Cáscaras
(Vertaling)
Herman Sabbe
Basten
I.
Achter de naam der dingen, die leugen
en erbarming is, het gewaad
dat het geliefde lichaam omhult
zodat wij niet sterven langs straat,
onverhuld, de vier bekers
die ons verkwikken voor het betreden van deze
huizen waar bloed heerst en rouw,
achter de riem en de helmen,
het verzegelde omslag dat
verraad bergt of liefde, loon of list,
achter het onmetelijke litteken dat de diepe wonde verheelt,
zoeken wij laaghartig beschutting.
De vakbonden, de vennootschappen,
de spaarkassen, de wedstrijden;
van de gewoonte die onze ogen beschermen
zodat wij niet verblind worden,
de loze snoep die dag aan dag
zodat de tand niet tast naar het pijnlijke
vlees: het is bedrog, giftig
en barmharig. Schildwachten
geven zij het wachtwoord prijs dat voert
naar het schrikwekkende wapen, naar de dodende waarheid.
| |
II
In het bedrijf, bij de leider, in
bij een voordelige vergissing en andere
van het woord, dat eindigt in spot,
verminking, niet in zang;
onder mensen die maar een menigte vormen, geen
op vrije beschouwing of, op zijn minst,
op diepe droefenis, op waarachtige smart?
de kazernes, de gerechtszalen en de kloosters,
diploma's en patenten, glorie en praal,
de grofste leugens van al:
die van de vrijheid, terwijl de wacht
moeten zíj het leven terugschenken aan zoveel
verweekte jeugd, zoveel gekreukt geloof?
Maar jij verbrandt, je verbrandt
alle brieven, alle beeltenissen,
de schoven van de tijd, het hooi der vroege jaren.
is die der verzaking. Wie kan
met de vroege zomerregen een gelaat
bijt, ook al dring je nooit door
tot de kern waar het vruchtvlees rijpt.
|
|