Yang. Jaargang 17(1981)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Cedichten Chantage Het schrijvend zoogdier dreigt zijn beeld En laat zijn kaken blozen: ‘Ik kwak jouw aders open.’ ‘Ga jij dat arrangeren met Meneer Gillette, verwaaide jongeling? Je krimpt al!’ ‘Hoor mijn vel scheuren en mijn woorden. Waarom toch werden ze geschreven? Tot winkelpraat (voor regenten) verheven?’ ‘Opium voor het geteisem zijn ze, Haakwerk in waterland, Onherbergzaam asfalt!’ ‘Ik zal je kwik afpellen vóór ik ga, Je breken: een knieval vol genade.’ ‘Neem je tijd. Nooit zag je Azincourt noch Ispahan.’ [pagina 77] [p. 77] Sterfelijkheid van schreden Mijn moeder voor het raam In een stoffig bos dat Nieuw-West heet. Voorbij neus en oor: mijn vaders geur en gil. ‘Ik heb een hekel aan die mane-tekel Die soms mijn maag doorbijt In al zijn lelijkheid!’ Andere rijmelaars zijn van stand En scheppen behagen in eigen vlees; Het is lauw, het brandt niet aan. Denkt zij en wist zijn droge stem Van zijn verprutste lippen. Terwijl Amsterdam - gesterkt door snert - Door de vijfdaagse werkweek vlot En zich gezond verslikt, Volhardt in zijn/haar bijzonder fraaie stoelgang, Alzo van het Spaanse Ongemak wordt gespaard, Bezit enkel de smallast op de eerste etage Driekwart balg waarin de Sloterplas klutst. ‘Een dode hond, hij zwelt in mij, in dat slik. De brand in dat nest, het dooft niet. Er zijn daar horzels aan de gang, Vlees van langgeleden, dat niet slapen kan. Een verrot matras ben ik met maden.’ De koepel van de tuinwijkkerk, Het monument van de Grote Overstroming, De lege meissies op hun veel te lage fietsjes, Geschaafde knieën, de gezonde pijn van maandstonden, Een losse tand, verzwikte voeten, liefdesverdriet, Overbluf mijn pijn, laat me hier niet achter! Liever likkend de regen Uit de rimpels van de Koornmarkt. Maagzuur dat de sporen van de tram volgt. Een cape beroert mijn oor, Hapert aan mijn bril. Verdwijnt mijn portefeuille? Haalt de eerlijke vinder van mijn vader Zijn laatste autocar - die nooit halt hield Aan het Zuid, toen we ons vrijwillig lieten Schenden aan de splinters van het botenhuis Of aan de netels van Evergem-Rabot - of moet Hij voor getuige spelen? Roobjee Vorige Volgende