Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Yoosoof de slavenhandelaar (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Yoosoof de slavenhandelaar
Afbeelding van Yoosoof de slavenhandelaarToon afbeelding van titelpagina van Yoosoof de slavenhandelaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (77.86 MB)

ebook (3.26 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Yoosoof de slavenhandelaar

(1926)–Anoniem Yoosoof de slavenhandelaar–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 258]
[p. 258]


illustratie

Hoofdstuk XXIV.

Het einde.

‘Hoe komt het,’ vroeg luitenant Lindsay aan Harold, zoodra zij gelegenheid hadden even kalm te spreken, ‘dat jij en Kambira elkaar zoo goed kennen?’

‘Ik zou kunnen antwoorden met de vraag,’ zeide Harold glimlachend, ‘hoe komt het, dat jij Azinte zoo goed kent? Maar vóór ik die vraag stel, zal ik de jouwe beantwoorden.’ En in korte woorden vertelde hij alles, wat betrekking had op zijn eerste ontmoeting met het slavenmeisje en zijn daarop gevolgd verblijf bij haar man.

‘Nadat ik weer aan de kust terug was,’ ging onze held voort, ‘heb ik verscheidene steden bezocht, om den toestand der slaven in de Portugeesche koloniën na te gaan, en wat ik gezien heb, was jammerlijk: gedemoraliseerdheid en wreedheid, en overal werd de eerlijke handel belemmerd. Die nederzettingen zijn voor mij een pandaemonium op aarde. Iedereen schijnt min of meer door die vervloekte atmospheer aangestoken te zijn. Natuurlijk zijn er enkele uitzonderingen. Ik heb er een ontmoet in de laatste stad, die ik bezocht heb, n.l. gouverneur Letotti.

‘Letotti!’ riep Lindsay uit.

‘Ja,’ zeide Harold, eenigszins verbaasd over de manier van den luitenant. ‘Hij was een zeer innemend iemand.’

‘Was - was! Wat bedoel je? Is - is hij gestorven?’ vroeg Lindsay, bleek wordend.

[pagina 259]
[p. 259]

‘Hij is vlak vóór mijn vertrek plotseling gestorven.’

‘En Maraquita - zijn dochter - wat is er van haar geworden?’ vroeg de luitenant, nu een vuurroode kleur krijgend.

Harold zag de verandering en hij scheen er iets van te begrijpen, toen hij antwoordde:

‘Arm meisje, in den beginne was zij geheel overweldigd door den zwaren slag. Bijna onmiddellijk na de droevige gebeurtenis moest ik weg.’

‘Heb je haar goed gekend?’ vroeg Lindsay met een zenuwachtigen blik op het knappe gezicht van Harold.

‘Neen, ik was vlak vóór haar vaders dood aan haar voorgesteld, en heb nauwelijks een dozijn zinnen met haar gewisseld. Er wordt gezegd, dat haar vader met groote schulden gestorven is, maar daaromtrent weet ik natuurlijk niets zekers. Bij het afscheid nemen heeft zij mij gezegd, dat zij van plan was naar een bloedverwante in de Kaapkolonie te gaan.’

De uitdrukking in de oogen van den luitenant was, toen hij dat hoorde, zóó vreemd, om niet te zeggen angstaanjagend, dat Harold hem naar de reden ervan vroeg. Lindsay was zóó van streek door dat onverwachte bericht en voelde zich zoo aangetrokken door Harold's sympathiek optreden, dat hij hem in zijn vertrouwen nam en hem vertelde van zijn liefde voor Maraquita; van Maraquita's liefde voor Azinte; van de onmogelijkheid om Azinte bij haar vroegere meesteres terug te brengen, nu zij haar man en haar kind gevonden had, afgezien nog van het feit, dat het voor een luitenant der Britsche vloot heel moeilijk was, bevrijde negers weer in slavernij terug te voeren. Hij was wanhopig, wist niet wat hij doen moest.

Maar Harold kalmeerde hem vlug.

[pagina 260]
[p. 260]

‘Het komt mij voor, Lindsay,’ zeide hij peinzend, ‘dat ik je in deze zaak kan helpen; maar je moet me op het oogenblik niet vragen hoe. Geef me een paar uur om erover te denken, dan zal ik wel klaar zijn met mijn plannen.’

Natuurlijk begroette de luitenant met hartgrondige dankbaarheid dit zweempje van hoop en voorloopig namen de vrienden afscheid.

Dienzelfden middag zat Harold in gezelschap van Disco, Jumbo, Kambira, Azinte en Obo onder een palmboom.

‘Hoe zou je het vinden om met mij naar de Kaap de Goede Hoop te gaan, Kambira?’ vroeg Harold plotseling.

‘Wat is dat?’ vroeg het opperhoofd door bemiddeling van Jumbo.

‘Ver weg in het Zuiden van Afrika,’ antwoordde Harold. ‘Je weet, dat je, tenzij je weer tot slaaf gemaakt wilt worden, nu niet meer naar je eigen land terug kan gaan.’

‘Hij zegt, dat hij niet meer terug wil,’ vertolkte Jumbo. ‘Hij heeft nu alles wat hij hebben wil - Azinte en Obo!’

‘Dus je stemt er in toe met me mee te gaan?’

Hierop antwoordde Kambira, dat hij niets liever wilde dan dat.

‘Wat bent u van plan daar met hen te doen?’ vroeg Disco eenigszins verbaasd.

‘Ik wil ze daar goed onder dak brengen,’ antwoordde Harold. ‘Mijn vader heeft in Kaapstad een zakenvriend, die mij daar makkelijk toe in staat kan stellen. Bovendien heb ik een speciale reden om Azinte daar te willen brengen. - Vraag haar, Jumbo, of zij zich nog een jonge dame herinnert, senorina Maraquita Letotti geheeten?’

Azinte antwoordde bevestigend en de manier,

[pagina 261]
[p. 261]

waarop haar oogen schitterden, bewees, dat zij heel prettige herinneringen aan haar had.

‘Welnu, zeg haar,’ ging Harold voort, ‘dat Maraquita heel bedroefd geweest is over haar verlies en haar heel graag terug zou willen hebben - niet als slavin, maar als vriendin, want in geen Engelsche kolonie wordt slavernij geduld, en ik weet, dat Maraquita de slavernij even vurig haat als ik, ook al is zij geen Engelsche. Ik ben dus van plan haar en Kambira en Obo mede te nemen naar de Kaap, waar Maraquita woont of heel gauw zal wonen.’

‘U bent voor geen kleintje vervaard,’ zeide Disco, wiens oogen bij het hooren van dit alles een peinzende, bijna bezorgde uitdrukking kregen.

‘Mijn plan schijnt niet in je smaak te vallen,’ zeide Harold.

‘In mijn smaak vallen? Waarom zou het niet in mijn smaak vallen? U weet het natuurlijk het beste. Ik was alleen maar een beetje verbaasd, dat is alles.’

Disco zeide niets meer, maar hij dacht des te meer, want hij had gezien, hoe mooi en elegant Maraquita was en met welk een bewondering Harold naar haar gekeken had, en het scheen hem toe, dat deze vrij krachtige poging om te trachten de wenschen van het Portugeesche meisje te bevredigen, bewijs genoeg was, dat Harold zijn hart aan haar verloren had.

Harold vermoedde wat er in Disco's gedachten omging, maar wilde hem niet uit den droom helpen, daar hij misschien door dat te doen het vertrouwen, dat Lindsay in hem gesteld had, verraden zou.

De kapitein van den schoener, die over Zanzibar naar de Kaap ging, was bereid Kambira en de zijnen als passagiers mede te nemen en de angstige luitenant werd ertoe gebracht niet alle hoop op te geven, ofschoon, daar Maraquita arm was en hij

[pagina 262]
[p. 262]

arm was en de promotie niet snel ging, hij weinig reden had om zijn vooruitzichten beter te vinden dan vroeger - arme kerel!

 

* * *

 

De tijd verstreek op snelle vleugelen en de lotgevallen van onze dramatis personae waren nogal verschillend.

In het kort zullen we ze even nagaan.

Chimbolo zocht met vrouw en kind diep in het binnenland een plek, die veilig was voor de slavenjagers, en bleef met genoegen en dankbaarheid denken aan de twee Engelschen, die slavernij haatten en juist op tijd naar Afrika gekomen waren, om dien ongelukkigen slaaf te redden, die bijna doodgeranseld was en op het punt stond in een zak in den Zambesi verdronken te worden. Mokompa bleef evenals in vroeger dagen dichten en vereeuwigde, nadat hij zich met Chimbolo teruggetrokken had, de daden der twee blanken in inboorlingen verzen. Yambo bleef met zijn levensgrooten dansenden pias spelen.

Terwijl dit alles gebeurde, zat onze held niet stil. Hij zeilde, zooals het plan was, met Kambira, Azinte, Obo, Disco en Jumbo naar Zanzibar; deed de kleine stad aan, waarover de arme senor Francisco Alfonso Toledo Bignoso Letotti gouverneur geweest was; hoorde, dat de senorina vertrokken was; voer, zooals Disco het uitdrukte, in haar zog; bereikte de Kaapkolonie; zocht haar, vond haar en stelde haar met de groeten van luitenant Lindsay het Afrikaansche opperhoofd Kambira, zijn vrouw Azinte en hun zoon Obo voor!

De arme Maraquita, die een hartstochtelijk teederen en romantischen aanleg had, werd bijna krankzinnig van vreugde en wierp Harold zooveel dankbare blikken en glimlachjes toe, dat Disco's

[pagina 263]
[p. 263]

vermoedens versterkt werden en de brave matroos haar ‘op den bodem der zee’ wenschte, want Disco had een antipathie tegen vreemdelingen en kon de gedachte, dat zijn vriend door een daarvan aan den haak geslagen was, niet verdragen.

Maraquita stelde Harold voor aan haar tante, een bijzonder donkeroogige dochter van Portugal van middelbaren leeftijd. Zij stelde hem ook voor aan een boezemvriendin, die op dat oogenblik bij haar tante logeerde. Die boezemvriendin was een Engelsch meisje met bruin haar, een mooien tint en een opgewekt karakter. Harold was dadelijk doodelijk van haar.

De omvang van ons verhaal dwingt ons verder heel kort te zijn.

Disco Lillihammer en Jumbo waren stom verbaasd, toen Harold hun enkele weken na hun komst in de Kaapkolonie mededeelde, dat hij zich verloofd had met Alice Gray, de eenige dochter van Sir Eustace Gray, die vroeger in Engeland lid van het Lagerhuis geweest was. Verder vertelde Harold, dat Kambira de hoofdtuinman van Maraquita geworden was, Azinte keukenmeid en Obo page van de jonge senorina. Dit alles verbaasde Disco en Jumbo niet, maar zij zetten weer groote oogen op, toen Harold mededeelde, dat hij van plan was met de volgende boot naar Engeland te gaan, Jumbo als bediende mede te nemen, aan zijn vader voor te stellen een filiaal van hun firma in de Kaapkolonie op te richten, terug te komen om aan het hoofd daarvan te staan, met Alice te trouwen en dicht bij senorina Maraquita Letotti te gaan wonen.

‘U meent zeker wat u zegt?’ vroeg Disco.

‘Natuurlijk.’

‘En wilt u Jumbo medenemen als knecht?’

‘Ja.’

‘Hm! Dan ga ik ook mee als uw bewaker.’

‘Mijn wat?’

[pagina 264]
[p. 264]

‘Uw bewaker - uw dwangbuistoeknooper, want als u niet gek bent, dan moet u het worden.’

Maar Disco ging niet als zoodanig naar Engeland. Hij bleef in de Kaapkolonie op uitdrukkelijk bevel van Maraquita Kambira helpen, totdat Harold terugkwam en Luitenant Lindsay als compagnon medebracht; tot Harold getrouwd was en zelf een tuinman noodig had; tot de senorina Mrs. Lindsay werd; tot een groote en voorspoedige troep kleine Kaapkolonisten het noodig vond een verhaaltjesen avonturenverteller te hebben; totdat in het kort hij het gepast vond zelf naar Engeland te gaan, om het jonge meisje van zijn hart, dat drie jaar te voren gephotographeerd was, te halen.

Toen Disco met het origineel van dat portret naar de kolonie teruggekeerd was en zich op zijn eigen farm gevestigd had, was het zijn gewoonte 's avonds de kleine kolonisten om zich heen te verzamelen, zijn pijp op te steken, zijn avonturen te vertellen en zijn meening over den slavenhandel in Oost-Afrika kenbaar te maken. Nu eens was hij pathetisch, dan weer humoristisch, maar hoe grappig hij ook over andere onderwerpen mocht zijn, altijd werd hij heel ernstig, wanneer hij over dat laatste thema begon.

‘Er is maar één manier om er verbetering in te brengen,’ placht hij te zeggen, ‘en dat is de Portugeezen en Arabieren op hun knieën te brengen, de vloot op de Oostkust nog beter te laten waken, overal consuls aan te stellen met strikte orders goed het oog op de slavenhandelaars te houden; een paar Britsche nederzettingen te stichten op het vasteland; de Union Jack te hijschen en in de laatste en voornaamste plaats hun den Bijbel te geven.’

 

Einde.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken