De vrolyke zeeman, verheugd over de vrye zeevaart

[p. 79]

Register.

A.
Al die maar lust heeft om te vaaren	3
Al de vreugde van myn leeve.	21
Annaatje, speelmaatje, &c.	33
Al myn geluk en vreugde is vervloogen.	59
Al myn geluk en vreugd is nu gebooren.	61
Ach wat is de mode net.	65
Als ik ben gedisserteerd.	69
B.
Brengt hier geen klagten aan den dag.	23
D.
De vierde halve Brigade fier.	34
De schoonheid van myn Zielsvrindin.	38
De Vreede is hersteld.	43
Daar ging een Boer uit ryden.	55
Daar woond een Naaister hier omtrent.	63
Dat vry de Landman zwoegt en zweet.	74
E.
Een schoon kind van vyftien jaaren.	30
G.
Geen schyn berooft my meer van zinnen.	48
Ging lest my verblyden.	70
H.
Het Roosje heel verheugd van zin.	17
I.
Ik ging lest Vissen voor plyzier.	28
Ik was op een duister naare tooren.	57
Ik was op een duistere naare avond.	58

[p. 80]

K.
Kom lieve Meisjes voor de raamen.	46
L.
Laat vry de Politike spreeken.	25
Laat ons de knoop maar zamen trekken.	45
Laastmaal toen ik uit wandelen ging.	73
M.
Myn Minnaar is een Jongeling.	5
Moeder ik ben gaaren net.	14
Myn lieffelyke Roosje.	51
Myn Silvia myn uitgeleezen.	53
O.
Och Moeder geef my doch eens raad.	7
S.
Schept goede moed gy Burgery.	10
Schep vreugd Bataaven.	19
Smorgens als hy my kwam wekke.	31
U.
Uw door den trouw myn hart, &c.	64
V.
Vivat Betaaven laat ons zingen.	25
Vrienden luisterd naar myn reden.	36
Voor deeze moest men buigen.	46
W.
Wel Vrienden wat hoord men niet al.	12
Wat ziet men niet al nieuwigheid.	40
Wy Mannen die vol liefde blaaken.	47
Wat vreugd geniet myn Vaderland.	49
Wat aardige tyden.	67
Z.
Zwierbollen van de eerste trant.	76