Yang. Jaargang 17(1981)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Winter in zicht I Windstil aanhoort hij de zaligheid van zon, het rimpelloos verdrinken van vlinders. Zilver bestuift ziekelijk mos, fazantengeschreeuw. Weer hapert zijn stap in spinrag en struiken, speurt zijn oog langs de goudgele sneeuwval, de horizon. En verder niets, niets dan verweerd kopergeluid, de schijnbare hazeslaap. II Vriesganzen schaken stilte uit de lucht, tekenen viermaal vrede. Een schot breekt rustig blauw. Gebroken wenkt wind in wilgen, kaatsen kinderstemmen over kasseien. Afwezig slentert hij door slib en sloot, droomt hij, roerloos als onbeschreven water. III Onaangetast: de schaarse noten in de keramieken schaal, de vrouw gewikkeld in schemer. In zijn gedachten de nasleep van september: het krakeel van krekels, het strijdlied van sprinkhanen. Daarom Vivaldi en kaarslicht, kastanjes knetterend in haardvuur. Leeggeroofd schuilt hij in haar schaarse warmte, glijdt hij buiten de tijd. Christiaan Germonpré Vorige Volgende