Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990 (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990
Afbeelding van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990Toon afbeelding van titelpagina van Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (34.08 MB)

ebook (24.65 MB)

XML (4.67 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vrij Nederland. Boekenbijlage 1990

(1990)– [tijdschrift] Vrij Nederland–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

VN Vrij Nederland
Boekenbijlage
14 april 1990 - nummer 15

De Januskop van de Nederlandse literatuur
Anbeeks Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985

Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1885-1985 door Ton Anbeek Uitgever De Arbeiderspers, 314 p., f 49,50

Carel Peeters

De geschiedenis is, in tegenstelling tot wat men vaak hoort, geen ‘verhaal’. Het wordt zo graag een verhaal (iets fictiefs) genoemd omdat historische gegevens van enig belang gevist moeten worden uit een mer à boire en omdat het ordenen enige creativiteit vereist. Het gebruik van die gegevens is bovendien weer sterk afhankelijk van de manier waarop men ze selecteert en interpreteert. Het is wel verleidelijk om het een verhaal te noemen; het benadrukt de onmogelijkheid om een objectieve geschiedenis te schrijven. Maar wat de historicus uiteindelijk ook wél schrijft, een verhaal is het niet. Hij schrijft niet het ‘verhaal’ van de Russische Revolutie of van de Vrede van Münster, wat hij schrijft is een geschiedenis van die Revolutie en die Vrede. Een verhaal is heel wat anders.

De tegenwoordige neiging om van alles een verhaal te maken gaat al te makkelijk voorbij aan het (voor het schrijven van welke geschiedenis dan ook) onweerlegbaar voorhanden zijn van vele essentiële gegevens waar men niet omheen kan. Die gegevens (ik schrijf dus niet ‘feiten’) vragen erom gerespecteerd te worden, zoals men van iemand niet zegt dat hij blauwe ogen heeft als ze groen zijn. Wat met die behoefte aan het vertellen van verhalen (waarbij de slogan ‘álles is fictie’ hoort) verdwijnt is de naar mijn idee even vruchtbare als noodzakelijke spanning tussen de werkelijkheid (de gegevens) en de creativiteit van de geschiedschrijver. Is die spanning aanwezig dan is het de kunst om iets te schrijven dat van trouw aan de werkelijkheid (het materiaal) blijk geeft en toch een verrassend nieuw inzicht oplevert.

Ook Ton Anbeek betuigt lippendienst aan de behoefte om een ‘verhaal’ te vertellen in de geschiedschrijving: ‘op dit moment is elke literatuurgeschiedenis een experiment, een poging de diffuse massa van het verleden tot een verhaal te maken. Om dat laatste gaat het in dit boek.’ Natuurlijk, elke historicus wanhoopt bij het zien van die ‘diffuse massa’, dat is niets bijzonders. Het enige wat een historicus echter heeft te doen is vertellen voor welke aanpak van de gegevens hij gekozen heeft om orde in die massa aan te brengen.

Anbeek zegt wel dat zijn boek een verhaal vertelt, maar daar is in de praktijk nauwelijks sprake van, gelukkig maar. Wie een handboek als dit schrijft zou een boek moeten schrijven waarop men kan terugvallen, zoals op een encyclopedie. Ergens moet men toch terecht kunnen voor enig houvast in een voor de rest chaotische werkelijkheid? Een boek waarop men kan terugvallen is een boek dat zo betrouwbaar mogelijk is, en zo'n boek heeft Anbeek geschreven. Zulke boeken vormen voor de gebruikers (schrijvers, dichters, cultuurhistorici, studenten) het materiaal voor het ontplooien van hun eigen creativiteit. Iemand kan gefascineerd raken door Nijhoff of Bordewijk omdat Anbeek even betrouwbaar als verfrissend over hen schrijft. Iemand kan een boek over de verwantschap tussen Martinus Nijhoff en T.S. Eliot gaan schrijven omdat Anbeek in zijn geschiedenis een nauwkeurige beschrijving geeft van Nijhoffs idee van het gedicht als een ‘Perzisch tapijt’ (net als met een gedicht hoeft men ook daarvan - volgens Nijhoff - niet te weten wie het heeft gemaakt om het mooi te vinden). Zo iemand kan dan proberen uit te vinden hoe ver de overeenkomst gaat tussen Nijhoffs Perzisch tapijt en T.S. Eliots ‘objective correlative’ (de adequate objectivering van een emotie in woorden). Zo iemand had niet op het idee voor zo'n boek kunnen komen wanneer Anbeek dit cruciale idee van Nijhoff had genegeerd omdat hij zonodig zijn ‘verhaal’ moest vertellen.

Het schrijven van een literatuurgeschiedenis is een ondankbaar werk. Na je vijfentwintigste lees je geen literatuurgeschiedenis meer. Wie wil schrijven laat de literatuurgeschiedenis op een gegeven moment achter zich. Dat heeft hij gehad. Als zijn ambitie groot genoeg is zal hij proberen in een literatuurgeschiedenis te komen, lezen zal hij hem niet meer anders dan om eens iets op te zoeken. Het ondankbare van een literatuurgeschiedenis steekt in het betrekkelijke belang ervan voor de levende literatuur en voor de literaire creativiteit. Die spotten met de literatuurgeschiedenis. Maar: spot is wel vaker weggelegd voor iets dat gemist zou worden als het er niet zou zijn. Een literatuurgeschiedenis is een noodzakelijk goed en kwaad.



illustratie
Ton Anbeek, tekening van Siegfried Woldhek


Gestalten

Anbeek schrijft geen zelfbedacht verhaal, hij schrijft een geschiedenis, dat wil zeggen: uit de voorhanden gegevens heeft hij een bepaalde keuze gemaakt en van die keuze legt hij in zijn inleiding verantwoording af. Zijn keuze voor een geschiedenis die grotendeels bestaat uit de beschrijving van de opeenvolgende normveranderingen in de literatuur van 1885 tot 1985 geeft een plausibele structuur aan zijn boek want hij ordent er reële gegevens mee. Maar het betekent onvermijdelijk dat de aandacht vooral gericht is op stromingen en niet op individuen (of ‘gestalten’ zoals men vroeger zei), met het voorspelbare gevolg dat de (al dan niet) eigenzinnige eenlingen door de zeef vallen en men vergeefs zoekt naar Simon Carmiggelt, Belcampo, Hella Haasse, Jan Greshoff, Leo Vroman, Jeroen Brouwers, Gerrit Krol, A. den Doolaard, Theun de Vries, Jan Cremer en evenmin iets vindt over essayisten of columnisten. Het betekent ook dat de auteurs eerder als representanten gezien worden van ideeën over literatuur dan als unieke persoonlijkheden en

Vervolg op pagina 4


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en 1985


auteurs

  • Carel Peeters


illustratoren

  • Siegfried Woldhek