Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 28 (1992)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 28
Afbeelding van Yang. Jaargang 28Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 28

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 28

(1992)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 253]
[p. 253]

Personalia

Eddy Bettens

(1959): vertaalde werk van W. Abish, D. Barthelme, W. Benjamin en D. DeLillo. Werkt momenteel bij een uitgeverij.

 

Maurice Blanchot

(1907): publiceerde essays, romans en verhalen. Vooral zijn essays, o.a. gebundeld in L'espace littéraire (1955) en Le livre à venir (1959), zijn zeer invloedrijk gebleken.

 

Eric Bolle

(1954): studeerde germanistiek en filosofie aan de Rijksuniversiteit te Leiden en aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is als docent filosofie werkzaam aan de Hogeschool De Horst te Driebergen. Publiceerde wijsgerige artikelen over architectuur en beeldende kunst in bladen als Archis, De Architect, Museum journaal en Beelding. Recentelijk verscheen bij uitgeverij De Horst te Driebergen het boek Filosofie en de krisis van het sociale, dat hij schreef in samenwerking met Eric Brinckmann en Ruud Kaulingfreks, en bij de V.U.B.-Pers te Brussel Tussen. Tussen architectuur en filosofie.

 

Ortwin de Graef

(1963): aangesteld navorser van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Publiceerde essays over Paul de Man, Edgar Allan Poe en Alfred Tennyson. Binnenkort verschijnt van hem de monografie Serenity in Crisis: A Preface to Paul de Man, 1939-1960. Redacteur van het tijdschrift Tmesis.

 

Julien Gracq

(1910): wordt beschouwd als één van de belangrijkste levende Franse prozaïsten. Van zijn romans, die sterk door het surrealisme zijn beïnvloed, werden Au château d' Argol (1938) en Le rivage des Syrtes (1951) in het Nederlands vertaald. Onlangs verscheen van hem Carnets du grand chemin.

 

Arnold Heumakers

(1950): historicus; recensent bij de Volkskrant. Werkt samen met Ronald Havenaar aan een intellectuele biografie van Du Perron. Zopas verscheen bij de Arbeiderspers zijn essaybundel Schoten in de concertzaal.

 

Jan Ipema

(1935): studeerde germanistiek en geschiedenis; wetenschappelijk medewerker. Verscheidene publikaties over E. Jünger, o.a. in Maatstaf. Is bezig met een biografische studie van Jünger en met een onderzoek naar het gebruik van de metafoor in zijn werk.

 

Ernst Jünger

(1895): Ernst Jünger werd in 1895 te Heidelberg geboren. Hij bracht zijn jeugd door in Hannover. Als schooljongen liep hij in 1913 van huis weg en ging in dienst in het vreemdelingenlegioen. In de Eerste Wereldoorlog krijgt hij de hoogste militaire onderscheiding: ‘Pour le mérite’. Hij dient na de oorlog als beroepssoldaat in de Reichswehr en blijft daar tot 1923. Dan studeert hij zoölogie en filosofie in Leipzig en Napels. Behalve als schrijver zal Jünger later ook bekendheid genieten als entomoloog. In 1925 trouwt hij met Gretha von Jeinsen, en vestigt hij zich als free-lance schrijver en journalist te Leipzig. Intussen verschenen van hem de oorlogsdagboeken In Stahlgewittern (1920), Das Wäldchen 125 (1925) en Feuer und Blut (1925). In 1926 wordt zijn zoon Ernst geboren, die in 1944 bij Carrara zal

[pagina 254]
[p. 254]

sneuvelen. In 1927 verhuist hij naar Berlijn. Hier ontwikkelt hij een grote publicistische en journalistieke activiteit in nationaal-revolutionaire en nationaal-bolsjevistische kringen. Goebbels poogde hem binnen de gelederen van de NSDAP te krijgen door hem in 1927 een zetel in de Rijksdag aan te bieden. Jünger weigerde. Zijn publikaties uit deze jaren worden zowel gerekend tot de teksten die het nationaal-socialisme negeerden als tot die welke het acceptabeler maakten, met name Die totale Mobilmachung (1930) en Der Arbeiter (1932). Tussen essay en dagboek staat zijn beste werk, Das abenteuerliche Herz (eerste versie 1929, tweede versie 1938). Hij distantieert zich na de Machtsergreifung door Hitler van het nationaal-socialisme, wat het duidelijkst zal blijken uit zijn bekendste roman, Auf den Marmorklippen (1939), die doorgaans als een allegorie wordt gezien op de nazi-dictatuur. In 1934 is een tweede zoon, Alexander, geboren. In 1936 verhuist hij naar de provincie, eerst naar Überlingen, in 1939 naar Kirchhorst, in 1949 naar Ravensburg. In de rang van kapitein neemt hij deel aan de Tweede Wereldoorlog en wordt toegevoegd aan de generale staf van de Wehrmacht te Parijs. Op 20 juli 1944 vindt de mislukte aanslag van Stauffenberg op Hitler plaats, waarvan Jünger op de hoogte was. Tijdens de oorlog dwaalt hij veel rond in Parijs en leest hij de bijbel. Hij vertelt daarover in zijn dagboeken (Strahlungen, 1949). Vanwege zijn verleden als rechts-reactionaire theoreticus blijft hij na de oorlog heel controversieel. Vanaf 1950 woont Jünger in Wilflingen, Schwaben, waar hij de houtvesterswoning van de familie Stauffenberg betrekt. Hij reist veel en bericht daarover in reisboeken. In 1960 sterft zijn vrouw Gretha, in 1962 hertrouwt hij met Liselotte Lohrer. Zijn verzamelde werken, waaronder een aantal naoorlogse romans (Heliopolis, 1949, Die Zwille, 1973, en Eumeswil, 1977) en essays (Über die Linie, 1950, Der Waldgang, 1951, Der gordische Knoten, 1952, en An der Zeitmauer, 1959) werden tweemaal uitgegeven. Sindsdien publiceert hij verder (o.a. Zwei Mal Halley, 1987, en Die Schere, 1990).

 

Gerrit-Jan Kleinrensink

(1943): doceert Nederlands. Publiceerde vooral over Brakman, over wiens werk hij ook een proefschrift voorbereidt. Stelde recentelijk een nummer samen over Slauerhoff voor Preludium en over Brakman voor De Revisor.

 

Hans Nugteren

(1947): studeerde sociologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Momenteel werkzaam als opleider en consultant organisatie, beleid & management, verbonden aan de voortgezette opleiding van de Hogeschool van Amsterdam. Specialisme: management en filosofie.

 

Willem-Jan Pantus

(1954): germanist en kunsthistoricus. Studie in Nijmegen en Saarbrücken. Promoveerde in 1992 aan de Katholieke Universiteit Nijmegen op een interdisciplinair proefschrift, Das illustrierte Gedicht des Jugendstils, een onderzoek naar de relatie tussen woord en beeld in de Duitstalige poëzie rond de eeuwwisseling.

Jan Popma

(1962): studeerde sociologie en wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam. Thans werkzaam als trainer/adviseur milieuzorg en arbeidsomstandigheden ten dienste van ondernemingsraden. Zijn doctoraalscriptie The Worker - on nihilism and technology in Ernst Jünger werd gepubliceerd in de reeks ‘Eclectica’ van de Economische Hogeschool Sint-Aloysius te Brussel.

 

Piet Tommissen

(1925): doctor in de economie. Doceerde aan de Economische Hogeschool Sint-Aloysius te Brussel. Talrijke publikaties over o.a. Carl Schmitt (drie

[pagina 255]
[p. 255]

delen Schmittiana), Vilfredo Pareto en de conservatieve revolutie.

 

Guy Vaes

(1927): Franstalige Antwerpse schrijver. Verwierf vooral bekendheid met de romans Octobre, long dimanche (1956; Nederlandse vertaling: Eindeloze zondag in oktober, 1988) en L'Envers (1983). Daarnaast verschenen o.a. een essay over de tijd in de roman (La Flèche de Zénon, 1966), een fotoboek (Les Cimetières de Londres, 1978) en teksten over Londen en Singapore (Mes Villes, 1986). In 1987 hield hij, als eerste titularis van de Leerstoel voor Poëtica die dat jaar aan de Université Catholique de Louvain opgericht werd, vier lezingen die uitgegeven werden onder de titel Le Regard romanesque.

 

Frank Vande Veire

(1958): studeerde filosofie aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Schrijft voor kunstcatalogi.

 

Hans Vandevoorde

(1960): studeerde Germaanse filologie aan de Universiteit Gent. Schrijft essays en kritieken.

 

Hélène van Hoogstraten

(1945): vertaalster, o.a. van Les foules de Lourdes van J.K. Huysmans (Lourdes en de massa, Amsterdam, 1992).

 

Peter Vijgeboom

(1950): studeerde filosofie aan de Rijksuniversiteit Leiden. Werkt als informatie-adviseur bij de overheid.

 

Mark Wildschut

(1966): werkt aan een vertaling van Heideggers Sein und Zeit aan de Rijksuniversiteit te Leiden, onder begeleiding van Th.C.W. Oudemans en G.T.M. Visser.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken