_‘Ja maar, je geeft het Vlaams Blok net een forum.’
Ik denk niet dat er veel journalisten zijn die echt geloven in een journalistiek cordon sanitaire in de strikte zin van het woord (‘We zetten ze nooit in de krant, wat ze ook doen.’). De houding ten opzichte van het Blok is er eerder één van: we geven ze zeker niet meer aandacht dan nodig (en dus kunnen ze niet rekenen op ‘aangenamere’ artikels over hun hobbies of vakantiebestemmingen), maar als ze nieuwswaardig zijn, zetten we hen gewoon in de krant, en als in een artikel àlle partijen aan bod komen, dan mogen zij er ook bij.
Misschien is zo'n houding principieel verderfelijk, maar praktisch is ze wellicht nuttiger dan een politiek van verzwijgen. Voor het brede publiek is het Blok een partij als alle anderen, in Antwerpen zelfs de allergrootste, en in sommige wijken is ze zeer dominant aanwezig. Je krijgt die mensen, zelfs al stemmen ze niet op het Blok, met de beste wil van de wereld niet uitgelegd waarom je de partij nooit in de krant zet, ‘terwijl die àndere pezewevers, die nooit iets te vertellen hebben, er wel elke dag instaan’. Net als bij de misdaden geldt: mensen weten dat het Blok bestaat, en als de krant nooit over hen bericht om de ziel van de lezer te sparen, keert die lezer de krant de rug toe. Men redeneert: ‘Of wij nu op het Blok stemmen of niet, wij willen over hen lezen zoals we over andere partijen kunnen lezen, wij willen correct geïnformeerd worden, zodat we zelf ons oordeel zullen vellen.’ Mocht die redenering niet over het Blok gaan, u zou ze volledig onderschrijven.
Ook hier beweer ik dat verslaggeving over het Blok helpt om het contact met de lezer te onderhouden. De lezer mag best weten dat je als krant kritisch staat tegenover het Vlaams Blok, dat verwacht hij zelfs, maar hij mag niet de indruk krijgen dat er informatie achtergehouden wordt, of dat het Blok onredelijk veel kritischer benaderd wordt dan andere partijen. Anders vindt hij dat de journalist zijn eigen politieke overtuiging aan hem opdringt, en hoe volkser de lezer, hoe sneller hij denkt: ik kan mijn eigen mening wel vormen.
Maar dat is een zwaktebod, hoor ik u zeggen. Je durft niet anders dan over het Blok te schrijven, uit angst lezers te verliezen. Mijn excuses, maar dat is een subtiele verdraaing van mijn woorden. Ik beweer dat het de opdracht is van de populaire pers - en eigenlijk van alle pers - om contact te houden met haar lezers, om zich in te leven in wat er bij hen leeft, zonder hen daarom klakkeloos naar de mond te praten. Doe je dat niet, dring je hen met alle macht een wereldbeeld op, dan verliezen ze hun vertrouwen in de krant, draaien haar de rug toe en luisteren nog enkel naar de sirenezang van het Blok.
Op dit ogenblik behoren het Vlaams Blok, een gevoel van onbehagen en een overmatige fixatie op misdaad tot de populaire cultuur, net zoals VTM ertoe behoort, en Het Laatste Nieuws, en Jo Vally, en het Echt Antwaarps Teater. Meer dan tien jaar lang al proberen linkse intellectuelen die ongewenste elementen uit de populaire cultuur te verwijderen door er ‘een positief alternatief’ voor te bieden, lees het volk een cultuur op te dringen die de intellectuelen zelf bevalt, meestal aangeduid met ‘populair maar toch kwalitatief’. De D-dag, Think of One, De Morgen, de Zomer van Antwerpen. Die strategie heeft niet gewerkt, omdat ze uitgaat van een fundamenteel - en in vele gevallen moedwillig - onbegrip en gebrek aan respect voor die bestaande populaire cultuur. Zelfs al deel je het wereldbeeld niet van een kansarme volksmens uit de Stuivenberg, zelfs al is het je doel hem op termijn anders tegen zijn wijk en de andere wijkbewoners te laten aankijken, dan nog mag hij niet de indruk krijgen dat je zijn identiteit, zijn culturele voorkeuren en maatschappelijke opvattingen a priori verwerpt. Contact start met volslagen gelijkwaardigheid en respect voor elkaar. Rogiers heeft gelijk als hij zegt dat er achter het ‘foert’ van de verzuurde burger net de schreeuw zit om aandacht, om betrokkenheid, om contact, en dat we inderdaad, zoals tientallen politici ook al jaren zeggen, ‘beter moeten luisteren’ naar wat die foertmensen ‘echt willen zeggen’. Alleen zal die verzuurde burger enkel met jou willen praten als je bereid bent het te hebben over onderwerpen die hem na aan het hart liggen, en daar horen onvermijdelijk verloedering, misdaad en het Blok bij. Je hoeft die burger niet naar de mond te praten, hij zal het zelfs aanvaarden dat je het oneens met hem bent, maar als je die onderwerpen uitsluit - hetzij omdat je heilig gelooft in een cordon sanitaire, hetzij omdat je de
burger bij het eerste verkeerde woord bedelft onder een stortvloed aan ‘correcte’ argumenten die hij al honderd keer gehoord heeft en niet gelooft - dan wordt het een dovemansgesprek. Uiteindelijk zullen we allemaal over misdaad, angst en het Vlaams Blok moeten gaan praten. Waarom de populaire media verweten wordt dat zij ermee begonnen zijn, het is me een raadsel.
Daarom ben ik het ook oneens met Rogiers als hij waarschuwt voor een gebrek aan afstand. Natuurlijk is populisme verderfelijk, maar afstand heeft de laatste jaren te vaak geleid tot een gebrek aan respect. Als Rogiers schrijft dat we moeten luisteren naar ‘wat de mensen echt bedoelen’, dan hoor ik onwillekeurig een Agalev-schepen zeggen: ‘U zégt wel dat u meer politie wil, maar eigenlijk wil u een speelplein.’ De journalist of politicus als psychoanalyticus, die zijn interpretatie van wat ‘de burger echt bedoelt’ zo stuurt dat de burger ‘eigenlijk’ bedoelt wat de politicus graag wil horen. ‘Eigenlijk gaat het over vervreemding. Eigenlijk gaat het over te weinig groen en culturele voor-zieningen.’ Tuurlijk. Maar het gaat in de eerste plaats over drie keer overvallen worden, en over de inbraak bij de buren. Zolang dat niet erkend wordt, zal de lastige eik zure burger blijven morren. Laten we beginnen met zoveel mogelijk contact te zoeken, relativeren en afstand scheppen kan later nog wel. Je moet vertrouwen winnen voor je mensen van idee kunt doen veranderen. Dat is alvast wat de populaire pers al jaren - dikwijls met succes - probeert en waarvoor ze al evenveel jaren bakken kritiek over zich heen krijgt. Als die kwam van mensen die - dankzij hun speelpleintjes, Zomers van Antwerpen en kunst-in-leegstaande-etalages - erin geslaagd waren de verzuring gevoelig terug te dringen, ik zou be-schaamd mijn mond houden. Nu dat niet het geval is, moet ook ik me vaak inhouden om niet verbitterd mijn rug te draaien naar de Enige Ware Linkse Leer.
U hebt gelijk, ik heb één en ander eenzijdig weergegeven. Ik ben zelfs vast ergens demagogisch geweest, en nu u dat ontdekt hebt, mag u dit hele artikel honend van tafel vegen. In Eigen schuld eerst staan veel terechte punten van kritiek aan het adres van de populaire pers. Vergeef mij dat ik die, for argument's sake, niet heb aangehaald. Voor uw plezier zal ik toegeven dat ik af en toe vind dat een kop in Het Laatste Nieuws slechtgekozen is, of dat een stuk niet genuanceerd genoeg is. Ik ben Filip Rogiers alvast heel dankbaar voor de erkenning die hij geeft aan populaire programma's als Zwart/Wit en boeks-kes als Dag Allemaal. Het is bij mijn weten de eerste keer dat een journalist van een kwaliteitsblad dit doet. Laten we hopen dat anderen volgen, en dat - vooruit, ik zal nog eens iets toegeven, louter en alleen voor uw plezier - ook populaire journalisten minder schamper doen over het werk van hun gestudeerde collega's. Willen we komen tot een goede journalistiek, die contact heeft met de lezers, onderwerpen aantrekkelijk kan presenteren en voldoende afstand en nuance kan bewaren, dan zullen we af moeten van ‘kwaliteit’ en ‘populair’, en zeker van het afschuwelijke ‘populair maar toch kwalitatief’. We moeten af van de minachting voor populaire cultuur, en van het wantrouwen tussen volksmensen en groenlinkse tweeverdieners. Misschien moeten we ook af van essays en artikels die zeggen wat we nog allemaal moeten doen. We moeten veel. Eens denken waar we mee zullen beginnen.