Yang. Jaargang 17
(1981)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 43]
| |
Onder een hemel
die blauw en eindeloos
zijn voorjaarswind
een zoevend zachte lied liet zingen
Temidden gras en lentebloemen
die blijde boodschap waren
dwaalden wij doorheen een gouden dreef
in tinten geel en groen en wit en roze.
Onder gezang van vogels
verstervend in het blauw
gedoken in het groen
van bomen die nog botten droegen
waren wij elkaar nabij
zo dicht, zo innig als 't maar kon
als kinderen zo blij.
En rustend hoog op onze berg
waarvan de voet
de koelte van het water vond
dat heftig onze hartstocht droeg
naar de vervulling van de eindeloze zee
verdwaalden wij opnieuw
langs paden zonder einde
waarlangs de stille kleine sleutelbloem
zijn tere parels gunde.
|
|