Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yoosoof de slavenhandelaar (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yoosoof de slavenhandelaar
Afbeelding van Yoosoof de slavenhandelaarToon afbeelding van titelpagina van Yoosoof de slavenhandelaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (77.86 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yoosoof de slavenhandelaar

(1926)–Anoniem Yoosoof de slavenhandelaar–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 188]
[p. 188]


illustratie

Hoofdstuk XVII.

Strenge maatregelen leiden tot onverwachte ontdekkingen.

‘Het hindert me vreeselijk,’ zeide luitenant Lindsay op een middag tegen den adelborst Midgley, toen zij in de buurt van Kaap Dalgado langs de kust kruisten.

‘Waarom?’ vroeg de adelborst.

‘Omdat ik absoluut niets te weten kan komen over de bewegingen van Marizano,’ antwoordde de luitenant. ‘Ik heb je tot nog toe niets over dezen man gezegd, omdat - omdat - dat wil zeggen - de quaestie is, dat het eigenlijk niets beteekent; aangezien jij niet meer van hem weet dan ik, misschien niet eens zooveel. Maar ik moet of ik wil of niet denken, dat we misschien iets over hem te weten hadden kunnen komen, als die tolk van ons niet zoo'n driedubbel overgehaalde ezel was; hij schijnt niets te begrijpen - absoluut niets op te vangen.’

‘Het verwondert me zeer dat van u te hooren,’ antwoordde de adelborst, ‘want ik heb gisterenavond Suliman hooren fluisteren met dien halfbloed, dien we met de andere negers gevangen genomen hebben, en ik weet bijna zeker, dat hij den naam Marizano verscheidene malen genoemd heeft.’

‘Heeft hij dat gedaan? Nou, de kerel kijkt me, wanneer ik Marizano's naam noem, wezenloos aan en schudt zijn hoofd, alsof hij dien nooit te voren gehoord heeft.’

[pagina 189]
[p. 189]

‘Zoudt u hem niet kunnen intimideeren, om iets los te laten van wat hij weet?’ opperde Midgley.

‘Daar heb ik al over gedacht. Het is zoo'n kwaad idee niet; ik zal het probeeren! Hallo, Suliman, kom eens hier, ik moet je spreken!’

Luitenant Lindsay was een van die mannen, die de menschen dikwijls verbazen door de overijldheid van hun handelingen. Hij deed nooit iets overhaast; maar wanneer hij eenmaal tot iets besloten had, ging hij ook vlug tot de daad over. Zoo was het ook nu tot groote consternatie van Suliman, die hem tot dusverre als een kalm, bedaard iemand beschouwd had.

‘Suliman,’ zeide hij op zachten, maar opmerkelijk vastberaden toon, ‘je weet meer van Marizano dan je me vertellen wilt. En nu zal je,’ ging hij voort, terwijl hij den Arabier strak in zijn koude, grijze oogen keek en een revolver uit zijn zak haalde, ‘alles, wat je van hem weet, vertellen, anders jaag ik je een kogel door je hersens.’

Hij bewoog de revolver zacht, terwijl hij sprak, en legde zijn wijsvinger aan den trekker.

‘Ik weet niets,’ begon Suliman, die blijkbaar niet geloofde, dat hij het in ernst meende; maar voor de woorden over zijn lippen waren, werd het trommelvlies van zijn linkeroor bijna gescheurd door den knal van het schot, en werd een gedeelte van zijn tulband weggerukt.

‘Weet je niets? Goed!’ zeide Lindsay, de revolver tegen de gele neus van den Arabier houdend.

Dat was te veel voor Suliman. Hij werd bleek en viel plotseling op zijn knieën.

‘O, scheid uit! Neen - neen! Niet schieten! Ik zal alles over hem vertellen!’

‘Goed! Sta op en begin,’ zeide de luitenant, die de revolver weer in zijn stak zak. ‘Maar denk erom, dat je alles vertelt; anders is je leven niets

[pagina 190]
[p. 190]

meer waard dan die stuk geschoten tulband op je hoofd.’

Bevend en trillend vertelde de bang gemaakte tolk nu alles aan Lindsay, wat hij omtrent den slavenhandelaar wist. Dit kwam hierop neer, dat hij naar Kilwa gegaan was, waar hij een troep slaven bijeengebracht had, goed genoeg om een groote dhow te vullen, waarmede hij van plan was een paar dagen later met een vloot slavenschepen naar het Noorden te gaan.

‘Is hij van plan Zanzibar aan te doen?’ vroeg Lindsay.

‘Ik geloof het niet,’ antwoordde de tolk. ‘Hij heeft een boel knappe jonge meisjes - gaat regelrecht naar Perzië.’

Toen de luitenant dat hoorde, ging hij dadelijk met zijn kotter in zee, om De Glimworm te zoeken, die hij wist, dat op dat oogenblik niet ver van den oever kon zijn.

Hij vond haar eerder dan hij verwacht had; en tot zijn onuitsprekelijke verbazing en vreugde was een der eersten, die hij bij het aan boord komen zag, Azinte.

‘U hebt Marizano gevangen genomen, kapitein, zooals ik zie,’ zeide hij tegen kapitein Romer.

‘Niet den bandiet zelf, maar een van zijn dhows,’ antwoordde de kapitein. ‘Hij was met twee zwaar geladen schepen naar de Noordelijke havens van wal gestoken. We hebben hem vijf dagen geleden ontdekt en gelukkig juist buiten de territoriale wateren, zoodat hij een eerlijke en wettige ‘prijs’ was. De dhow, die het verst van de kust was, hebben we bemachtigd, maar de tweede, waar hij zelf op was, is erin geslaagd op het strand te loopen, zoodat hij met bijna al zijn slaven ontkomen is - slechts enkele vrouwen en kinderen zijn in de branding verdronken. En nu stoom ik, daar onze

[pagina 191]
[p. 191]

lading ongelukkigen vrij groot is, naar de Seychellen. Als ik ze aan land gebracht heb, kom ik zoo gauw mogelijk terug, om nog een paar van die bandieten te onderscheppen.’

‘Naar de Seychellen!’ prevelde de luitenant in zichzelf, terwijl hij met een uitdrukking van verbazing en wanhoop op zijn gelaat naar beneden ging.

Arme Lindsay! Zijn gedachten waren steeds zóó bezig geweest met Maraquita, dat de loop, dien de zaak nu nam, niet daarin opgekomen was, ofschoon die loop heel natuurlijk en absoluut niet onwaarschijnlijk was. Marizano ging met Azinte aan boord van een van zijn dhows naar het Noorden. Kapitein Romer was met zijn oorlogsschip op zoek naar die dhows. Wat was natuurlijker dan dat de kapitein den bandiet zou vinden? Maar luitenant Lindsay's geest was zóó vervuld met Maraquita, dat hij voor het oogenblik niet in staat scheen iets anders te bevatten dan één ander denkbeeld, nl. de vervulling van Maraquita's bevelen om inlichtingen over haar verloren Azinte te krijgen. Azinte te redden uit de handen van Marizano scheen den luitenant makkelijk genoeg toe; maar haar te redden uit de handen van zijn eigen kapitein en haar in slavernij terug te sturen? ‘Ezel, die ik ben,’ riep hij uit, ‘om daar niet eerder aan gedacht te hebben. Natuurlijk kan zij nooit aan Maraquita teruggegeven worden en het zal voor de senorina slechts een schrale troost zijn, als zij hoort, dat haar protégée vrij is op de Seychellen, waar zij toch niet bij haar komen kan.’

Vol afkeer over zijn eigen stommiteit en waarschijnlijk omdat er niets aan te veranderen viel, ging de ongelukkige luitenant zitten, om na te denken en het resultaat van zijn denken was, dat hij besloot in ieder geval goed op Azinte te letten.

[pagina 192]
[p. 192]

en te zorgen, dat zij bij haar komst op de Seychellen, in goede handen kwam.

Onder de arme wezens, die uit Marizano's dhow gered waren, bevonden zich bijna honderd kinderen, en wel in zulk een deplorabelen toestand, dat er maar weinig hoop bestond, dat zij het eiland levend bereiken zouden. Hun jonge levens bleken echter taai te zijn. Hoeveel hun dappere redders ook al gezien mochten hebben, zij konden zich geen voorstelling maken van wat deze arme schepseltjes reeds doorstaan hadden en dus ook niet van hun uithoudingsvermogen. Drie en tachtig bereikten levend de Seychellen. Zij werden toevertrouwd aan een zendeling, die geen moeite spaarde, om ze weer op krachten te brengen; maar ondanks zijn uiterste krachtsinspanning stierven er ten slotte nog veertig - hun kleine lichaampjes waren zóó mishandeld en vermagerd, dat herstel onmogelijk was.

Aan den zorg van dezen zendeling vertrouwde Lindsay Azinte toe, terwijl hij hem zooveel van haar droevige geschiedenis vertelde als hij zelf wist. De zendeling nam haar gaarne onder zijn hoede en stelde haar aan als verpleegster in het tijdelijke hospitaal, dat hij voor de kleinen had ingericht. Azinte bleek een zorgvolle, liefderijke en intelligente verpleegster voor de arme kinderen te zijn, voor wie zij veel liefde koesterde, en hier liet Lindsay haar bij het vertrek van De Glimworm nuttig werkzaam en betrekkelijk gelukkig achter.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken