Beeldende kunst van dichters
De dichters die in dit hoofdstuk aan bod komen hebben praktisch geen gedichten geschreven die rechtstreeks in verband staan met beeldende kunst of met beeldende kunstenaars.
Wel maken ze zelf tekeningen, schilderijen, collages of objecten. Voor sommigen onder hen (L.P. Boon, P. Snoek, M. Wauters) loopt die plastische activiteit parallel met hun literair werk. L.P. Boon wilde zelfs aanvankelijk uitsluitend schilder worden en op het einde van de zestiger jaren heeft hij ooit eens zijn afscheid van de literatuur gevierd om zich verder enkel nog aan het maken van schilderijen en objecten te wijden. Zijn werk is sterk surreëel en soms wel eens dadaistisch getint.
Paul Snoek heeft vroeger nogal wat geschilderd en getekend. Thans blijkt hij daar weer volop mee bezig te zijn. Snoek beweert dat hij destijds door een samenloop van omstandigheden het Cobraschip heeft gemist. Zijn poëzie hoorde helemaal thuis bij Cobra. Zijn huidig plastisch werk heeft die Cobrasfeer behouden, maar ook een techniek à la Max Ernst en de verbeelding der naïeven bepalen er het karakter van.
Marcel Wauters exposeerde reeds bij diverse gelegenheden zijn tekeningen. Hij publiceerde ze in twee boeken: ‘Voor een waterdruppel I’, ‘Voor een waterdruppel Il’. Voor het eerste boek deed L.P. Boon de keuze uit een massa tekeningen, voor het tweede deel werd de keuze door Gust Gils gedaan. A. Bontridder is nu bezig met een derde deel samen te stellen.
Dit hoofdstuk beoogt zeker geen volledigheid. Hiervoor ontbrak het ons aan de nodige gegevens. Zo hebben we niets van Nederlandse zijde kunnen opnemen. Het is nochtans bekend dat daar heel wat