Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft (1781-1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
Afbeelding van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuftToon afbeelding van titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (30.33 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Lykzang op het schielyk overlyden van een kat.

 
Hoe zyn de Rotten zoo vol vreugd?
 
Hoe al de Muizen zoo verheugd,
 
Met danssen en met springen?
 
't Is even als of 't kermis was:
 
Zoo vliegen zy langs kist en kas,
 
Niets kan de blydschap dwingen.
 
Elk speelt den meester, elk is baas;
[pagina 22]
[p. 22]
 
Zy zoeken brood en spek en kaas
 
In kelders en in kassen.
 
Elk eet wat hy het liefste mag,
 
Niet slegts by avond, maar by dag,
 
En schynt de vrees ontwassen.
 
Hoe komt het dat dit schelmsch gespuis
 
Zoo onvervaard, met groot gedruis,
 
Van plaats tot plaats durft draven?
 
Is 't wonder? Zy zyn buiten nood:
 
Want onze Truija is nu dood;
 
Het beest is al begraaven.
 
Zy was de schoonste en beste Kat,
 
Die iemand vond in vlek of stad,
 
In dorpen of gehugten:
 
Een felle schrik voor Rot en Muis,
 
Die niet vertoefden in ons huis,
 
Maar steeds voor Truija vlugtten.
 
Want zogt een ondier daar zyn wyk,
 
't Was niet alleen terstond een lyk,
 
Maar haast geheel verslonden,
 
Wyl zy 't, met ongemeen gemak,
 
In 't centrum van haar penshuis stak,
 
Voor al zyn pekelzonden.
 
Maar hoe haar list en selheid ook
 
By al dat schadelyk gespook
 
Van Rot en Muis mogt blyken,
 
Zoo hoefde zy, hoe spits van baard,
 
Geen lam, in makkigheid van aart,
 
Of zedigheid, te wyken.
 
Zy was eerbiedig voor haar Vrouw,
[pagina 23]
[p. 23]
 
Die zy gestaag, met zoet gemouw,
 
Kwam op haar wys begroeten,
 
En strookte en streelde langs de hand.
 
Zy kwam ook wel op 't Ledikant,
 
En speelde met haar voeten.
 
Hoe dikwerf men by kat en hond
 
Ook onverzoenbren afkeer vond,
 
Hier was geen haat te speuren.
 
Zy speelde, juist als een konyn,
 
Nu met Fidel, dan met Robyn,
 
En maakte vreemde geuren.
 
Met die twee hondjes was zy maats.
 
Zy vond in beiden kameraats,
 
Met wie zy steeds verkeerde.
 
Die vriendschap zag men ongestoord;
 
Geen van de drie sprak ooit een woord,
 
Dat de andren offenseerde.
 
Dus leefde Trui in diepe rust,
 
En at en dronk en sliep met lust,
 
Want niemand kwam haar kwellen.
 
Zy wist van ziekte noch van pyn,
 
En daaglyks mogt zy vrolyk zyn:
 
Tot haar de dood kwam vellen.
 
Zy smulde telkens met gemak,
 
En werd zoo vet gelyk een slak,
 
Zoo dat, in al haar dagen,
 
Geen mensch haar, voor zoo veel ik weer,
 
Van koorts of ziekte of hartenleed,
 
Of pyn heeft hooren klagen.
 
Vraagt my dan niet ten naauwsten af
[pagina 24]
[p. 24]
 
Wat ongeval haar hielp in 't graf?
 
Maar egter moogt gy weten,
 
Dat geen gebrek of hongersnood
 
Een oorzaak was van haaren dood:
 
Zy stierf haast onder 't eeten.
 
Zy had, nog naauwlyks een kwartier
 
Geleên, een braave brok drie vier
 
Ten gorgel ingestoten,
 
Of kreeg een rilling op het lyf,
 
En viel eerlang, gantsch koud en styf,
 
Ter neêr, met styve pooten.
 
Zy kreeg geen' slag met stok of zwaard:
 
De spys heeft haar den dood gebaard:
 
Dus valt het ligt te weten
 
Dat zy, gelyk het grootst getal
 
Der menschen, deerlyk kwam ten val,
 
En stierf door gulzig eten.
 
Naakt gaat de Mensch de Moeder af,
 
Hy keert ook weder naakt naar 't graf,
 
De plaats der duisternissen:
 
Maar Truy kwam van haar Moer in 't bont;
 
En moest, na 't sterven, tog terstond
 
Haar bonte rokje missen,
 
Dat heerlyk blonk, gelyk de Zon;
 
Doch maar vier stuivers halen kon,
 
Met al zyn schoone vlekken.
 
Het slappe en zagte winter-weêr
 
Was oorzaak dat de vagt niet meer
 
In waarde mogt verstrekken.
 
Doch laat u dat niet smarten, Truy!
[pagina 25]
[p. 25]
 
't Is 't lot van alle groote luy,
 
Van Dames en van Helden.
 
Het vel van de allerschoonste Vrouw,
 
Die voor den dood moest bukken, zou
 
Misschien zoo veel niet gelden.
 
Rust dan gerust, en rot in vreê,
 
Terwyl uw Vrouw, in uwe steê,
 
Eene andre kat zal zoeken,
 
Die haar ontlast van 't ongediert,
 
Dat na uw sterven byster tiert,
 
En zwerft in alle hoeken.
 
A.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken