Yang. Jaargang 44
(2008)– [tijdschrift] Yang–
[pagina 594]
| |
![]() | |
[pagina 595]
| |
David Foster Wallace
| |
[pagina 596]
| |
net nog stond, en om terug te lopen is er geen tijd, met Agassi die de slag volgt door naar het net te lopen en de lijn van de bal te volgen, naar het midden... en Federer schakelt nu onmiddellijk in zijn achteruit, principe straalomkering, en springt drie of vier passen terug, onmogelijk snel, om een forehand te slaan uit zijn backhandhoek terwijl al zijn gewicht naar achteren beweegt, en zijn forehand is een loeier, langs de lijn en met topspin, langs Agassi aan het net die nog een uitval doet naar de bal, maar hij is hem al voorbij en suist recht langs de zijlijn en landt precies in de deuce-hoek aan Agassi's kant: een winner - Federer danst nog steeds achteruit wanneer de bal neerkomt. En dan is er die vertrouwde kleine seconde verbijsterde stilte van het New Yorkse publiek voor het losbarst, en op tv zegt cocommentator John McEnroe in zijn headset (vooral tegen zichzelf, zo lijkt het), ‘Hoe kan je uit die positie een winner slaan?’ En gelijk heeft hij: gezien de positie en fenomenale snelheid van Agassi restte Federer maar een paar centimeter brede tunnel om die bal langs Agassi te keilen, waar hij in slaagde, achteruit lopend, zonder tijd om zich te positioneren en met geen enkel gewicht achter zijn slag. Het was onmogelijk. Het was als een scene uit ‘The Matrix'. Ik weet niet wat voor geluiden er allemaal bij waren, maar mijn echtgenote zei dat ze zich naar binnen gehaast had en heel de bank bezaaid was met popcorn en ik op één knie zat, met oogbollen als fopartikeloogbollen. En dat is nog maar één voorbeeld van een Federer-Moment, en dan enkel op tv - terwijl de verhouding tussen tv-tennis en live tennis in werkelijkheid ongeveer dezelfde is als die tussen pornofilms en de doorleefde realiteit van menselijke liefde.
OP JOURNALISTIEK VLAK valt er over Roger Federer niets sappigs te melden. Vandaag is hij, op zijn 25ste, de beste nog levende tennisser. Misschien wel de beste ooit. Bio's en karakterschetsen zat. In '60 Minutes’ werd verleden jaar nog een thema-uitzending over hem getoond. Wat je ook over dhr. Roger N.M.I. Federer had willen weten - zijn achtergrond, zijn Zwitserse thuisstad Basel, hoe zijn ouders zijn talent gezond en onbaatzuchtig ondersteund hebben, zijn carrière in het juniorencircuit, zijn aanvankelijke problemen met kwetsbaarheid en temperament, zijn geliefde trainer als junior, hoe diens dodelijk ongeval in 2002 Federer zowel ontredderde als wapende en hem hielp te worden wat hij vandaag is, Federers 39 (nu 57 - nvdv) titels in het enkelspel, zijn acht (nu 13 - nvdv) grandslamtitels, zijn ongewoon bestendige en rijpe relatie met zijn vriendin, die met hem meereist (in het mannentennis vrij uitzonderlijk) en zijn belangen behartigt (in het mannentennis ongehoord), zijn ouderwetse | |
[pagina 597]
| |
stoïcisme en mentale sterkte en fair play en overduidelijk algemeen fatsoen en attentheid en vrijgevigheid voor goede doelen - even googelen en je weet het allemaal. Leef je uit. In dit artikel gaat het meer over hoe en in welke context een toeschouwer Federer beleeft. Mijn specifieke these luidt: als je de jongeman nog nooit live zag spelen, en dan wel, met eigen ogen op het heilige gras van Wimbledon, eerst in de letterlijk verdorrende hitte en dan in de wind en de regen tijdens die twee toernooiweken van 2006, dan heb je veel kans op een ‘verdomme bijna religieuze ervaring’, zoals een van de chauffeurs van de persbussen van het toernooi het omschreef. Het is inderdaad verleidelijk zo'n uitspraak in eerste instantie gewoon als een van die oververhitte vergelijkingen te zien waartoe mensen hun toevlucht nemen om hun gevoel bij een Federer-Moment te vatten. Maar de uitspraak van de chauffeur is waar - je raakt, letterlijk, heel even in vervoering - hoewel je er pas na een hele poos geconcentreerd toekijken de waarheid van inziet.
SCHOONHEID IS NIET HET DOEL van competitiesport, maar topsport vormt een erg geschikt toneel waarop menselijke schoonheid tot uiting kan komen. De relatie is grofweg die tussen moed en oorlog. De menselijke schoonheid waar we het hier over hebben, is een erg specifieke vorm van schoonheid; je zou van kinetische schoonheid kunnen spreken. Haar kracht en aantrekkingskracht zijn universeel. Met seks of culturele normen heeft zij niets te maken; waar zij mee te maken heeft, is veeleer de verzoening die menselijke wezens kunnen voelen met het feit dat ze een lichaam hebben.Ga naar eind1 Maar natuurlijk heeft niemand het in de mannensport over schoonheid of elegantie of het lichaam. Mannen mogen hun sport dan wel ‘de liefde’ verklaren, maar die liefde manifesteert zich steevast in de vorm en de symboliek van oorlog: uitschakelen en oprukken, hiërarchieën van rang en stand, obsessieve statistieken, technische analyses, tribale en/of nationale emoties, uniformen, het geschreeuw van de massa, vlaggen, borstgeroffel, oorlogskleuren enz. Omwille van redenen die moeilijk te vatten zijn, voelen de meesten onder ons zich bij oorlogstaal gemakkelijker dan bij die van de liefde. Als dat ook voor jou geldt, dan is Spanje's potige krijger Rafael Nadal je man - met zijn biceps zonder mouwen en zelfaanmoedigingen in kabuki-stijl. Bovendien is Nadal Federer's nemesis en dit jaar dé grote verrassing op Wimbledon, omdat hij een hardcourtspecialist is en niemand had verwacht dat hij de eerste rondes zou overleven. Terwijl er voor Federer tot en met de halve finale geen verrassingen | |
[pagina 598]
| |
waren en hij voor geen enkele overwinning echt heeft moeten knokken. Hij heeft elke tegenstander zo compleet weggespeeld dat de tv- en de geschreven pers bezorgd worden dat zijn wedstrijden saai zijn en niet op kunnen tornen tegen het oplaaiende nationalistische vuur van het WK Voetbal (in Duitsland - nvdv).Ga naar eind2
VAN DE MANNENFINALE VAN 9 JULI echter had niemand durven dromen. Nadal vs. Federer is een heruitgave van de finale op Roland Garros verleden maand. Toen won Nadal. Federer heeft totnogtoe maar vier wedstrijden verloren dit jaar, maar allemaal tegen Nadal. Alleen: de meeste van die wedstrijden werden op het tragere gravel gespeeld, Nadals beste ondergrond, terwijl Federer op gras op zijn best is. Aan de andere kant heeft de hitte van de eerste week de gladheid van sommige terreinen uitgedroogd en ze langzamer gemaakt. Er is ook het feit dat Nadal zijn gravelspel aangepast heeft aan gras - bij zijn groundstrokes blijft hij dichter bij de baseline, hij slaat zijn opslag harder en overwint zijn allergie voor het net. In de derde ronde vrat hij Agassi praktisch op. De journalisten zijn extatisch. Voor de wedstrijd, op het Centre Court, achter de kleine vensters boven het zuidelijke vangnet, kan men, terwijl de lijnrechters de baan betreden in hun nieuwe Ralph Lauren-uniformen, die sterk lijken op matrozenpakjes voor kinderen, de radioverslaggevers bijna op en neer zien stuiteren in hun stoelen. Deze Wimbledonfinale heeft alles om een dramatisch verhaal over wraak te worden, de koning tegen een koningsmoordenaar, met schrille contrasten tussen de karakters. Zuid-Europees machismo vol passie tegen verfijnde, klinische kunstzinnigheid uit het Noorden. Apollo en Dionysos. Scalpel en kapmes. Rechts en links. De nummers 1 en 2 van de wereld. Nadal, de man die het moderne power-baselinespel tot zijn uitersten gedreven heeft, tegen een man die dat moderne spel heeft getransfigureerd, wiens precisie en variatie even belangrijk zijn als zijn tempo en loopsnelheid, maar die wel eens bijzonder kwetsbaar zou kunnen blijken voor die eerste man, of volledig door hem geïntimideerd. Een Britse krantenjournalist, net als zijn collega's jubelend in de perstribune, zegt, tot twee keer toe: ‘Dit wordt oorlog.’ Bovendien speelt dit alles zich af in de kathedraal van het Centre Court. En de mannenfmale wordt altijd gespeeld op de tweede zondag van het toernooi, wat Wimbledon nog eens extra symbolisch in de verf zet door geen wedstrijd te plannen op de eerste zondag. En de stormachtige regenwind die de hele morgen nog parkeerborden omverblies en paraplu's binnenstebuiten keerde, is een uur voor het begin van de wedstrijd gaan liggen; precies wanneer het zeil van het Centre Court opgerold en het net vastgemaakt wordt, komt de zon te voorschijn. | |
[pagina 599]
| |
Onder applaus komen Federer en Nadal naar buiten en maken elk een rituele buiging richting Koninklijke loge. De Zwitser is gekleed in het sportief, karnemelkkleurig jasje dat Nike hem tijdens deze editie van Wimbledon laat dragen. Bij Federer, en misschien alleen bij hem, ziet dat er in combinatie met shorts en tennisschoenen niet absurd uit. De Spanjaard ziet volledig af van opwarmingskleding, dus moet je al vanaf het begin naar zijn spieren kijken. Hij en de Zwitser gaan van top tot teen in Nike gekleed, zelfs hun quasi identieke geknoopte witte haarband, met de swoosh mooi boven het derde oog, zijn van Nike. Nadal stopt zijn haar onder zijn haarband, Federer niet: het gladstrijken en pulken aan lokken die over zijn band vallen, is de meest opvallende tic van Federer die tv-kijkers te zien krijgen; Nadal neemt dan weer tussen twee punten door obsessief zijn toevlucht tot de handdoek van de ballenjongen. Er zijn echter nog andere tics en gewoontes, kleine extraatjes voor wie er live bij is. Zo is er bijvoorbeeld de grote zorgvuldigheid waarmee Roger Federer zijn sportjasje over de tweede stoel aan zijn kant van de baan hangt, gewoon, om te vermijden dat het gekreukt raakt - hij heeft dit hier al voor iedere wedstrijd gedaan, en iets in dat gebaar is kinderlijk en op een vreemde manier aandoenlijk. Of hoe hij onvermijdelijk van racket wisselt in de loop van de tweede set, het nieuwe altijd in dezelfde doorzichtige plastieken zak dichtgekleefd met blauw plakband, dat hij er altijd zorgvuldig afhaalt en aan de ballenjongen geeft om weg te gooien. Of Nadals gewoonte, telkens wanneer hij de bal laat stuiteren voor hij serveert, zijn lange shorts uit zijn achterwerk te fribbelen, hoe zijn ogen behoedzaam van links naar rechts gaan als hij langs de baseline loopt, als een gevangene die tijdens het luchten bang is met een gepunte lepel gemold te zullen worden. En wie erg goed kijkt, merkt iets raars aan de opslag van de Zwitser. Wanneer hij zijn bal en racket voor zich uit houdt, net voor hij zijn beweging begint, plaatst Federer de bal altijd precies in de V-vormige uitsparing in de hals van het racket, net onder het blad, voor een fractie van een seconde maar. Als beide niet perfect overeenkomen, verplaatst hij de bal tot het wel zo is. Het gebeurt erg snel, maar wel bij elke opslag, zowel bij de eerste als de tweede. Nadal en Federer warmen elkaar nu precies vijf minuten op: de umpire houdt de klok in de gaten. Dit soort opwarmingsspelletjes hebben een erg strikte volgorde en etiquette, iets waar je niet in geïateresseerd bent, zo beslist de televisie. Het Centre Court biedt plaats aan iets meer dan 13.000 toeschouwers. Nog eens duizenden hebben gedaan waar mensen hier elk jaar toe bereid zijn, namelijk flink wat entree neertellen om dan samen, met picknickmanden en muggenspray, bij Court 1 de wedstrijd te volgen op groot scherm. Wie het weet, mag het zeggen. | |
[pagina 600]
| |
Net voor de wedstrijd wordt er aan het net ceremonieel getost om te zien wie er eerst mag serveren. Ook dat is weer zo'n Wimbledon-ritueel. Dit jaar is William Caines de eretosser, bijgestaan door de umpire en de hoofdscheidsrechter van het toernooi. William Caines, een zevenjarige jongen uit Kent, kreeg toen hij twee was leverkanker en overleefde het, na enkele operaties en afschuwelijke chemo. Hij vertegenwoordigt hier het Brits Kankeronderzoek. Hij is blond en heeft blozende wangetjes en komt ongeveer tot aan Federers middel. Het publiek brult zijn goedkeuring uit bij het bekende tosritueel. De hele tijd blijft Federer gereserveerd glimlachen. Nadal blijft vlak achter het net ter plaatse heen en weer huppelen, zoals een bokser, en zwaait zijn armen heen en weer. Ik ben niet zeker of de omroepen in de VS het tossen uitzenden of niet, of deze ceremonie deel uitmaakt van hun contractuele verplichtingen of dat ze een reclameblok mogen inlassen. Wanneer William van het terrein wordt begeleid, weerklinkt opnieuw gejuich, maar slechts hier en daar, niet georganiseerd; de meeste mensen weten niet goed wat te doen. Nu het ritueel afgelopen is, dringt de realiteit van waarom dit kind erbij was pas echt door, lijkt het wel. Een droomfïnale waarvoor een kind met kanker kop of munt gooit, het voelt aan als iets belangrijks, iets oncomfortabels - en ook weer niet. Wat het gevoel ook precies betekent: het heeft wat weg van iets wat op het puntje van de tong ligt, en blijft zeker tot ver in de tweede set ongrijpbaar.Ga naar eind3
DE SCHOONHEID VAN EEN TOPATLEET kan men haast onmogelijk direct beschrij-ven. Of oproepen. Federers forehand is een grote, vloeiende zweepslag, zijn backhand slaat hij met één hand, vlak, met topspin opgeladen, of in een slice - en die slice met zo'n knal dat de bal in zijn vlucht figuren vormt, op het gras schuift en opspringt tot misschien juist nog enkelhoogte. Zijn opslag is razend snel en bereikt qua accuratesse en variatie een niveau waarbij niemand ook maar in de buurt komt; zijn opslagbeweging is elegant en niet-excentriek, (op tv) alleen merkbaar aan een soort aalachtige zwiep van zijn hele lichaam wanneer hij de bal raakt. Zijn spelinzicht en baangevoel zijn niet van deze wereld, en zijn voetenwerk is het beste van het hele circuit - hij was ook een voetbalwonderkind. Dat is allemaal waar, en toch verklaart het niets, het kan niet de ervaring evoceren deze man te zien spelen. Wat betekent het getuige te zijn, uit de eerste hand, van de schoonheid en het genie van zijn spel. Je moet dat esthetische gedoe meer zijdelings benaderen, erom heen praten, of - zoals Thomas van Aquino deed met zijn eigen onzegbare onderwerp - het proberen te benoemen in termen van wat het niet is. Een ding is zeker: televisie kan het niet vatten. Of toch niet helemaal. Tennis op tv heeft zijn voordelen, maar deze voordelen hebben nadelen: het | |
[pagina 601]
| |
belangrijkste daarvan is een soort illusoire intimiteit. Televisie, met haar herhalingen in slow motion, haar close-ups, hulplijnen en ondersteunende grafiekjes, verleent haar kijkers een zo bevoorrechte positie dat we zelfs niet beseffen hoeveel er tijdens de uitzending verloren gaat. En een groot deel van wat er verloren gaat, is hoe volkomen fysiek toptennis eigenlijk wel is, het gevoel van hoe snel de bal beweegt en de spelers reageren. Dit verlies is eenvoudig uit te leggen. Tijdens een punt is het de prioriteit van televisie de hele baan te beslaan, in een overzichtelijk perspectief, zodat de kijkers beide spelers en de globale geometrie van het spelverloop kunnen volgen. Daarvoor kiest televisie een uitkijkpunt boven en achter een baseline. Jij, de kijker, zit en kijkt naar beneden van boven en achter de baan. Dit perspectief geeft het terrein, zoals elke student kunstwetenschappen zal beamen, ‘verkort’ weer. Echt tennis is nu eenmaal driedimensionaal, maar een tv-scherm kan maar 2D aan. De dimensie die op de buis verloren gaat (of beter gezegd: vervormd wordt) is de echte lengte van de baan, de 23,77 meter tussen de baselines; en de vaart waarmee de bal deze lengte aflegt is de snelheid van een kogel, wat op tv versluierd wordt, en in levende lijve vreeswekkend is. Klinkt dat abstract of hoogdravend? Ga dan vooral zelf naar een proftoernooi - vooral naar de buitenbanen in de eerste rondes, waar je op 5 meter van de zijlijn kan zitten - en beproef zelf het verschil. Als je tennis alleen nog maar op televisie gezien hebt, heb je er gewoonweg geen idee van hoe hard deze profs hun bal slaan, hoe snel de bal beweegt,Ga naar eind4 hoe weinig tijd de spelers hebben om hem te halen, en hoe snel zij bewegen en draaien en uithalen en hun evenwicht terugvinden. En niemand kan dat sneller, of met bedrieglijk minder moeite, dan Roger Federer. Wat de tv-verslaggeving interessant genoeg minder verdoezelt, is Federers intelligentie, omdat die zich vaak als een intelligentie van de hoek manifesteert. Federer kan openingen en hoeken voor winnende slagen zien, of creëren, waar niemand anders het voorstellingsvermogen voor heeft, en het televisieperspectiefis perfect voor het bekijken en overzien van deze Federer-Momenten. Wat moeilijker naar waarde is te schatten op tv is dat deze spectaculair uitziende hoeken en winners niet uit het niets komen - ze zijn vaak al verschillende slagen op voorhand voorbereid en hebben net zo goed met Federers manipulatie van de positionering van de tegenstrever te maken als met de snelheid en de plaatsing van de genadeslag. En begrijpen hoe en waarom Federer in staat is andere atleten van wereldklasse op deze manier te bespelen, veronderstelt dan weer een beter technisch begrip van het moderne power-baselinespel dan - opnieuw - tv kan bieden. | |
[pagina 602]
| |
WIMBLEDON IS EEN RAAR BEESTJE. Natuurlijk is Wimbledon het mekka van het spel, de kathedraal van het tennis; maar het zou eenvoudiger zijn het gepaste niveau van bewondering ook ter plaatse vast te houden, mocht het toernooi er niet zo op gebrand zijn je er telkens opnieuw aan te herinneren dat het de kathedraal van het tennis is, in een vreemde mix van vervelende eigendunk en onophoudelijke zelfpromotie en merkbewustzijn. Het is een beetje zoals het soort gezagdrager in wiens kantoor aan de muur elk insigne prijkt, elk diploma, elke prijs die hij ooit gekregen heeft, en elke keer als je in zijn kantoor komt, voel je je verplicht naar de muur te kijken en te zeggen dat je onder de indruk bent. Wimbledons eigen muren, bij bijna elke doorgang en passage van betekenis, zijn behangen met posters en borden met foto's van vroegere winnaars, lijsten met feiten en weet jes over Wimbledon, historische achtergrond, enz. Sommige van die dingen zijn interessant; andere zijn gewoon wat apart. Zo bezit het Wimbledon Lawn Tennis Museum een verzameling van alle soorten rackets die hier de afgelopen decennia gebruikt zijn, en maakt een van de vele borden langs de doorgang op Niveau 2 van het MillenniumgebouwGa naar eind5 reclame voor deze tentoonstelling met zowel foto's als een begeleidende tekst, een soort Geschiedenis van het Racket. Hier volgt, sic, het climactisch einde van deze tekst: De huidige lichtgewichtframes, vervaardigd uit futuristische materialen zoals grafiet, boor, titanium en keramiek, met een groter besnaringsoppervlak - gemiddeld (580-610 cm2) en bovenmaats (710 cm2) - hebben het spelkarakter een volledig nieuw aanzien gegeven. Vandaag domineren spelers met een krachtige slag met veel topspin. Serve en volley-spelers en zij die vertrouwen op hun subtiliteit en balgevoel zijn zo goed als verdwenen. Het lijkt, op zijn minst, raar dat een dergelijke diagnose hier nog steeds zo prominent hangt in het vierdejaar van Federers heerschappij over Wimbledon, aangezien de Zwitser naar het mannentennis een mate van balgevoel en subtiliteit meebracht die (minstens) sinds de dagen van een McEnroe op zijn hoogtepunt ongezien was. Maar het bord geeft gewoon blijk van de macht van dogma's. Het officiële standpunt, nu al bijna twee decennia lang, is dat de vooruitgang op het vlak van rackettechnologie, conditietraining en training met gewichten het proftennis omgevormd hebben van een spel van snelheid en finesse tot een spel van atletiek en brute kracht. En als etiologie van het huidige power-baselinespel is dat officiële standpunt wel min of meer accuraat. Profs zijn vandaag de dag inderdaad meetbaar groter, sterker en beter getraind,Ga naar eind6 en hightech composietrackets hebben hun inderdaad meer mogelijkheden | |
[pagina 603]
| |
gegeven voor snelheid en spin. Maar hoe het dan heeft kunnen gebeuren dat iemand met Federers absolute finesse het mannentennis domineert, is voor velen een bron van dogmatische verwarring. Er zijn drie soorten steekhoudende verklaringen voor Federers dominantie. De ene heeft te maken met mysterie en metafysica en komt, denk ik, het dichtst in de buurt van de waarheid. De andere zijn technischer en leveren waarschijnlijk betere journalistiek op. De metafysische verklaring is dat Roger Federer een van die zelden voorkomende, uitzonderlijke atleten is die wel ontheven lijken, toch ten dele, van sommige fysische wetten. Goede analoga zijn bijvoorbeeld Michael Jordan,Ga naar eind7’ die niet alleen onmenselijk hoog kon springen maar echt een tel of twee langer kon blijven hangen dan de zwaartekracht toelaat, en Muhammad Ali, die echt kon ‘drijven’ op het canvas en die twee of zelfs drie keer kon uithalen in de tijd die normaal gezien nodig is voor één uithaal. Er zijn misschien een half dozijn andere voorbeelden sinds 1960. En Federer is zo iemand - het type mens dat je een genie, een mutant of een avatar zou kunnen noemen. Hij is nooit overhaast of uit balans. Voor hem blijft een naderende bal een fractie van een seconde langer hangen dan zou moeten. Zijn bewegingen zijn eerder soepel dan atletisch. Net als Ali, Jordan, Maradona en Gretzky lijkt hij tegelijkertijd minder en meer tastbaar dan wie hij tegenover zich heeft. Zeker in het volledige wit waar Wimbledon nog steeds plezier in schept de spelers verplicht te laten dragen, ziet hij eruit als wat hij wellicht (denk ik) echt is: een wezen wiens lichaam zowel uit vlees als, op de een of andere manier, uit licht bestaat. Dat van die bal die meewerkt door even te blijven hangen, door te vertragen, alsof hij onderhevig is aan de wil van de Zwitser - daarin zit een grond van metafysische waarheid. Net als in de volgende anekdote. Na een halve finale op 7 juli waarin Federer Jonas Bjorkman afmaakte - hem niet gewoon versloeg, maar afmaakte - en net voor een obligate persconferentie na de wedstrijd, waarin Bjorkman, een vriend van Federer, zegt dat hij blij was ‘de beste plaats van het stadion’ te hebben gehad om de Zwitser ‘tennis dat de hoogste perfectie benaderende’ te zien spelen, staan Federer en Bjorkman wat te babbelen en te grappen, en Bjorkman vraagt hem hoe onnatuurlijk groot de bal hem wel niet leek, op de baan, en Federer zegt dat die hem inderdaad ‘als een bowlingbal of een basketbal’ voorkwam. Hij gekscheert natuurlijk alleen maar wat bescheiden, om Bjorkman op te beuren en te bevestigen dat hij zelf verwonderd is hoe uitzonderlijk goed hij vandaag gespeeld heeft; maar hij geeft er ook een idee van hoe hij tennis ervaart. Stel je eens voor dat je iemand | |
[pagina 604]
| |
bent met bijna bovennatuurlijke reflexen, coördinatie en snelheid, en dat je op hoog niveau tennis speelt. Je ervaring tijdens het spel zal niet zijn dat je over fenomenale reflexen en snelheid beschikt; het zal je veeleer voorkomen dat de tennisbal best groot is en traag beweegt, en dat je altijd tijd op overschot hebt om hem terug te spelen. Dat wil zeggen dat je helemaal niets merkt van de (empirisch bijzonder reële) snelheid en vaardigheid die het live publiek, dat tennisballen zo snel ziet bewegen dat ze sissen en in hun vlucht vervagen, je zal toeschrijven.Ga naar eind8 Snelheid is maar een onderdeel. Even technisch: tennis wordt vaak een ‘spel van centimeters’ genoemd, maar dat cliché verwijst vooral naar de plek waar het shot neerkomt. Uit het perspectief van een speler die een aankomende bal terugslaat, is tennis echter eigenlijk meer een spel van micrometers, waarbij infinitesimaal kleine wijzigingen rond het moment waarop de bal de snaren raakt grote effecten hebben op hoe en waarheen hij zal bewegen. Hetzelfde principe verklaart waarom zelfs de kleinste onnauwkeurigheid bij het richten van een geweer ervoor zal zorgen dat je mist, als het doel maar ver genoeg verwijderd is. Laten we ter illustratie alles eens in slow motion bekijken. Stel je even voor: je bent een tennisser en staat vlak achter de baseline in je deuce-hoek. Na een opslag komt de bal naar je forehand - je pivoteert (of draait) zodat je zij op één lijn staat met de aankomende bal, en begint je racket naar achteren te bewegen voor een forehandreturn. Blijf visualiseren tot op het punt waarop je ongeveer in het midden van de voorwaartse beweging van de slag aangekomen bent; de aankomende bal is nu bijna op de hoogte van je voorste heup, misschien 15 centimeter verwijderd van inslag. Bedenk nu eens welke variabelen hierbij allemaal een rol spelen. In het verticale vlak zullen de paar graden verschil als je het blad van je racket naar voren of achteren positioneert respectievelijk voor topspin of een slice zorgen; hou je het loodrecht, krijg je een vlakke drive zonder spin. Als je, in het horizontale vlak, het blad van je racket, ook al is het maar met een miniem verschil, naar links of rechts draait, of de bal misschien een milliseconde te vroeg of te laat slaat, zal het resultaat een gekruiste return dan wel een return langs de lijn zijn. Verdere kleine veranderingen in de kromming van je groundstroke en je uitzwaai zullen mede bepalen hoe hoog je return over het net gaat, wat, samen met de snelheid waarmee je slaat (naast bepaalde karakteristieken van de spin die je de bal meegeeft), beïnvloedt hoe diep of dichtbij in de speelhelft van de tegenstander je return zal neerkomen, hoe hoog hij zal opspringen, enz. Dat dit nog maar de rudimentaire onderscheidingen zijn, is evident - er is natuurlijk ook nog veel vs. weinig topspin, | |
[pagina 605]
| |
of scherp gekruist vs. slechts een beetje gekruist, enz. En dan zijn er nog zaken als hoe dicht je de bal bij je lichaam laat komen, welke greep je gebruikt, in hoeverre je knieën gebogen zijn en/ofje gewicht naar voren beweegt, en of je tegelijk naar de bal kan kijken en zien wat je tegenstander aan het doen is na zijn opslag. Dat speelt ook allemaal een rol. Plus: je brengt geen statisch object in beweging, maar je moet de baan en (per geval verschillend) de spin omkeren van een bewegend projectiel dat op je afkomt - op je afkomt met, in het proftennis, snelheden die bewust nadenken onmogelijk maken. Mario Ančics eerste opslag, bijvoorbeeld, bereikt gemakkelijk ongeveer 240 km/u. Aangezien de afstand tussen Ancics en jouw baseline 23,77 meter bedraagt, wil dat zeggen dat zijn opslag er 0,41 seconde over doet om je te bereiken.Ga naar eind9 In die tijd kan je nog geen twee keer met je ogen knipperen. De conclusie is dat er in het proftennis tijdsintervallen gelden die voor welbewust handelen te kort zijn. Wat de tijd betreft, bevinden we ons in het operatieve bereik van reflexen, puur fysieke reacties waarin bewuste gedachten geen rol spelen. En toch hangt een effectieve return van een opslag af van een groot aantal beslissingen en fysieke aanpassingen in je houding die heel wat intentioneler zijn en waar heel wat meer bij komt kijken dan bij knipperen met je ogen, opveren als je schrikt, enz. Een hard geserveerde tennisbal met succes terugslaan vereist wat men soms het ‘kinetische zintuig’ noemt, het vermogen je lichaam en zijn artificiële extensies te controleren via complexe en erg snelle takensystemen. Er bestaat een heel paradigma voor verschillende deelaspecten van dit vermogen: gevoel, toets, vorm, proprioceptie (positiezin), coördinatie, hand-oog-coördinatie, kinesthesie, gratie, controle, reflexen, enz. Voor veelbelovende junioren is het verfijnen van hun kinesthetisch gevoel het hoofddoel van de extreme dagelijkse trainingsregimes waar men zo vaak over hoort spreken.Ga naar eind10 Er wordt zowel op musculaire als neurologische aspecten getraind. Duizenden slagen slaan, elke dag opnieuw, ontwikkelt het talent om via ‘gevoel’ te doen wat gewone bewuste gedachten niet vermogen. Repetitieve oefeningen als deze lijken voor een buitenstaander vaak stomvervelend of zelfs wreed, maar een buitenstaander kan niet voelen wat er binnenin de speler gebeurt - kleine correcties, steeds opnieuw, en een steeds acuter wordend gevoel van de effecten van elke correctie, ook al ontsnapt het aan het normale bewustzijn.Ga naar eind11 De tijd en discipline die nodig zijn voor gedegen kinesthetische training vormen één reden waarom topprofs gewoonlijk mensen zijn die het leeuwendeel van hun wakkere leven aan tennis wijden, vanaf (ten allerlaatste) hun vroege tienerjaren. Federer bijvoorbeeld gaf op dertienjarige leeftijd het voetbal, en | |
[pagina 606]
| |
een herkenbare jeugd, definitief op om zich in het nationale trainingscenter voor tennis van Zwitserland te Ecublens in te schrijven. Op zijn zestiende ging hij van school en begon in de echte internationale competitie. Een paar weken maar nadat Federer van school afgegaan was, won hij Wimbledon voor junioren. Het spreekt voor zich dat dit niet elke juniorspeler kan bereiken die zich aan het tennis wijdt. En even vanzelfsprekend is dat er meer dan alleen tijd en training mee gemoeid zijn - er is ook puur talent nodig, een hele hoop talent. Een kind moet uitzonderlijk kinesthetisch begaafd zijn, meetbaar begaafd, gewoon al om de jaren van oefening en training te laten lonen... maar daarna, na verloop van tijd, komt waar talent altijd bovendrijven. Een mogelijke technische uitleg voor Federers heerschappij is dus dat hij gewoon dat beetje meer kinesthetisch getalenteerd is dan de andere mannelijke profs. Een klein beetje maar, aangezien natuurlijk iedereen in de top 100 kinesthetisch begaafd is - maar zoals gezegd is tennis een spel van centimeters. Dit antwoord is plausibel maar onvolledig. Waarschijnlijk ware het niet onvolledig geweest in 1980. In 2006 is het echter gerechtvaardigd te vragen waarom dit soort talent er nog steeds zo veel toe doet. Herinner je wat er waar is van het dogma en het bord op Wimbledon. Kinesthetisch virtuoos of niet, Roger Federer domineert nu het grootste, sterkste, fitste, best getrainde en gecoachte spelersveld van mannelijke profs dat ooit bestaan heeft, en iedereen gebruikt een soort nucleair racket waarvan men beweert dat het de fijnere kalibraties van het kinesthetisch gevoel irrelevant gemaakt heeft, vergelijkbaar met Mozart proberen te fluiten tijdens een concert van Metallica.
VOLGENS BETROUWBARE BRONNEN is het achtergrondverhaal van eretosser William Caines dat zijn moeder op een dag, toen hij 2½ jaar was, een knobbel in zijn buik voelde, met hem naar de dokter ging, en de knobbel een kwaadaardige levertumor bleek te zijn. Men kan zich zoiets niet voorstellen, natuurlijk... chemo voor zo'n kleine jongen, zware chemo, terwijl zijn moeder moet toekijken, hem naar huis brengen, hem verplegen, hem naar die plek terugbrengen voor nog meer chemo. Hoe gaf ze een antwoord op de vraag van haar kind - de grote vraag, de voor de hand liggende? En wie kon de hare beantwoorden? Wat kon een priester of dominee zeggen wat niet grotesk zou zijn?
HET STAAT 2-1 VOOR NADAL in de tweede set van finale, op zijn service. Federer won de eerste set op love maar verslapte toen een beetje, iets wat hem soms overkomt, en hij staat al snel een break achter. Nu valt er, na een rally van | |
[pagina 607]
| |
16 slagen, een punt, aan Nadals ad-zijde. Nadal serveert veel sneller dan hij in Parijs deed, en deze gaat recht door het midden. Federer laat een zachte forehand hoog over het net zweven, wat hij kan doen omdat Nadal na zijn opslag nooit naar het net komt. De Spanjaard slaat nu een forehand met typerend zware topspin diep naar Federers backhand; Federer retourneert met een backhand met nog meer topspin, bijna een gravel-slag. Die komt onverwachts en drijft Nadal iets naar achteren, en zijn antwoord is een lage, harde, korte bal die vlak achter de T van de servicelijn aan Federers forehandzijde neerkomt. Tegen de meeste andere tegenstanders zou Federer op zo'n bal het punt eenvoudig kunnen pakken, maar een van de redenen waarom Nadal hem in de problemen weet te brengen is dat hij sneller is dan de anderen, plaatsen kan bereiken waar zij niet bijkomen; dus slaat Federer hier gewoon een vlakke, mediumharde gekruiste forehand, zonder voor een winner te gaan: een lage bal in een bijna gestrekte hoek die Nadal naar zijn deuce-kant dwingt, naar zijn backhand. Al lopend speelt Nadal de bal backhand, hard langs de lijn naar Federers backhand; Federer slicet hem onmiddellijk langs diezelfde lijn terug, traag en zwevend op zijn backspin, waardoor Nadal naar dezelfde plaats terug moet keren. Nadal slicet de bal direct terug - drie slagen nu al, allemaal langs dezelfde lijn - en Federer slicet de bal nog eens naar dezelfde plek, deze zelfs nog trager en nog meer zwevend, en Nadal kiest positie en slaat met twee handen een loeier opnieuw langs diezelfde lijn - het is net alsof Nadal gaat kamperen op zijn deuce-kant; tussen de slagen door loopt hij niet meer terug tot aan het midden van de baseline; Federer heeft hem wat gehypnotiseerd. Federer slaat nu een erg harde backhand met diepe topspin, het soort dat sist, naar een punt maar een klein beetje aan de ad-zijde van Nadals baseline, die Nadal kan retourneren met een gekruiste forehand; en Federer antwoordt met een nog hardere, zwaardere gekruiste backhand, diep tot aan de baseline en zo snel dat Nadal zijn forehand van op zijn achtervoet moet slaan en dan naar het midden terug moet krabbelen terwijl het shot weer misschien een halve meter voor Federers backhandzijde neerkomt. Federer stapt op deze bal toe en slaat nu een totaal andere backhand dwars over de baan, deze keer veel korter en met een scherpe hoek, een hoek die niemand zou verwachten, en zo zwaar en wazig van de topspin dat de bal laag en net binnen de zijlijn stuit en hard opspringt, en Nadal kan er niet naar toelopen om hem te onderscheppen en evenmin kan hij er door de rare hoek en de topspin zijdelings langs de baseline aan raken - einde punt. Het is een spectaculaire winner, een Federer-Moment; maar zo live bekeken kan je zien dat het ook een winner is die Federer al vier of vijf slagen eerder was beginnen voor te bereiden. Alles na die eerste slice langs de lijn was door de Zwitser bedoeld om Nadal naar een bepaald punt | |
[pagina 608]
| |
te manoeuvreren, hem in slaap te wiegen en hem uit zijn ritme en balans te brengen en ruim baan voor die laatste, ondenkbare hoek te maken - een hoek die onmogelijk ware geweest zonder extreme topspin.
EXTREME TOPSPIN is het waarmerk van het hedendaags power-baselinespel. Dat is iets dat het bord op Wimbledon juist heeft.Ga naar eind12 Maar waarom precies topspin zo'n sleutelrol speelt, wordt vaak niet begrepen. De gebruikelijke uitleg is dat hightech composietrackets de bal veel meer snelheid meegeven, net zoals honkbalknuppels uit aluminium in vergelijking met een lekker ouderwets slaghout. Maar dat dogma klopt niet. De waarheid is dat composieten op basis van koolstof, met dezelfde trekvastheid als hout, lichter zijn, waardoor moderne rackets een paar honderd gram lichter kunnen zijn, en racketbladen minstens een paar centimeter breder dan de ouderwetse rackets van Kramer en Maxply. De breedte van het blad, die is essentieel. Een breder blad betekent dat er in totaal meer snaaroppervlak is, wat betekent dat het optimale bereik, de zogenaamde sweet spot, groter is. Met een composietracket moet je de bal niet met het exacte geometrische centrum van de snaren raken om een goede snelheid te halen. Ook hoefje de bal niet echt exact te slaan om hem topspin mee te geven, een spin die (je herinnert het je nog) ontstaat bij een naar boven gekromde slag op een schuin gehouden blad, waarbij de bal niet rechtdoor geslagen maar als het ware over het net geborsteld wordt - dit was erg moeilijk met houten rackets door hun kleiner blad en schamel bemeten sweet spot. Lichtere composietrackets met bredere frames en een genereuzer bereik laten spelers sneller slaan en bezorgen de bal veel meer topspin... en, als gevolg daarvan, is het zo dat hoe meer topspin je de bal meegeeft, hoe harder je hem kan slaan, omdat de foutmarge groter is. Topspin zorgt ervoor dat de bal hoog over het net gaat, een scherpe boog beschrijft en snel in het speelveld van de tegenstander neerkomt (in plaats van misschien buiten de lijnen te scheren). De basisformule is dus dat composietrackets topspin mogelijk maken, wat dan weer groundstrokes enorm sneller en harder maakt dan 20 jaar geleden - vandaag de dag is het een vertrouwd beeld mannelijke profs door de kracht van hun slagen van de grond opgetild en in de lucht half rondgedraaid te zien worden, iets wat je vroeger enkel bij Jimmy Connors zag. Het was trouwens niet Connors die aan de wieg van het power-baselinespel stond. Hij beukte er vanaf de baseline op los, dat is waar, maar zijn groundstrokes waren vlak en zonder spin en hij moest ze erg laag over het net slaan. Ook Björn Borg was geen echte power-baselinespeler. Zowel Borg als Connors blonken uit in gespecialiseerde versies van het klassieke baselinespel, | |
[pagina 609]
| |
dat als een tegenkracht tegen het nog klassiekere serve en volley-spel was geëvolueerd, zelf decennialang de dominante vorm van het mannentennis, met John McEnroe als belangrijkste moderne exponent. Waarschijnlijk weet je dit allemaal, en misschien ook wel dat McEnroe Borg naar de kroon stak en daarna zelf min of meer het mannentennis domineerde, tot de opkomst, zo ongeveer midden de jaren '80, van (a) moderne composietracketsGa naar eind13 en (b) Ivan Lendl, die met een vroege vorm van composiet speelde en de ware stamvader van het power-baselinetennis is.Ga naar eind14 Ivan Lendl was de eerste topprof wiens slagen en tactiek rond de speciale eigenschappen van de composietracket opgebouwd leken te zijn. Zijn doel was punten vanaf de baseline te slaan, ofwel door passeerslagen ofwel door regelrechte winners. Zijn wapen was zijn groundstroke, vooral met zijn forehand, die hij met overweldigende snelheid kon slaan door de enorme hoeveelheid topspin die hij de bal meegaf. De mix van snelheid en topspin gaf Lendl ook de kans iets te doen wat cruciaal zou blijken voor de opkomst van het power-baselinespel. Hij kreeg radicale, uitzonderlijke hoeken op hard geslagen groundstrokes voor elkaar, vooral door de snelheid waarmee zulke ballen neerkomen zonder uit te gaan. Achteraf gezien veranderde dit de hele fysica van het agressieve tennis. Decennialang was het de hoek geweest die serve en volley zo dodelijk had gemaakt. Hoe dichter je bij het net staat, hoe meer van de helft van de tegenstander open ligt - het klassieke voordeel van volleren was dat je hoeken kon slaan die buiten de lijnen zouden gaan als je ze vanaf de baseline of van midden op de baan zou proberen te slaan. Maar topspin op een groundstroke, als hij echt extreem is, kan de bal snel en vlak genoeg naar beneden doen gaan om veel van dezelfde hoeken te benutten. Vooral als de groundstroke die je slaat op een wat kortere bal gespeeld wordt - hoe korter de bal, hoe meer hoeken er mogelijk zijn. Snelheid, topspin en agressieve hoeken vanaf de baseline: ziedaar het recept voor het power-baselinespel. Niet dat Ivan Lendl een onsterfelijk groot tennisser was. Hij was gewoon de eerste topprof die demonstreerde wat met zware topspin en brute kracht vanaf de baseline te presteren viel. En het belangrijkste was dat die prestatie reproduceerbaar was, net zoals het composietracket. Voorbij een bepaalde drempel van fysiek talent en training waren de belangrijkste vereisten atletische eigenschappen, agressie en superieure kracht en conditie. Het resultaat (waarbij we beter niet ingaan op verschillende complicaties en subspecialiteitenGa naar eind15) is het mannentennis van de laatste 20 jaar geweest: steeds grotere, sterkere, fittere spelers die van op de grond ongeziene snelheid en topspin genereren om te proberen die korte of zwakke bal te forceren waarmee ze het kunnen afmaken. | |
[pagina 610]
| |
Statistiek ter illustratie: toen Lleyton Hewitt David Nalbandian versloeg in de mannenfmale van Wimbledon in 2002 viel er geen enkel serve en volleypunt.Ga naar eind16 Op zich is het power-baselinespel niet saai - zeker niet in vergelijking met de in twee seconden gescoorde punten van het oude serve en volley of de verveling van de klassieke uitputtingsslag vanaf de baseline met zijn eindeloze reeks ‘maanballen’, van die lobachtige slagen met spin. Maar al is het inderdaad wat statisch en beperkt: het is niet, zoals de experts al jaren publiekelijk vrezen, het evolutionaire eindpunt van het tennis. De speler die heeft laten zien dat dit waar is, is Roger Federer. En hij heeft het laten zien vanuit het moderne spel zelf, van binnenuit. Dit van binnenuit is waar het hier om gaat; dit is wat een puur neutraal verslag niet vermeldt. En het is waarom sexy toeschrijvingen als ‘balgevoel’ en ‘subtiliteit’ niet verkeerd begrepen mogen worden. Bij Federer is het geen of/of. De groundstrokes van de Zwitser zijn zeker even snel als die van Lendl en Agassi, hij veert van de grond als hij slaat, en van achter op de baan kan hij zelfs Nadal overtroeven.Ga naar eind17 Wat er vreemd en verkeerd is aan dat bord op Wimbledon is eigenlijk de persistent klaaglijke toon ervan. Subtiliteit, gevoel en finesse zijn niet dood in het tijdperk van het power-baselinespel. Want in 2006 leven we nog steeds overduidelijk in het tijdperk van het power-baselinespel: Roger Federer is een eersteklas en fenomenaal power-baselinespeler. Maar daarmee is nog lang niet alles over hem gezegd. Je hebt ook nog zijn intelligentie, zijn occulte anticipatie, zijn baangevoel, zijn vermogen om zijn tegenstanders te ‘lezen’ en te manipuleren, om soorten spin en snelheid te combineren, om te misleiden en te verhullen, en om zijn tactisch inzicht en perifeer zicht en kinesthetisch bereik in te zetten in plaats van gewoon botte snelheid - dit alles heeft de grenzen, en de mogelijkheden, van het mannentennis zoals het nu gespeeld wordt blootgelegd. Wat erg hoogdravend en aardig klinkt, natuurlijk, maar begrijp alsjeblieft dat het bij deze kerel het niet hoogdravend of abstract uitpakt. Of aardig. Op dezelfde empathische, empirische en dominerende manier waarop Lendl er zijn les inhamerde, toont Roger Federer dat de snelheid en de kracht van het hedendaags professioneel tennis enkel het geraamte is, en niet het vlees. Hij heeft, figuurlijk en letterlijk, het mannentennis her-belichaamd, en voor de eerste keer sedert jaren is de toekomst van het spel niet meer te voorspellen. Je had dit jaar, op de buitenbanen van het terrein, het bonte ballet op Wimbledon voor junioren moeten zien. Dropvolleys en gemengde spins, trage opslagen, drie slagen op voorhand voorbereide tactische zetten - samen met het standaardgekreun en de typische snelle ballen. Of er een soort ontluikende | |
[pagina 611]
| |
Federer tussen deze junioren zat, kan je natuurlijk niet weten. Genie laat zich niet reproduceren. Maar inspiratie is besmettelijk, en zij verschijnt in vele gedaanten - en gewoon al door te zien, van dichtbij, hoe kracht en agressie kwetsbaar gemaakt worden voor schoonheid, voel je je geïnspireerd en (op een vluchtige, sterfelijke manier) verzoend. nbsp; Uit: The New York Times / Play Magazine, 20 augustus 2006 |
|