| |
| |
| |
De charmes van dagelijksheid literair dagboek. Gent 1976
donderdag 8-1
Ik heb deze week het gevoel dat ik om de andere dag leef. De ene dag alles, de andere dag niets. Gisteren was weer zo'n allesdag.
Om 9 u eens tot bij de conservator van het Museum van Hedendaagse Kunst gegaan om te vragen wanneer de kopij voor de catalogus van Jan Burssens moet ingeleverd worden. Jan Hoet stelde me gerust: pas tegen einde mei.
Van het museum naar school. Les tot kwart vóór een. In de namiddag even binnen gewipt bij Karel Dierickx. Akkoord met het voorstel. Het vraaggesprek dat Jan Daele met hem heeft gehad, laten we vertalen in het Frans en van beide versies van het interview maken we, samen met de overdrukken van de foto's, een boekje. Kan goed van pas komen nu hij ook aan enkele groepstentoonstellingen in Frankrijk deelneemt. Zijn bijdrage voor het dubbelnummer van Yang, gewijd aan Jan Burssens, belooft ook mooi te worden. Twee fraaie handgeschreven brieven en een kiekje dat voorlopig nog een verrassing moet blijven. Heel goed. Dag Karel, kusjes van Marijke, ook voor Griet.
De vergaderingen van het uitvoerend comité voor de literaire dag op de Lentebeurs zijn vergaderingen zoals er iedere dag duizenden plaats grijpen en zoals iedereen ze zich gemakkelijk kan voorstellen. Rustig en gezellig. Daan Boens is de voorzitter. Ludwig Alene, Nand Baert, Freek Neirynck en ik zijn de leden. Nog een paar anderen komen zelden of nooit. De gespreksstof, de drank en de sigaren zijn altijd tegelijk op. Daan Boens heeft plannen voor een definitieve bundel met een keuze uit al zijn verschenen dichtwerk. Natuurlijk willen Ludwig en ik hem daarbij helpen. Toen we buiten kwamen stonden Jan Daele
| |
| |
en Mark Dangin ons al op te wachten.
In de wagen van Jan naar Brussel voor de P.E.N.. Voor mij de eerste vergadering als bestuurslid van de vereniging. ieder van ons vieren overtuigde nog eens breedvoerig de anderen dat er al iets abnormaals zou moeten gebeuren om straks ons plannetje te doen mislukken. Over een paar uur zouden we Jan tot nieuwe secretaris verkiezen. Het kan gewoon niet mislopen, want op die en die kan vast en zeker ook gerekend worden. Ja maar, ben je daar wel zo zeker van... die is niet te vertrouwen en die zal zeker zo stemmen want... Nog eens de argumenten herhaald en de stemmen herteld. Neen, Jan hoeft zich geen zorgen te maken. Maar de spanning zat er wel in.
We waren de eersten in de Rembrandt maar het bovenzaaltje was niet beschikbaar. De secretaris had niet verwittigd. Koren op onze molen. Binnen het uur sijpelen een voor een de andere bestuursleden binnen: John Verstraete, Ignaas Veys, Herwig Leus, Marcel Wauters, voorzitter Albert Bontridder, Paul Koeck en Willem M. Roggeman. Ludwig en Herwig werden op verkenning uitgezonden om te zien of er in deze goedkope hoerenbuurt geen rustiger plekje te vinden was. Toen we een kwartier later opstapten om naar een vrije hoek in café ‘In de Limburg’ te verhuizen, werd ons groepje vanuit de hoge uitstalramen door het ‘vlees voor de werkmens’ (dixit John) minachtend aangekeken.
Het feit dat Jan zich kandidaat stelde voor het ambt van secretaris verwekte consternatie bij enkele Brusselse bestuursleden en toen hij na twee stemronden ook verkozen werd, namen Willem, Herwig en Ignaas ontslag en als bestuurslid en als lid van P.E.N.. Ze verlieten ook dadelijk het café... en daar zaten we dan: voldaan nu Jan verkozen was, verrast en ontevreden omdat de verkiezing zo'n effekt had gesorteerd en op de koop toe verlamd doordat het bestuur al te onvoltallig was geworden. We lieten de glazen nog eens bijvullen en praatten twee aan twee na over de onverwachte situatie die deze vergadering en stemming hadden doen ontstaan. Albert stelde voor volgende week opnieuw samen te komen om de ontbrekende be- | |
| |
stuursleden te coöpteren. Ja. Op de taboeretten aan de toonbank kwamen steeds meer mannen met opvallende pakken zitten en de jukebox werd iets luider gezet. Toen we opstapten, lagen op onzetafels verschillende versnipperde bierviltjes.
Op de terugreis naar Gent weer diezelfde tegenstrijdige gevoelens van voldoening en onvoldaanheid. Is het nu echt niet mogelijk ooit eens iets te doen zonder dat iemand er zich door benadeeld voelt?
| |
vrijdag 13-2
Terwijl ik naar de omslagen van mijn briefwisseling kijk, trek ik de stalen deur van de lift achter me dicht. Aiaiai! Mijn rechter wijsvinger zit er tussen. Blazen, met mijn hand schudden, op mijn vinger zuigen, het helpt allemaal niet veel. Wel doet het flink veel pijn. Verdomde klotedeur. Kijk, mijn nagel begint al blauw te worden. Met mijn opgestoken vinger als een kleinood voor mij uit loop ik dadelijk naar het kraantje. Het koude water doet deugd, maar tegelijk begint het binnenin zo venijnig te steken dat ik er bijna onpasselijk van word en een stoel moet bijtrekken. En nu zit ik hier achter mijn bureau. Het hele geval is opgezwollen als een worstje en mijn nagel ziet paars en blauw. Het vervelende is dat ik maar met mijn twee wijsvingers kan tikken en dat ik al van bij de eerste aanslag op de schrijfmachine gewaar werd dat mijn gekwetste rechter niet van plan was mee te spelen. En het is verdorie mijn vinnigste vinger. Ik probeer het dus met mijn middenvinger die ik gestrekt hou met mijn duim... en het lukt nog ook. Hij schiet af en toe wel eens tussen de toetsen en klopt ook wel wat meer fouten, maar hij doet het toch. Hopelijk wordt mijn wijsvinger - ik zal hem vertroetelen als een zuigeling - toch weer gauw beter.
| |
zondag 4-4
Ik begin met vrouwen op een voetstuk te plaatsen en
| |
| |
dan breek ik ze af, zegt Henry Miller vanavond op de televisie aan interviewer Lawrence Durrell.
Dat doe jij ook, he schat, zegt Marijke naast mij in de zetel.
| |
donderdag 15-4
Bezoekje gebracht aan Karel en Griet Dierickx. Griet zag er al flink hersteld uit van de geelzucht en haar bevalling, ook al mag ze zich nog steeds niet al te zeer vermoeien. Hun dochtertje Cieltje, dat drie weken te vroeg is geboren, moet echter nog een tijdje in het ziekenhuis blijven. Niemand laat natuurlijk na er een grapje over te ma ken dat het kind op 1 april ter wereld is gekomen.
Een vervoerfirma had net het schilderij teruggebracht waarmee Karel aan een internationale kollektieve tentoonstelling te Grenoble had deelgenomen. Stilleven met appelen op een vensterbank. Een mooi werk, heel etherisch van sfeer, wat nog versterkt wordt door de dominerende witnuances en de pastelkleuren van de vruchten. Een door en door picturale uitbeelding van zijn kreativiteit en problematiek als plastisch kunstenaar. Zijn werk is niet direkt het tegenovergestelde van het werk van Jean Bilquin, die ik maandag heb opgezocht, wel duidelijk anders. Twee totaal verschillende naturen en persoonlijkheden, maar toch twee rasechte schilders. Het werk van Karel is zachter en waziger van kleur, zijn thema's zijn gevoeliger (veel stillevens) en aan de weergave van de werkelijkheid voegt hij irreele en louter schilderkunstige sfeerelementen toe. Het is in één woord romantischer, zodat ook de vergankelijkheid en alles wat het leven aantast in zijn schilderijen aanwezig is. Dit laatste komt zelfs nog meer tot uiting in een reeks stillevens waar hij nu aan werkt en waarvan de dominerende kleur paarsbruin is. Decadenter kan het al niet meer, zouden de kleurpsychologen zeggen.
Bij het weggaan heeft Karel met het boek Kans op kunst van zijn vriend Lambert Tegenbosch meegegeven. Hij heeft er mij al herhaaldelijk over gesproken en ik moet het beslist ook eens lezen.
| |
| |
| |
maandag 26-4
Met de trein naar Brussel: Archief van het Museum van Hedendaagse Kunst.
Ik heb me nooit druk gemaakt over de gewoonte van de Brusselaars om exclusief Frans te spreken en ben ook niet van plan dat in de toekomst te gaan doen. Als je slechts een paar keer per jaar in de hoofdstad komt, kun je je daar vanuit de provincie toch moeilijk zitten over opwinden. Het is al gek genoeg dat heel de Belgische politiek door dat probleem wordt verpest en dat er aan weerszijden van de taalgrens groepjes taaldolle fanatici klaar staan om er regelmatig voor op de vuist te gaan. Maar ik geef toe, als je er rechtstreeks mee te ma ken krijgt, treft het je toch wel.
Is het bijv. niet opvallend dat de portier van een openbaar gebouw behoorlijk Nederlands en Frans spreekt, terwijl de ambtenaren en het diensthoofd zich alleen maar van de Franse taal kunnen of willen bedienen. Met je minderwaardigheidscomplex als Vlaming dring je dan maar niet verder aan, ook al weet je dat tweetaligheid hier regel zou moeten zijn. Wettelijk.
En tracht je dan ook maar eens het tegenovergestelde voor te stellen: een Luikenaar komt naar een Brussels museum of ander openbaar gebouw en kan er uitsluitend bij nederlandstalige ambtenaren terecht. Wedden dat het voorval - maar het is uiteraard totaal denkbeeldig! - 's anderendaags de frontpagina's van de gehele franstalige pers haalt.
| |
maandag 5-7
‘De aanhoudende hittegolf houdt voor ons een uitnodiging in om met aandrang de Heer te bidden, zowel in het privé- als in het gemeenschappelijk gebed, om de gave van de regen te bekomen zodat onze landbouw gespaard blijft van het dreigend onheil.’
Deze zin komt niet uit een middeleeuwse kroniek, zoals u wellicht had gedacht, maar uit een oproep van kardinaal Suenens tot de priesters en de gelovigen, anno 1976.
| |
| |
De paus heeft tot de gelovigen een gelijkaardige oproep gericht. Maar in Italië heeft de clerus nog het voordeel dat hij de schuld van de droogte in de schoenen van de communisten kan schuiven. Wie zou men in Belgie vandaag naar de brandstapel sleuren, mocht de inquisitie nog bestaan?
| |
zondag 10-10
Om de zes jaar, de tweede zondag van oktober, worden in België gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Een van die weinige zondagmorgens dat nagenoeg alle landgenoten op straat komen. Allemaal op weg naar een lagere school. Notabene de enige plaatsen in het land waar niet aan politiek mag gedaan worden. Midden de opeengestapelde lessenaartjes, en aan de muren de spellingsregels en tekeningen van de kinderen, gaan we een na een in een hokje staan om op de kiesbrief, ter grootte van een krant, een of meer cirkeltjes vol te kleuren met een rood potlood. Niet meer het slecht zichtbare zwart (voor de tellers) van vroeger, maar het rode rood van een overtuiging voor nu en morgen.
Al hebben blijkbaar ook deze rode potloden niet mogen baten. Toen vanaf vijf uur de verkiezingsuitslagen bekend werden gemaakt, was het iedereen vlug duidelijk dat rechts in Vlaanderen de overwinning had behaald. De kleinburgerlijke bekrompenheid had zich eenstemmig rondom de portemonnee, het nog niet afbetaalde huis en de al evenmin afbetaalde prullaria geschaard opdat aan deze heiligheden tenminste niet zou geraakt worden. Mijn stem voor nen baksteen, de mijne voor nen liter nafte. Na ‘mama’ en ‘papa’ lijkt ‘eigenbelang’ wel het eerste woord te zijn dat onze brave burgers aangeleerd werd.
Toegegeven nochtans dat versnipperd links, in ruil voor welvaart, in eindeloze compromissen is vastgelopen, en noch wat programma noch wat politieke personaliteiten betreft, enig serieus alternatief te bieden heeft. En toch zal het van die kant moeten komen, of we hollen regelrecht naar de totale verloedering met
| |
| |
de er onvermijdelijk bijbehorende rechtse dictaturen om het bezit van de geprivilegieerden in stand te houden.
| |
dinsdag 26-10
Volgens BRT 2, Focus (18 u) wil het stadsbestuur eens grondig beginnen sleutelen aan het programma van de Gentse Feesten anno 1977.
Niet aan de kampioenschappen voor de standwerkers natuurlijk. Dat is onschuldig. Niet aan het dagelijks halfuurtje vuurwerk. Dat is onschuldig. Niet aan de optredens van folkloristische dansgroepen. Dat is onschuldig. Niet aan het bal 1900 op de Kouter. Dat is onschuldig. Niet aan de ambachtmarkten, niet aan de radioconcerten, niet aan de belichtingen a giorno, en ook niet aan de teerlingwedstrijden, de vogelpikwedstrijden, de snelschaatswedstrijden, de kegelbollingen voor vrouwen, de schietingen op de liggende wip, de schietingen op de staande wip, de showavonden en de dansavonden. Neen, dat is allemaal onschuldige, ja zelfs eerbare volksontspanning en moet hoe dan ook in stand gehouden worden, het koste wat het kost. Maar wel aan wat er dagelijks op het pleintje Bij St.-Jacobs gebeurt. Het hart van de Gentse Feesten, enkele jaren geleden door Walter De Buck in het leven gezongen. De enige plaats in de stad die tien dagen aan een stuk door leeft. Het enige gebeuren waarvoor duizenden Gentenaars al jaren in hun stad blijven tijdens de feestweek en waarvoor nog eens duizenden uit alle hoeken van Vlaanderen naar Gent stromen. Maar neen, dat zal niet langer geduld worden. Want een paar chagrijnige buurtbewoners, die ook al het hele jaar door aan slapeloosheid lijden, willen uitgerekend tijdens die week iedere avond om 10 u naar bed en dat schandalige nachtlawaai houdt hen tien dagen Iang, jawel, mijnheer, tien dagen Iang, uit hun slapeloze nachtrust. Dus moet het nu maar eens voorgoed gedaan zijn met al die vreemdelingen en al dat langharig gespuis in onze o zo burgerlijke stad. Moet het nu maar eens voorgoed gedaan zijn met al die kraampjes met opruiende politieke pamfletten en
| |
| |
communistische geschriften. Moet het nu maar eens voorgoed gedaan zijn met al dat zedenverwilderend geschreeuw en vertoon op het podium. Moet het nu maar eens voorgoed gedaan zijn met dat nachtlawaai, want 1 u 's nachts is een heel mooi uur om er mee op te houden en naar bed te gaan (dixit de schepen voor feestelijkheden van de stad). Moet het nu maar eens voorgoed gedaan zijn met die aanstootgevende films die daar iedere nacht gratis en openbaar vertoond worden (twee van de tien vertoonde films hadden de kwotering ‘kinderen beneden de zestien jaar niet toegelaten’, de acht andere waren Charly Chaplin en Laurel & Hardy-films). Moet het nu maars eens voorgoed gedaan zijn met dat gepis en gekak tegen de gevels van de St.-Jacobskerk (omdat het stadsbestuur weigert verplaatsbare openbare toiletten ter beschikking te stellen - te verhuren! - van de organisatoren van feestelijkheden op een pleintje waar iedere avond gedurende vijf uur of langer, duizenden mensen samenkomen).
Enfin, als men het maar voldoende bekrompen aanpakt, zal men er van officiële zijde wel in slagen ook het hart kapot te krijgen en de Gentse Feesten herleiden tot wat ze vóór de periode van Bij St.-Jacobs gedurende tientallen jaren zijn geweest: een dooie boel.
| |
zondag 31-10
Kalme Hollandse zondag bij Ronald en Lizane in Leiden.
Laat opstaan. Uitgebreid ontbijten. Praten over boeken en literatuur. Enkele verhalen lezen in Ze doen maar de nieuwe Carmiggeltbundel 1976. Koffie drinken. Namiddagwandeling langs de grachten en door de buitenwijken. Behalve de gekende hoge fietsen, de andere bouwstijl van de huizen en de betere bestrating is er niets opvallends te zien en voelen we ons volkomen vertrouwd met de omgeving. Daar er zelden gordijnen voor de ramen hangen, kunnen we het niet laten overal naar binnen te kijken terwijl we langs de voortuintjes lopen. In iedere living staat een
| |
| |
goed gevulde boekenkast. Terug thuis. Sherry drinker). Avondmaal. Praten over literatuur, geloof, verkiezingen en gemeentepolitiek. We stemmen beslist niet voor dezelfde partij.
Ronald dringt er op aan dat we pas dinsdagmorgen i.p.v. morgenavond zouden terugreizen. Ja, waarom niet eigenlijk. Niemand wacht op ons en de lessen hervatten toch pas woensdag. Morgenochtend moet hij naar de bibliotheek - 1 november is in Holland een gewone werkdag - en ondertussen kan ik van zijn bureau en schrijfmachine gebruik maken. Ik wil gaarne mijn indrukken over gisteren en vandaag vastleggen. Dat zal dan de eerste keer zijn dat ik buiten eigen huis aan dit dagboek schrijf. Mijn vaste gewoontes kennende, vraag ik me af of het wel zal lukken.
In bed nog ‘De tramrace’ uit de bundel Dood weermiddel en andere verhalen van F.B. Hotz gelezen. Een debuut dat Ronald me sterk had aanbevolen. Inderdaad, meer dan de moeite waard.
Als het lampje al is uitgeknipt, liggen we nog wat te praten en zeggen we bijna tegelijk tegen elkaar dat wij Vlamingen niet lang in Holland zouden moeten verblijven om het taalgebruik en de uitspraak over te nemen. Ook zijn we het er roerend over eens dat we woorden als ‘ouwehoeren’, ‘überhaupt’, ‘hardstikke’ en nog van dat fraais, dat iedereen hier om de andere zin uit de mond laat vallen, nog niet over de lippen zouden kunnen krijgen zonder onszelf belachelijk te vinden.
| |
dinsdag 9-11
In het schemerige namiddaglicht gevrijd op het vast tapijt en daarna, op onze rug naakt naast elkaar, naar het plafond liggen kijken. De kamer krijgt totaal andere dimensies doordat de reeds hoge muren nu tot in de hemel lijken door te lopen. Environment van Luc Peire. Witte muren, witte gordijnen, witte sierbanden, witte zoldering met een wit rozet in het midden. De rozet is door afwisselend brede en smalle puntvormen in acht segmenten verdeeld en tussen iedere versierde
| |
| |
puntvorm krult zich een ornament van voluutvormige ranken, die in de middenring samenkomen in een neerhangende tros knoppen, omkranst door vier dubbele rozen. De schoonheid van negentiendeeeuwse herenhuizen. L'année dernière à Marienbad.
De rechterkant van de rozet is nu schaduwgrijs doordat het late namiddaglicht door de ramen links nog slechts moeizaam naar binnen dringt. Het is stil op straat. Het is stil in huis. We ademen. We kijken. We liggen roerloos naast elkaar.
| |
zondag 28-11
In het programma Beeldspraak op Nederland 2 werd vanavond Pierre Kemp en het huis op nr 17 uitgezonden. Stukken boeiender en menselijker dan het programma van 14 dagen geleden over Armando. En niet omdat de sterk op Stan Laurel gelijkende Pierre Kemp zo'n olijke meneer moet zijngeweest. Integendeel, met aanduidingen als ‘burgerlijk’ en ‘mensenschuw’ zitten we waarschijnlijk een heel eind dichter bij de waarheid. Maar het was een goed dichter. Een man met gevoel voor humor en een scherp oog voor wat mooi en aantrekkelijk is. Een man die via het geschreven woord in staat was te genieten van het leven en het daarom dan ook heel erg de moeite waard moet hebben gevonden. Dergelijke mensen sla ik altijd hoger aan dan de onverbeterlijke zwartkijkers die zich blind staren op misverstanden, dwaasheid, vernieling, geweld, ellende en dood. Daar krijgen we trouwens, gewild of ongewild, allemaal al ruim genoeg ons part van. Maar dat mag, vanuit mijn optiek althans, nog steeds geen reden zijn om er ons leven permanent mee te vergallen.
Meer dan wie ook ben ik er mij van bewust dat ik de kleine en grote ongemakken en miseries van mijn dagelijks leven in dit dagboek nauwelijks of niet vermeld. Maar waarom zou ik van uw kostbare tijd misbruik maken om u daarover te vertellen? U kent ze ook, want uw ervaringen zijn nagenoeg dezelfde als de mijne. Ik vind het fijner om samen met u aan de zonnige kant van de straat te lopen.
| |
| |
| |
dinsdag 7-12
De laatste jaren is de export van Belgische oorlogswapens steeds weer aan een verdubbeling toe: 2,8 miljard F in 1973; 5,4 miljard F in 1974; 9 miljard F in 1975 en, steeds volgens dezelfde officiële bron - reken dus zelf maar hoeveel miljard er moet aan toegevoegd worden om de werkelijkheid te benaderen -, reeds meer dan 6 miljard voor de eerste zes maanden van 1976. In deze periode van economische laagconjunctuur zorgen deze astronomische bedragen natuurlijk voor een walg tevredenheid bij de Belgische bevolking.
Daniël Van Ryssel
|
|