Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft (1781-1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
Afbeelding van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuftToon afbeelding van titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (30.33 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 270]
[p. 270]

Kwakers pleidooi.

 
Een Kwaker, ver van dom of gek,
 
Had lange jaaren in een Vlek,
 
Of op een Boerendorp gewoond, en daar, met eeren,
 
De kost gehaald door baarden scheeren.
 
De Preeker van de plaats kwam hem, op zekren dag,
 
Byna met magistraal gezag,
 
En op een' barsen toon, om geld of tienden vragen.
 
De kwaker zei: wel vriend, hoe durf je dat zoo wagen?
 
Je spreekt my aan om 't geen ik jou niet schuldig ben:
 
Want schoon 'k je wel van aanzien ken,
 
Heb ik jou nooit een woord, myns wetens, toegesproken.
 
Ik moet niet zorgen om jou Schoorsteen te doen rooken.
 
De Farheer zei: ik doe myn best in 't predikwerk.
 
Des Kwakers antwoord was: ik kom nooit in de Kerk:
 
'k Heb van jou preeken niets vernomen.
 
De Dominé was voort met zyn repliek gereed:
 
Gy komt niet in 't gehoor: maar kunt 'er egter komen,
 
En 't was wel pligtlyk dat gy 't deed:
 
De deuren van de Kerk zyn ook voor u ontsloten;
 
Maar 'k heb u mooglyk al verdroten:
 
Ik merk wel hoe het hier zal gaan;
 
Uw beurs en schuur blyft toe, hoe lang ik ook moog staan.
 
Ik weet wel raad om u te dwingen, pligtverzaker!
 
De Preeker gaat gramstoorig heen,
[pagina 271]
[p. 271]
 
Maar dagvaart in die week zyn' schuldenaar, den Kwaker.
 
Toen deze voor 't geregt verscheen,
 
Sprak Domine voor zyn belangen.
 
De Kwaker zei: de Vrind wil iets van my ontvangen:
 
Hy geev' dan ook aan my, 't geen hy me schuldig is.
 
Aan u, riep de ander: hou; daar tast gy deerlyk mis;
 
Ik stak my nooit by u in schulden.
 
'k Heb egter eene rekening,
 
Zoo draaft de Steiloor door, de schuld is niet gering.
 
Ik Schat u voor 't Kwartaal maar op een enklen gulden.
 
Ik heb hier dertig jaar gewoond,
 
En toen ik hier eerst kwam, heb ik je 'er al gevonden.
 
De Preeker eischte dat de reden werd getoond,
 
Waarom hy deugdlyk tot betaling was verbonden.
 
Men kende, was zyn taal, men kende hem te wel,
 
Om immer in 't begrip te raken,
 
Dat hy de waarheid zou verzaken:
 
En, voer hy voort, men weet waar ik myn roem in stell'.
 
Ik wilde nooit met lui, die valsche gronden leeren,
 
En spotten met de Kerk, verkeeren.
 
Ik stond hunn' handel nimmer voor.
 
'k Heb hem, wien ik hier thans als myn betigter hoor,
 
Nooit in myn leven toegsproken,
 
Dan toen ik hem om tienden vroeg.
 
Myn onschuld blykt dus klaar genoeg.
 
Zyn eisch is valsch: ô Ja! hy heeft de wet verbroken.
 
Men straff' hem, die een' eerlyk man
 
Zoo snood en schelmsch verklagen kan.
 
Ik eisch dit, en de wet zal mynen eisch doen klemmen.
 
Het antwoord, dat de Kwaker gaf,
[pagina 272]
[p. 272]
 
Kwam kortlyk hierop uit: eer my de Regter straf',
 
Eer allen, die hier zyn, ten mynen nadeel stemmen,
 
Moet ik gehoord zyn in de zaak.
 
De vrind zegt dat ik door myn' eisch my schuldig maak',
 
Maar 'k zal myne onschuld klaar betoogen, zou ik hopen:
 
Myn winkel staat voor ieder open;
 
Ik scheer elk, wie 't my vraagt: dat is myn daaglyksch werk:
 
Ik eisch, met zo veel regt, dat elk my zal betalen
 
Voor myn gereedheid om den baard hem af te haalen,
 
Als deze tienden vraagt van een', die nooit ter Kerk
 
Verschynt om hem te hooren preeken.
 
De Regter vonnist door den Kwaker vry te spreken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken