Verlinde: Onlangs heeft men Clem Schouwenaars tijdens een TV-interview een pertinente vraag gesteld, en heeft hij daarop ook een heel pertinent antwoord gegeven. De vraag was: ben jij optimist of pessimist; en Clem Schouwenaars heeft geantwoord: optimist. En alles wat wij van hem te lezen krijgen is doordrongen van een zeker pessimisme...
Schouwenaars: Ik vind ‘De seizoenen’ een heel optimistisch boek.
Spillebeen: Vraag hem eens wat optimisme en pessimisme betekenen.
Er komt een tijdje geen antwoord. Dan springt Paul Snoek vanuit de zaal zijn vriend Schouwenaars bij.
Snoek: Iemand die optimist is zal in de eerste plaats zijn pessimisme kwijtschrijven.
Deflo: Is Schouwenaars daarmee akkoord?
Schouwenaars: Ja, ik hou niet van al die grote termen. Ze spreken van therapeutisch schrijven en zo. Ik hou daar niet van maar in feite is het wel zo. Als je dingen hebt die je dwars zitten... je schrijft die neer.. je bent er dan in zekere zin vanaf.
Murez: Op blz. 182 staat het volgende: ‘Maar het belangrijkste was weer in orde. Vuur, water, eten in huis. En zonlicht buiten. De rest zou zich wel vanzelf oplossen.’
Schouwenaars: Dat is het belangrijkste ook. Als je een beetje geld hebt en je kunt eten en je zit warm... Wat kan je dan voor de rest nog deren. Wij maken problemen omdat we hier in een welvaartmaatschappij zitten, maar eigenlijk zijn dat de essentiële dingen.
Vrouwen dan.
Murez: In het boek komen drie vrouwen voor: één in de herfst, één in de winter, één in de zomer... is dat bewust gebeurd?
Schouwenaars: Nee, Zevenbergen ontmoet in het boek heel wat mensen... Hij praat met de boeren, hij komt toevallig een vrouw tegen... een mens gelijk een ander, hé...
Deflo: Zevenbergen is een magneet voor de vrouwen. Plattelandsvrouwen vindt hij wel sympathiek, maar