Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yang. Jaargang 40 (2004)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yang. Jaargang 40
Afbeelding van Yang. Jaargang 40Toon afbeelding van titelpagina van Yang. Jaargang 40

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yang. Jaargang 40

(2004)– [tijdschrift] Yang–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 183]
[p. 183]

[YANG 40ste jaargang nr. 2 - juli 2004]

Vooraf

In het zomerse Marsland van yang vindt u maar liefst twee dossiers. Het eerste dossier handelt over het moerassige en gevaarlijke thema ‘onleesbaarheid’, vaak meer een stigma dat op een bepaalde tekst rust dan een werkelijke eigenschap van die tekst, zoals samensteller Sascha Bru in zijn inleiding stelt. In het dossier onderwerpt een aantal auteurs, onder wie Gie van den Berghe en Hans Groenewegen, onleesbaar geachte werken aan een nieuwe, scrupuleuze lectuur. Sascha Bru gaat in de clinch met het reeds op de middelbare school doodverklaarde 1984 van George Orwell, Daniël Rovers haalt de bijkans buitenaardse, maar desalniettemin vaak verguisde Australische dichter Ern Malley uit het slop. Geert Buelens schreef een erudiet-swingende ‘Defence of Poetry’, met daarin de onwrikbare conclusie: ‘Het is onbegrijpelijk. / Het is onleesbaar. / Het is een lijk. / Waar is de baar?’

 

Het tweede dossier handelt over de Zeeuwse dichter F. van Dixhoorn, wiens vierde bundel Dan op de zeevaartschool onlangs verscheen en zo goed als onopgemerkt voorbij is gevaren. Tom Van de Voorde (samenstelling), Rutger H. Cornets de Groot, Peter van Lier en Paul Bogaert laten hun licht schijnen over deze in de Holandse pers van autisme, hermetisme, onleesbaarheid en andere vervelende ziektes beschuldigde dichter. De beschouwers geven elk hun eigen invulling van datgene wat Van Dixhoorn in zijn poëzie eens als volgt omschreef: ‘graven op dezelfde plaats / maakt de grond / steeds waardevoller [...]’. Van Dixhoorn zelf draagt aan het dossier bij met een aantal nieuwe gedichten.

 

Poëzie is er in dit nummer verder nog van Lucas Hüsgen en van de jonge dichter Marc Robbemond. Sven Cooremans schreef met zijn verhaal ‘loxtof’ bijzonder proza en voorts is er een verhaal van Robert Menasse.

[pagina 184]
[p. 184]

Menasse is ook vertegenwoordigd in onze goed gevulde postbus 245, met een rede die hij bij de uitreiking van de Erich-Fried-Preis 2003 in het Literaturhaus te Wenen hield: ‘“Lot” in tijden van globalisering’. Nadat de Verlichting de mens bevrijdde van zijn Lot door hem keuzemogelijkheden te geven, lijken we nu weer teruggekeerd naar een wereld waarin ons Lot opnieuw al op voorhand bezegeld lijkt te zijn. ‘Waar tenminste één continent aanspraak op maakte, namelijk het denken in alternatieven, is wereldwijd opgegaan in alternatiefloze beaming, globalisering, dus voortijd van de nieuwe tijd. Als schadeloosstelling voor het verlies van zelfbeschikking wordt ons tevredenheid op een hoger niveau van de productiekrachten aangeboden - we hebben, lijkt het, het aanbod aangenomen,’ schrijft Menasse. De vraag is wat we vandaag de dag nog tegenover dat ‘geglobaliseerde lot’ zouden kunnen stellen.

Misschien een tekst als die van Alain Badiou over de Franse hoofddoekwet. Dit kritische ‘opiniestuk’ (aanhalingstekens zijn verplicht: Badiou heeft een hekel aan opinies) kan als een epiloog worden beschouwd bij yang 1.2004, waarin een dossier stond dat geheel aan deze controversiële Franse filosoof was gewijd. De postbustekst werd eerder in een kortere versie in de Groene Amsterdammer geplaatst. Vreemd genoeg wilde geen enkele Vlaamse kwaliteitskrant het artikel publiceren. Men meende dat de hele kwestie bij ons niet meer zo actueel zou zijn. Dat gaat natuurlijk niet op. Juist in Vlaanderen ligt het debat nog op de plank. Vlaams minister van Onderwijs en Vorming Marleen Vanderpoorten (VLD) heeft al aangekondigd het debat graag te willen voeren, na de verkiezingen, op een voorbeeldige, ‘serene’ nanier. Badiou stelt de zaken alvast op scherp: ‘We hebben de oorlogen die we verdienen. In onze van angst doordrongen wereld gooien grote bandieten zonder pardon bommen op bloedeloze landen. Middelgrote bandieten voeren gerichte moordaanslagen uit op wie hun in de weg staat. Kleine bandietjes maken wetten tegen hoofddoeken. Men kan zeggen dat dat allemaal niet zo erg is. Inderdaad. Het is minder erg. Voor wijlen de Rechtbank der Geschiedenis krijgen we vast verzachtende omstandigheden: “Hij [president Chirac] was een expert in haarkapsels en speelde slechts een kleine rol..”’

Jan Lauwereyns reageert in deze postbus impliciet op de kritiek die óók in dit blad verscheen (in yang 2003-3) naar aanleiding van zijn in 2003 gepubliceerde roman Monkey business. In ‘Over het verraderlijke perspectief van een aap’ vraagt Lauwereyns opnieuw aandacht voor het perspectief van waaruit die roman verteld werd, het perspectief van de aap Haruki. Haruki nam op het einde van de roman duidelijk stelling tegen om het even welke dierproeven. Lauwereyns maakt in zijn essay duidelijk dat er gegronde redenen zijn om de identiteit van hoofdpersoon en auteur in twijfel te trekken. Uit zijn essay blijkt

[pagina 185]
[p. 185]

dat Lauwereyns nog steeds overtuigd is van het nut van sommige proeven met dieren, juist omdat hij er de nodige kanttekeningen bij plaatst.

 

Ten slotte draagt writer in residente Rudi Visker een essay bij aan dit Marsland. De achterkant van het haarkapselcomfort zou wel eens een wijdverspreide angst kunnen zijn, die traditioneel als ‘onbepaald’ of ‘zonder object’ wordt beschouwd. Rudi Visker wijst erop hoe zelfs professionele denkers van het verschil tussen angst en vrees dat onderscheid niet lang kunnen volhouden. Angst wordt al snel als een oplosbaar probleem te lijf gegaan. De in egobijlagen aangehaalde dokters plaatsen een ‘concrete, haalbare utopie van een angstloze samenleving’ tegenover ‘de huidige welvaartsmaatschappij die stuurloos is en op drift, want zonder echte waarden’. Via onder meer Kierkegaard, Heidegger, een verhelderende vergelijking met het fenomeen ‘verveling’ én een terloopse referentie aan Adrian Lyne's eighties-klassieker Fatal attraction, leest Visker de krantenpulp op zo'n manier dat die pulp veel van zijn vanzelfsprekendheid verliest. Zou het kunnen dat in een steeds veiliger samenleving de altijd aanwezige angst steeds minder mogelijkheden heeft om zich te verbergen? Visker vraagt zich af. ‘Wie fluit er nog in het donker, als hij even goed de lichtschakelaar kan omdraaien of de zaklamp aanflitsen?’

 

De redactie

[pagina 186]
[p. 186]


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken