van zaken in het Surinaamse proza. Er staan zeer lezenswaardige dingen in, maar naar mijn smaak heeft de redacteur de volledigheid toch iets te veel laten prevaleren boven de kwaliteit. Zo is het door Anton de Kom geschreven fragment uit een filmscenario wel interessant omdat de auteur historische betekenis heeft, maar daarmee is alles gezegd. Ook de dichter Orlando Emanuels had wat mij betreft weggelaten kunnen worden met het flauwe half-verhaal ‘De bloemen zijn gek’. Er blijft nog genoeg over dat wel de moeite waard is en aan verscheidenheid is ook zonder zulke zwakke maaksels geen gebrek. Albert Helman schrijft over de ontmoeting met een Indiaan die weigert de arbeidsdeling tussen man en vrouw te doorbreken, al moet zijn vrouw erdoor sterven; Barbara Stephans hoofdfiguur heeft een surrealistische ontmoeting met een reuzenoctopus in een vollemaannacht; Noni Lichtveld vertelt hoe Anansi in de Bijlmer een taxichauffeur oplicht en Edgar Caïro vertelt hoe een woningzoekende door de Amsterdamse huisbaas wordt bedrogen. Het vermoeden van duistere krachten op de achtergrond is een bijzonder aspect van de Surinaamse literatuur waarop Van Kempen helaas nauwelijks ingaat. ‘Wij geloven niet in geesten maar ze bestaan wel,’ schrijft Thea Doelwijt in haar verhaal ‘Ere wie ere toekomt’ en Rappa laat een down to earth-verhaal over een mislopend huwelijk eindigen in een auto-ongeluk, waarbij een mysterieus wezen betrokken lijkt. Doordat hij echter in het midden laat wat er nu precies aan de hand is en niet net doet of hij kind aan huis is in de wereld van het bovennatuurlijke, zoals Astrid Roemer, neemt de magie bij hem geen ‘realistische’ vorm aan, maar een literaire.

Mildheid

Hugo Pos is een van de meest ‘westerse’ auteurs uit Suriname, zoals opnieuw blijkt in zijn verhalenbundel Het mausoleum van de innerlijke vrede. Het feit dat hij van joodse afkomst is en de hele wereld bereisde zal hier wel niet vreemd aan zijn. Hij was rechter in Suriname en Nederland en in Japan was hij betrokken bij de berechting van oorlogsmisdadigers. Ik weet niet of hij de oneindige mildheid die uit zijn prachtig vertelde verhalen spreekt al bezat toen hij zijn beroep nog uitoefende. Het kan zijn dat deze pas op latere leeftijd is gekomen, zoals door de titel van zijn boek wordt gesuggereerd, maar ook aan het slot van het verhaal ‘In retrospectief’, waarin de hoofdpersoon een oude rechtszaak overdenkt, die voortijdig eindigde in de zelfmoord van de verdachte: ‘In de loop der jaren schuiven ongemerkt hoofd- en bijzaken in elkaar, daders en slachtoffers, rechters en verdachten. Laat ons dat tot troost zijn.’ In het titelverhaal heeft de hoofdpersoon een kortstondige relatie met Mia, de vriendin van zijn beste vriend, die tijdens de oorlog in het Oranje Hotel gevangen zit wegens verzetsactiviteiten. Als Mia echter wordt verhoord door een Duitse officier, wordt ze hopeloos verliefd op haar ondervrager en vertrekt met hem naar Duitsland, om daar spoorloos te verdwijnen. Vijfenveertig jaar later gaat de hoofdfiguur naar haar op zoek en doen zich opmerkelijke gebeurtenisen voor. Het is slechts een van de intrigerende, in perfecte stijl geschrven verhalen. Pos is nu ver in de zeventig. De lezer kan slechts hopen dat hij nog lang in goede gezondheid zal verkeren.

■


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Surinaamse schrijvers en dichters

  • over Verhalen van Surinaamse schrijvers

  • over Het mausoleum van de innerlijke vrede


auteurs

  • Hans Schoots

  • beeld van Bea Vianen

  • beeld van Edgar Cairo

  • beeld van Astrid Roemer

  • beeld van Hugo Pos