Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft (1781-1782)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft
Afbeelding van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuftToon afbeelding van titelpagina van De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

Scans (30.33 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft

(1781-1782)–Anoniem Vrolyke zanggodinnen, of Mengelwerk van vernuft, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Jaap de Molenaar.

 
't Gebeurde, op zekren tyd, dat Jaap de Molenaar,
 
Verzeld van Kees, zyn' Zoon, een borst van vyftien jaar,
[pagina 113]
[p. 113]
 
Een' Ezel, hem onnut, in Steê wou gaan verkoopen.
 
Maar, dagt hy, zoo het beest den langen weg moet loopen
 
Van 't dorp af heel tot aan de Stad,
 
Dan komt het daar gantsch afgemat.
 
Men zou 'er minder prys voor geven.
 
Die vrees kwam in hem op. Hoe heeft hy haar verdreven?
 
Hy strikt de pooten vast, en hangt het aan een stok;
 
Hy buigt, gelyk zyn Zoon, zyn schouders onder 't jok;
 
En leende de Ezel hun van tyd tot tyd zyn beenen,
 
Zy willen hem de hunne leenen.
 
Zy trentlen dus al zoetjes voort.
 
Welhaast komt hun een man aan boord,
 
Die zei: wat spel wordt hier bedreven?
 
Wat mensch zag immer, in zyn leven,
 
Een lompen Ezel dus vereerd?
 
Hier is de waereld omgekeerd.
 
Kees, sprak de Vaar, 't moet zyn beleden:
 
Hy heeft gelyk: hy spreekt met reden:
 
Maak los den Ezel, laat hem gaan.
 
't Geschiedt: hy met zyn' Zoon volgt zagtjes agteraan.
 
Een korten poos daarna komt hun een tweede ontmoeten,
 
En met dit kompliment begroeten:
 
Wel goede luiden, waar zoo heen?
 
Heeft de Ezel letsel aan zyn been?
 
Of denk je niet om 't schoenen sparen,
 
Indien ge 't beest maar moogt bewaren?
 
Wel, ware ik in je plaats, ik koos
 
Het dier te sluiten in een doos.
 
Wel? valt hier weer wat op te vitten?
 
Zei Jaap: kom Keesje, kom: gaa jy op d' Ezel zitten.
[pagina 114]
[p. 114]
 
Jy bent van beiden 't ligtste pak.
 
Ry zagt: ik volg op myn gemak.
 
Zy vordren dus een wyl: doch zien, met trage schreden,
 
Een oud en statig man op weg hun tegen treden:
 
Deez' ziet een poos verbaasd het reizend drietal aan.
 
Hoe zal 't nog, zegt hy, in de waereld eindlyk gaan?
 
Wel! wat beleeft men wondre tyden!
 
De Grysaart gaat te voet? de jonge wulp moet ryden!
 
Wel! zeker dat is niet te lyden:
 
Foei! 't schaamt zich zelf: kom af van 't dier.
 
Wat kwelt my deze bengel hier?
 
De Knaap gehoorzaamt, staat het beest af aan zyn' Vader.
 
Maar naauwlyks duizend passen nader
 
Naar steê toe, toonen zich twee meiden op den tril,
 
En krygen ook een vieze gril.
 
Wie zou zich hier niet aan vergapen?
 
Ei kyk dien ouden aap der apen!
 
Hy bruikt zyn' jongen als een Hond.
 
Schier hangt de tong hem uit den mond,
 
Terwyl hy rydt en zit zoo maklyk als een Pater.
 
Nog schooner! sprak de man, wel kleuters, houwje snater,
 
't Is myn zeun; jouwe niet: zoo ben je dan zyn Vaar?
 
Wel zoo veel te erger: dan is 't eene beest op 't aar.
 
Kom, Kees, zit agterop: nu kan het beest 'er tegen.
 
Wy zyn al ruimpjes hallef wegen,
 
Zegt hy: indien het mooglyk was,
 
Maakte ik het liefst elk een van pas.
 
Het beestje zelf had geen behagen
 
Om dezen dubblen last te dragen,
 
En naauwlyks kreeg men 't voort met slagen.
[pagina 115]
[p. 115]
 
Dit merkt een Spotboef, en hy zegt:
 
Dit beest trakteert men byster slegt.
 
Wat balkt het! zoo het kon, 't zou kermen.
 
De Vrienden moesten zich erbermen
 
Ten minsten over huns gelyk.
 
Als ik dit werkje wel bekyk,
 
Zou 'k my verbeelden, zegt een ander,
 
Dat deze maats gaan met malkander
 
Het beest niet veilen, maar zyn huid.
 
Hier is 't geen kleintje weer verbruid.
 
Daar moet, sprak de oude Jaap, het zou een Job vervelen,
 
De Drommel en zyn Moer meê spelen.
 
Hoe dat men 't maakt of niet en maakt,
 
't Geen de eene keurt voor goed is 't geen een ander laakt.
 
Gaa voort maar jong en oud den spot met my te dryven.
 
Ik ben een Ezel: goed: ik wil een Ezel blyven.
 
Ik heb den brui van al 't gekwel,
 
En volg myn' eigen zin: hy deed zoo en deed wel.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken