Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
ZL. Jaargang 1 (2001-2002)

Informatie terzijde

Titelpagina van ZL. Jaargang 1
Afbeelding van ZL. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van ZL. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

ZL. Jaargang 1

(2001-2002)– [tijdschrift] ZL–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]


illustratie
Johan Daisne in het begin van de jaren vijftig (Collectie AMVC)


[pagina 33]
[p. 33]

Johan Vanhecke
‘Wat hebt ge aan alleen een stopcontact als ge geen stekker hebt?’
Louis Paul Boon & Johan Daisne: een selectie uit de correspondentie

Inleiding

In het Daisne-archief van het AMVC bevinden zich 24 brieven van Louis Paul Boon aan Johan Daisne. De retourbrieven zijn niet bewaard. Sporen van Daisnes brieven zijn er wel: hij bewaarde kladjes of doorslagen van zijn eigen brieven. Soms schreef Daisne op de brieven van Boon in potlood een aanzet tot een antwoord. Wij maakten een selectie uit de briefwisseling van Boon en Daisne tussen 1953 en 1960, die vooral betrekking heeft op hun medewerking aan Vooruit.

 

Daisne was in het begin van de jaren vijftig min of meer uit het openbare literaire leven verdwenen. Hij sukkelde geregeld met zijn gezondheid en slaagde er maar moeilijk in om de dood van zijn jong gestorven dochtertje Frédérique (1946) te verwerken. In augustus 1950 was zijn vader gestorven en begon Daisne aan De prins van de Libanon, een roman waarin hij zijn verdriet van zich af probeerde te schrijven en de gedachtenis aan zijn vader te bestendigen. Na het beëindigen van de eerste versie stortte de drukbezette schrijver overwerkt in elkaar en gleed af in een zware depressie.

In 1953 begon het wat beter te gaan, en Daisne besloot Boon te contacteren naar aanleiding van het Boontje dat op 15 augustus in Vooruit stond: ‘Het Tarotspel. Mooi als de prentjes van Epinal en wijzer nog dan de bijbel...’. Daisne maakte geen klad, doorslag of afschrift van zijn brief, maar op basis van een potloodaantekening op het antwoord van Boon kunnen we er ons toch een indruk van vormen:

Boon had art. geschreven in Vooruit over Tarotspel. Deed hem opmerken dat NdL tarok is (van Ital. tarocco) en kernachtiger v. klank (rijm met barok! zoals ik gebruikt [sic] in mijn ged. op Kafka - t. en b. trouwens beide al even magisch. Excuseer mij voor geschoolmeester. Niet mijn bedoeling. Brief alleen gelegenheid om elkaar eens te groeten. Te weinig contact in Vlaanderen. En broederl. groet aangezien Prof. ClossetGa naar eind1. (en ook in Holl.) gevonden dat onder alle verschillen veel verwantschap tussen B. & D.
[pagina 34]
[p. 34]

In de jaren zestig zou het niet echt boteren tussen Daisne en Boon. Niet alleen vond Daisne dat Boon als hoofd van Geestesleven in Vooruit zijn stukjes te lang liet liggen, hij verdacht hem er ook van geregeld uit zijn stukjes te ‘jatten’. Maar op het einde van hun leven legden ze alle geschillen bij, want zoals Boon in zijn laatste brief aan Daisne (31 januari 1978) schreef: ‘Wij zijn inderdaad steeds elkaars antipoden geweest, maar juist de antipoden zijn er nodig om het evenwicht te bewaren. Wat hebt ge aan alleen een stopcontact als ge geen stekker hebt?’Ga naar eind2.

Een selectie uit de correspondentie
Brief 1: brief van Boon aan Daisne, [?] augustus 1953

Ga naar eind3.

beste Herman,

Eerst en vooral, veel dank om uw briefje. Ik merk dat gij er misschien meer over weet dan ik, daar mijn esoterische belangstellingen elaas maar sporadisch bleven. En dus, eeuwige vrager en zoeker die ik blijf (en nogmaals elaas: ik was altijd meer Pluizer dan Wistik) kom ik aandraven met de vraag: kunt ge mij lectuur over het Tarotspel bezorgen?

Bedoeling: een boek te schrijven over het kaartspel, dat specifiek van ‘Boontje’ is: kleurig, volks... maar met een levenswijsheid, die niet precies ‘esoterisch’ maar ‘philosophisch’ even diep zou tasten.

Wat ik zoek: ‘alles’ waar gij maar de hand kunt op leggen - garantie, dat dit ‘alles’ prompt en ongeschonden naar de rechtmatige eigenaar terugkeert.

Ja?

uw broer Boontje.

 

In een volgend artikel voor Vooruit, zou ik terloops aantonen waarom ik Tarot verkoos - dat eveneens, zoals dit ook met Tarok het geval is, zijn eigen boeiende schoonheid heeft.Ga naar eind4.

Wat onze gelijkenissen (en verschillen) aangaat, daar zou, geloof ik, een dik boekdeel over te schrijven vallen. Maar dat moet pr. Closset dan eens doen!

 

P.S. Ik woon nu:

‘den Isengrinus’

Bredestraat, Erembodegem

Brief 2: brief van Boon aan Daisne, 3 september 1953

Beste Herman - uw briefje heeft mij deugd gedaan. Niet alleen dat er nu kans is, om enkele werken over het Tarotspel te zullen inkijken, maar bovendien nog het besef dat gij zo kameraadschappelijk (broederlijk, zegt ge) u in de weer hebt

[pagina 35]
[p. 35]

gesteld!Ga naar eind5. En dat laatste is haast nog meer waard dan het eerste!! Ondertussen, veel hartelijks van uw

Louis.

Brief 3: brief van Boon aan Daisne, 14 september 1953

Beste Herman,

 

Ik maak vandaag nog een pakje, van de drie oudere delen van het ‘kaartspel’ - en tevens van de kleinere nieuwe deeltjes door u in de boekhandel aangekocht. Daarna volgen er nog een paar. Alleen het boek van Valentin Bresle zou ik zeer graag nog een drietal weken behouden.Ga naar eind6. Het heeft me veel ontsluierd. Met wat goede wil maakt men van mij nog een uitstekend logebroeder. Trouwens... ook ik mets voort, op mijn nogal eigenaardige wijze, aan de tempel van Salomon.Ga naar eind7. Ondertussen mijn zeer hartelijke dank, voor alle moeite welke gij u hebt getroost, uw Louis

Brief 4: brief van Boon aan Daisne, 2 december 1953

Beste Herman,

 

met gelijke post stuur ik u dan alvast het boek van Maxwell.Ga naar eind8. Ik hoop dat mijn familielid ondertussen reeds een heel pak is komen terugbezorgen. - Zo blijft er nu nog in mijn bezit: twee werken, welke ik eveneens zo haast mogelijk terugbezorg.

Ondertussen zeer hartelijke dank van iemand die zich nog steeds - ondanks alle verschillen, en misschien juist dóór deze verschillen - een ‘broeder’ voelt. Jammer dat ik niet met gans Vlaanderen pennetwisten kan voeren, zoals ik er ene met u heb gevoerd.Ga naar eind9. Over het algemeen is men hier werkelijk nog zó bekrompen, dat men geen discussie kan voeren zonder hatelijk te worden. Ik glimlach u nu toe, met een blik van verstandhouding,

uw dankbare Louis

Brief 5: brief van Boon aan Daisne, 7 december 1953

Beste Herman,

 

Ook mij spijt het zeer, niet veel meer naar Gent te kunnen komen, want dan zou ik heel veel bij u komen aanlopen om urenlang te praten over alles wat wij gemeen (maar tegenovergesteld) hebben. Nu zit ik hier gelijk een oudwordende indiaan in mijn Reservaat. er zijn veel bossen met wilde konijntjes en allerlei mij onbeken-

[pagina 36]
[p. 36]

de vogels, maar ook wildstropers, vogelvangers en een vliegplein. De beschaving der barbaren knaagt aan mijn ziel, ook hier.

Ik vergeef u het woord ‘beroepschrijver’ - het heeft inderdaad wel wat de klank van een vals geldstuk, maar toch... ik meen dat er een mooi beroep van te maken is. Tot nog toe heeft niemand dit ambacht ernstig opgenomen. Ik doe mijn best, om zoveel mogelijk artikelen te schrijven, en deze zo eerlijk, zo mooi mogelijk te maken. Het is niet gemakkelijk. Ik moet daarvoor zeer veel strijd leveren, en op diverse fronten. Hopelijk overwin ik mij niet dood, zoals dat eens de Duitsers deden.

Ik aanvaard de beide suggesties, en schrijf vandaag ook nog naar uwe vrienden, Olga BreslavGa naar eind10. en Joh. AlbertsGa naar eind11. - de brieven stuur ik dan ook ingesloten terug.

Mijn werkje over de Tarot schiet goed op (ik denk er glimlachend aan, als het eenmaal in druk verschijnt, het aan u op te dragen).

Voor de rest, doe vele groeten aan uw vrouw. En zelfs een vraag: passeert ge nooit Erembodegem, het dorp op de weg van Gent naar Brussel? Dan stuur ik even een schetsje van de ligging van mijn Reservaat. vrees niet ‘den Isengrinus’ te betreden!

ondertussen, zeer hartelijk, uw Louis

Brief 6: brief van Boon aan Daisne, [?] september 1954

Beste Herman,

 

dank voor uw briefje, en vooral dank omdat gij in mij nog steeds geen schurk wilt zien - iets wat ik, elaas, reeds lang ben. Ingesloten vindt ge een artikel voor Vooruit, dat ik met behulp van uw brief, als een ‘verdediging van Daisne’, heb opgesteld.Ga naar eind12. Moest ge bezwaar hebben tegen bewust artikel, en zijns zelfs publicatie, dan gaat het vanzelfsprekend niet door. Dus schrijf me even, s.v.p.: ja of neen?

nog steeds heb ik een boekje over de Tarot, dat ik u een dezer dagen retourneer. Mijn boek over het kaartspel maakt vorderingen, onder titel Het Kaartenkasteel, nieuwe manier om het geluk en de toekomst te voorspellen en te verspelen.Ga naar eind13. Immer van harte, uw Boontje

Brief 7: brief van Boon aan Daisne, 12 oktober 1954

Beste Herman,

 

Ik vond uw laatste briefje zó vanzelfsprekend, dat ik er natuurlijk niet meer verder over heen-en-weer schreef: ik stuurde de copij door naar Minne. Dáár echter ligt de grens van mijn kunnen: ik stuur allerlei, en Minne pikt er dát uit wat hem past.Ga naar eind14.

[pagina 37]
[p. 37]

Vergeef mij u in onrust te hebben gebracht, met verder geen taal of teken meer te geven. Maar ik verspeel de laatste tijd al mijn tijd (ook deze die ik móést besteden om een trouwe vriend, zoals gij, behoorlijk te antwoorden) om een staatsdjob achterna te lopen.Ga naar eind15. Ik schrijf, ik vraag, ik ren, ik antichambreer... en ik voel mij een schurk van een Isengrinus die uit naam der Broederschap zijn broeders met wat ajuin en solo zou laten bruinbraden en verslinden. Ik zie nog alleen datgene wat men zo zakelijk en verstandig ‘piston’ noemt.

Eenmaal deze djob echter verkregen (ach mocht het waar zijn!) is er kans dat ik mij weer een trouwe leerling van madame BlavatskyGa naar eind16. ga voelen. Voorlopig echter vraag ik iedereen, en ook u: kent gij toevallig niet de een of andere minister van onderwijs (op zijn minst) om mij in zijn gunst aan te bevelen?Ga naar eind17.

Ondertussen, vele en hartelijke groeten,

uw Louis

Brief 8: getypt gedicht van Daisne, [?] mei 1957, doorslag.

 
Louis
 
 
 
Voor Boon.
 
 
 
Louis, bezeten door de duivel,
 
wat zijt gij schoon, wat zijt gij zuiver.
 
 
 
De bokkepoten die gij dicht,
 
zijn van de engel van het licht.
 
 
 
De kaarten van uw spel tarok
 
vormen een beeldroman barok.
 
Maar alle zwarte vrouwen branden;
 
zij manicuren blanke handen.
 
 
 
Wij zijn in 't zelfde jaar geboren,
 
en slechts de telefoon kan horen
 
hoe wij, zo vreemd, pas vrienden zijn.
 
Ik zoek het leven dat wij droomden,
 
gij vindt wat ons dwarsboomde.
 
 
 
Ik groet u, rijke droesem van mijn wijn.
 
 
 
5/57 Joh. Daisne
 
 
 
VOORUIT
[pagina 38]
[p. 38]

Brief 9: brief van Boon aan Daisne, 27 november 1957

Beste Herman,

Ik heb uw stelling omtrent Kroes-t-jef aan de man van het buitenlands nieuws medegedeeld.Ga naar eind18. Hij is volkomen akkoord, maar kan onmogelijk tegen de stroom oproeien.

Wat Geestesleven betreft, daar hebt gij een verkeerd idee over.Ga naar eind19. In de eerste plaats gaat mijn zorg naar het blad zelf, opdat het er zo nieuw en interessant mogelijk zou uitzien. In de tweede plaats tracht ik iedereen te helpen zoveel het in mijn macht ligt. En pas in de derde plaats komt de vriendschap een rol spelen.

Toch moogt gij u niet veronachtzaamd voelen, want in principe komt gij om de 3 à vier weken aan de beurt. Dat dit soms vijf weken is hangt van omstandigheden buiten mijn wil af. Een voorbeeld: de lay-out zal een of [ander] artikel verschuiven tot de volgende week als het volgens hen te lang of te kort is.

Een tweede voorbeeld: een medewerker had geen rode duit meer en kon brood kopen met de 300 frank. Ook hij ging vóór.

Het spijt mij werkelijk, maar de vriendschap smelt weg, als gij aan de vriendschap twijfelt.

Zeer hartelijk,

Louis

Brief 10: getypte brief van Daisne aan Boon, 28 november 1957, afschrift

28.XI.1957

 

Beste Louis,

Uit vriendschap precies moet ik op je brief antwoorden. Dat vriendschap zou smelten als men eraan twijfelt, is een mooi aforisme, dus een halve waarheid. De andere helft kan bvb. luiden dat hij die aan de vriendschap doét twijfelen, ze bevriest. Het een noch het ander, gelukkig, is waar voor ons. Want jij, voor een Isengrinus, hebt me heel vriendelijk geschreven; en ik, en dat wilde ik herhalen, heb niet op onze vriendschap een beroep gedaan om copij van me in Vooruit te zien verschijnen. Ik heb alleen - en de vriendelijke ironie zal je niet ontgaan zijn - gezegd dat ik lijd aan stiptheid, wat accoorden betreft (en daar ging het hem om) zowel als in vriendschap (en die was niet ter zake). ‘Vooruit’ doet wat hij wil; maar als... ‘makker’, zal ik zeggen, heb ik het recht daarover een oordeel te hebben, en zelfs een dubbel oordeel in de hoedanigheid van een oud medewerker. En dat oordeel luidt: maak de pagina G. zo goed mogelijk, met om 't even welke copij - niet alleen met werk waarvan soms de enige verdienste is, dat het nieuw is, of voor nieuw wil doorgaan. Compenseer - of voltooi - dat door ook de stem door te geven van ouderen die nog niet seniel zijn. Ik heb daarnaast alle eerbied voor de man die honger had; ofschoon: 1e die voorkeur ook een gebaar van vriendschap is (wat ik toejuich); 2e zekere hongerigen niet moeten aangemoedigd worden op

[pagina 39]
[p. 39]

de hongerweg; men moet ze natuurlijk niet laten creperen, maar hun kwaal is niet op te lossen met eens een artikeltje van 300 F; tegelijk drastischer en vriendschappelijker hulp is daar nodig; 3e het socialisme heeft het ver genoeg gebracht om thans naast de broodhonger ook te mogen en te moeten denken aan geestelijk brood. Wellicht heb jij daarover een andere mening; zoveel te beter, dan vullen we ook daar elkaar aan. Tenslotte begrijp ik de houding niet van ‘accoord met de enige goede spelling CHROESTJOV’ maar ‘tegen de stroom kunnen we niet oproeien’. Primo is er geen stroom, maar een moeras - iedereen schrijft die naam anders en enkelen zelfs goed, dus loop je geen gevaar wanneer je het ook goed doet. En secundo, heel het leven en zeker het socialisme is een zaak van roeien, mee en tegen. Of ben ik minder conformist dan jij denkt? Maar nog eens, wat mijn copij betreft, dring ik niet aan. Men heeft me destijds om een vaste kroniek gevraagd, zoals anderen er een hebben of hadden. Voorlopig heb ik mijn brood en mijn geest kan ik ook wel elders uitspreken. Maar ‘Vooruit’ zie je, dàt is ook een oude vriend, een oude geliefde... Van die vriendschap was er wèl sprake in mijn brief. Dat doet niets van de onze af. Ik zal je mijn papier blijven sturen en jij handelt naar goeddunken. Sans rancune, en van harte ook mijnerzijds.

 

Herman

Brief 11: getypte brief van Daisne aan Boon, 24 mei 1958, doorslag

24.5.58

 

Mag ik, voor het principe, protesteren tegen de weglating-zonder-meer van de gehele aanhef tot mijn stuk over ‘Farewell to arms’, vandaag verschenen in Vooruit?Ga naar eind20.

Ik zeg ‘voor het principe’ want ik ben heus niet zo'n verafgoder van elke door mij geschreven regel. Nochtans, wanneer ik die regel heb geschreven, bewijst dat dat ik hem nodig of nuttig achtte; ik kan zelfs in de letteren niet vergeten dat ik een oud-economist ben die ongaarne krachten en tijd verspil.

Ik moet protesteren omdat ik geen bezoldigd dienstjournalist van Vooruit ben, in wiens copij de baas zijn schaar mag ploffen naar believen (wat ook tegenover dienstjournalisten onhoffelijk blijft). Ik ben sinds een kwart eeuw een vrij medewerker van Vooruit, ik ben je leeftijdsgenoot en een literair collega. Wij arbeiden op enkele honderden m[eter] van elkaar in dezelfde stadskuip, bovendien verbonden door een dikke telefoonlijn. Waarom heb je niet eens opgebeld? We zouden samen zeker een oplossing hebben gevonden. Meer, je zou - zonder me zoals thans te hebben miskend - zeker je zin hebben gekregen: ik weersta moeilijk aan een vriendelijk verzoek - dat moest je al lang weten.

Zeg me niet dat er is gehandeld wegens gebrek aan plaatsruimte. Het weggelatene is zeker nie langer dan het kennelijk als opvulling bedoelde berichtje betreffen[de] de letterkundige prijs van Ukkel, waar geen lezer van Vooruit iets aan

[pagina 40]
[p. 40]

heeft: de prijs van Ukkel, voor 'n Frans werk!Ga naar eind21.

Nee, Louis, wat me het meest dwarszit is dat het weggelatene precies meningen uitdrukt die niet de jouwe zijn, en nu breng ik de begrippen Boon, bijna synoniem van anarchist, en censuur moeilijk bij elkaar! Je begint je stuk over Walravens (steeds op diezelfde pag.) met de mededeling ‘dat hij een mening heeft en er voor uitkomt - een niet al te wijd verspreide gewoonte bij ons’.Ga naar eind22. Sta me toe zelf te verklaren dat ik ook een mening heb en de moed opbreng ze te uiten... als men niet in mijn tekst knipt. het kost zelfs meer moeite meningen als de mijne te uiten, waarvoor men zo makkelijk voor ouderwets en reactionair kan worden uitgescholden, dan zeer conformist mee te huilen met de non-conformisten die thans jouw kapellekensbaan bevolken.

Het is trouwens niet de eerste maal dat ik Geestesleven in gemoede tot meer... stiptheid zou willen aanzetten. Steeds op het blad van vandaag lees ik ‘Lof van Studio '50’.Ga naar eind23. Ik gun die Studio (waarvoor ik 'n paar jaar geleden reeds een lans heb gebroken in Vooruit)Ga naar eind24. volgaarne die lof. Maar niet ten koste van wat Lea Verkein in VI. Gids heeft geschreven.Ga naar eind25. Het handig geknipte citaat uit haar artikel moet de Vooruitlezer meteen een lof schijnen voor de zazou-schrijver John Osborne. Het artikel van L. Verkein takelt hem integendeel duchtig af. Ik zeg niet dat ze gelijk heeft. Ik zeg dat Vooruit niet stipt citeert.

Maar basta. Niet overdrijven. Wees Boon, vriend, en d.w.z. groot genoeg om te kunnen verdragen dat ik mijn mening vrij uit in een vrij blad, waar je precies hetzelfde doet.

Ik wil alleen nog betreuren dat onderaan mijn artikel niet is vermeld ‘wordt vervolgd’; nu lijkt het zo onbegrijpelijk fragmentair. En dat de 2 voetnoten hetzelfde cijfer (1) dragen.

Van harte, Louis.

Steeds je

Herman

Brief 12: brief van Boon aan Daisne, 29 mei 1958

Beste Herman,

 

Het is inderdaad waarheid, ik had kunnen opbellen. laat mij echter een kleine verdediging opstellen. In de eerste plaats, je beseft dat niet, maar alles moet op de krant er haastig als wat gaan. Voor dit hele geestesleven heb ik amper twee uur per week. briefwisseling met de medewerkers kan ik alleen nog in mijn vrije tijd voeren (dit briefje schrijf ik nu vanochtend, op de trein).

Dat ik knoeide was inderdaad niet wegens plaatsruimte. je weet dat op dit ogenblik in de literatuur de opvattingen zeer verdeeld zijn, en de jongeren (meestal toch links) nergens een kans krijgen. Ik gun hen die kans, zonder echter de tegenovergestelde meningen te hinderen - Wat gebeurt er nu? De jongeren meenden op de ouderen te moeten schelden. Ik tracht hen dit af te leren. Ik sta alleen positie-

[pagina 41]
[p. 41]

ve dingen toe. dat zij de lof zingen van al wat zij goed en mooi menen te zijn, maar niet bespotten wat hen achter de rug ligt.

Aan de andere kant hoor ik u graag alles verdedigen wat u lief is, maar zonder het dan over ‘die nieuwlichters’ te hebben.

Toch is het gelijk aan uw kant. Ik had het niet mogen doen zonder uw toestemming te vragen. Wat gebeurde nu? Ik diende uw stuk in, na doorgeknipt te hebben, en zag pas op de steen wàt je schreef. Je bent nu kwaad, en hebt gelijk. Maar iets wil ik u vragen: spons erover. En laten we alleen samen een mooi geestesleven uit de krant stampen, zo verscheiden, zo nieuw en zo interessant mogelijk - en vooral, zo breeddenkend mogelijk.

 

Ondertussen, zeer hartelijk (en dàt weet je)

uw Louis

Brief 13: brief van Daisne aan Boon, 30 mei 1958, doorschrift

30.5.58

 

Beste Louis,

Van harte mijn dank voor je briefje. Ik wist het wel dat wij elkaar zouden begrijpen. Misschien wek ik soms de indruk in een ivoren toren te leven. Niets is minder waar. Kameraadschap is de allereerste waarde in mijn leven. Ik probeer die met mijn middelen ook en ruimschoots te bewijzen aan de jongeren die je lief zijn. Vaak kon ik ze op de Bibliotheek reeds met 101 dingen helpen. En je ziet welk vriendelijk spel ik heb gemaakt van die knappe jonge Günter Spang (kreeg je de foto met op de keerzij onderschrift - ter illustratie van het verhaaltje ‘Schrijver & meester’?).Ga naar eind26. Alles is dus voor het beste. Laten we vrienden blijven voor onszelf, voor elkaar en voor die schone taak waarvan je spreekt. Je mag altijd op me rekenen.

De 10!

Herman

Brief 14: brief van Boon aan Daisne, 9 juli 1959

Beste Herman,

Ik wou er zaterdag niet over praten, maar mijn moeilijkheden met Geestesleven stijgen. Gij weet, nieuwe bazen, nieuwe wetten.Ga naar eind27. Ik moet het er nu niet over hebben, dat de onkosten voor deze page te hoog blijken te liggen, vooral als men ‘ons zusterorgaan’ (wat een gemeen smerig woord!) als voorbeeld neemt, dat door Lampo heel alleen gevuld wordt...Ga naar eind28.

Maar dat daargelaten, wij moeten o.a. ook ophouden met filmcommentaar te geven, gezien wij reeds een filmpagina bezitten.Ga naar eind29.

[pagina 42]
[p. 42]

Doe mij nu eens een zeer groot driedubbel genoegen:

1)neem mij niet kwalijk dat ik dit retourneerGa naar eind30.
2)telefoneer niet om nadere uitleg
3)stuur gewoon, en zoveel mogelijk, ganzeveertjes, met dumdum-kogels in, over al wat ge wilt behalve dan over film.Ga naar eind31.

 

Zeer hartelijk en met de rijstpap van

het PatijntjeGa naar eind32. nog op de lever, uw

Louis



illustratie
Het Patijntje, het Gentse restaurant waar Daisne graag met vrienden ging tafelen (Collectie AMVC)


Brief 15: brief van Boon aan Daisne, 24 augustus 1959

Beste Herman,

ik zit wat in het nauw gedreven met uw poëmen.Ga naar eind33. Het is inderdaad waar, dat ik, bij het voorstel méér ganzeveren en kogelpennen te bezorgen, ook ja-knikte voor dichtwerk. Om de waarheid te zeggen, ik dacht toen in de eerste plaats aan puntdichtjes, berijmde kogelveertjes en dergelijke. Maar met deze twee dichtwerken kom ik op het schip van zeven jaren: een massa andere dichters zitten op zoiets lekkers te wachten om eveneens poezie het Geestesleven in te moffelen.

En waar moet het ophouden? En wie moet ik uitsluiten? Om dan nog niet te spreken van de poezie-oorlog die nu woedt!Ga naar eind34.

[pagina 43]
[p. 43]

Ga nu eens niet van Pegasus naar uw strijdros, om mij uw huis vol te schelden a.u.b.! Maar stuur mij subito pronto expresso je geveerde kogelpen-nen en laat mij de poëmen retourneren.

Ondertussen, zeer hartelijk,

uw Louis

Brief 16: getypte (maar niet verzonden) brief van Daisne aan Boon 25 augustus 1959. In potlood schreef Daisne in de linkerbovenhoek: ‘toch maar niet verzonden’.

25.8.59

Beste Louis,

 

Mag ik je zeggen, naar aanleiding van je laatste briefje, dat jij toch een lastige vent bent, grillig als een verwende cocotte? Ik voel daar soms iets ongezonds aan. Doe jij het om je vrienden te pesten? En altijd zo op je sokken. Je laat de copij een paar weken liggen; als ik je telefoneer praat je over het mooie weer, en dan komt een van je voorzichtige briefjes. Wat een chicanes verkoopt toch de Vooruit sinds jij dat Geestesleven in handen hebt! Men doet dat toch niet met oude medewerkers die, geloof ik, niet slechter zijn dan je nieuwe aanwinsten die soms van mijn kl... schrijven. Enfin. Hier heb je iets nieuws. Sans rancune. Je

Herman

 

[toegevoegd in handschrift:]

 

Als je het iemand beu wilt maken, moet je 't maar zeggen. Dat zou veel logischer zijn van iemand die ‘gewetens schopt’. [V]an mijn kant dring ik er voor de 1001e keer op aan dat mijn foto's Toto, Vercammen en Dr. Stephens zouden worden teruggestuurd.Ga naar eind35. Is het daar dan zo'n boel op de redactie? Vergeet ook de gedichten niet.

Brief 17: brief van Boon aan Daisne, [?] januari 1960

Januari 60

Voor Herman,

ter herinnering aan de dag waarin hij me kwam bezoeken in het ziekenhuis, en ik deze ‘observatie’ aan het ontwerpen was.Ga naar eind36.

LP. Boon

Januari 60

 

[de bijgevoegde tekening ‘observerend’ is gedateerd ‘mei 59’]

[pagina 44]
[p. 44]


illustratie
Observerend, de tekening die L.P. Boon aan Daisne stuurde (Collectie AMVC)


Brief 18: brief van Boon aan Daisne, 7 december 1960

Beste Herman, het spijt me echt dat ik u moet teleurstellen, ondanks mijn belofte het gedicht te plaatsen.Ga naar eind37. Eerlijkheidshalve moet ik bekennen op een dwaalspoor te zijn geweest: toen ge me aan de telefoon over het gedicht spraakt, meende ik het een van de dame zélf te zijn. Want dat is het enige wat ik mij veroorloven mag: ‘ongewone’ gedichten te plaatsen.

Gij weet het best genoeg, de strijd tussen de dichters is al te fel. Plaats ik een vers van u, dan moet ik ook beginnen aan een hele stapel van Jan Schepens, van Jan Vercammen, die me reeds werden toegestuurd. En dan verlangen Paul Snoek en de andere jongens ook geplaatst te worden.Ga naar eind38.

Verontschuldig of vervloek me,

uw Louis

eind1.
François Closset (1900-1964), hoogleraar Germaanse Filologie in Luik en echtgenoot van Angèle Manteau, die zowel Daisne als Boon heeft uitgegeven. Tussen Daisne en Closset bestond een hechte vriendschapsband. De uitspraak van Closset komt uit een van hun vele gesprekken.
eind2.
Brief van Daisne aan Boon, d.d. 31 januari 1978 (AMVC, Antwerpen).

eind3.
In deze leesuitgave van de brieven zijn de specifieke eigenaardigheden van Boons spelling gehandhaafd: zo schreef Boon ‘poezie’ zonder deelteken (zoals bijvoorbeeld ‘knieen’ en ‘geinterviewd’ in beide drukken van Mijn kleine oorlog (1946/1960) eveneens zonder trema zijn geschreven). Ook woorden aan het begin van een zin schreef Boon vaak zonder hoofdletters. Mogelijke inconsequenties werden niet gecorrigeerd om louter esthetische redenen. Alleen in het geval van verschrijvingen is ingegrepen in de basistekst. Tenzij anders vermeld, zijn alle brieven handgeschreven. De brieven van Boon werden gedateerd op basis van de ontvangstdatum die Daisne er steeds op aanbracht. Alle brieven bevinden zich in het AMVC te Antwerpen, dossier D 125/B1 & B2.
eind4.
De eerste bijdrage van Boon over de Tarot is ‘Het Tarotspel. Mooi als de prentjes van Epinal en wijzer nog dan de bijbel’, in: Vooruit, 15 augustus 1953. Op 5 september verschijnt in Vooruit ‘“De Zigeunerin spreekt”. Gedwongen vervolg op de Tarot’. Boon had de lezers gevraagd ‘stapels brieven naar de hoofdredacteur’ te sturen indien ze nog meer wilden horen over de Tarot. In dit nieuwe stukje, dat vooral een reactie is op de brief van Daisne, kondigt hij aan een boek te beginnen over de Tarot, onder de titel ‘De Zigeunerin spreekt’ en hij belooft Daisne een van de allereerste exemplaren. Er zal nog een derde stukje over de Tarot verschijnen: ‘De Tovenaar’ (14 november 1953).

eind5.
We weten niet welke boeken Daisne precies beloofd heeft, maar in de volgende brieven worden enkele auteurs en titels genoemd waarop hier mogelijk wordt gealludeerd.

eind6.
Het boek van Valentin Bresle is waarschijnlijk Le tarot revelé dans sons integralité théorique et pratique (Dervy-Livres, Paris 1949), dat hij schreef met Suzanne Kloster.
eind7.
Op de brief vinden we een potloodaantekening van Daisne: ‘Over de Salomonskwestie zullen we bij gelegenheid, als je wil, eens praten, mondeling. H.’.

eind8.
Dit boek hebben we niet kunnen identificeren.
eind9.
Het begon met een bijdrage van Boon op 17 oktober 1953: ‘Janus met het dubbele voorhoofd... Discussie gewenst’. Boon vindt dat schrijvers die overdag een ander beroep uitoefenen, zoals rijksambtenaar, geen recht hebben op subsidies. Zij doen schrijvers die van hun pen moeten leven concurrentie aan. Daisne antwoordt op 24 oktober met ‘Kunstenaar versus ambtenaar? Discussie gewenst... hier is ze’. Hij stelt vast dat de meeste schrijvers een ander beroep uitoefenen en dat het vrijwel onmogelijk is in ons taalgebied van de pen te leven. Kunst kan volgens hem trouwens geen beroepsactiviteit zijn. Boon reageert op 31 oktober met ‘De ambtenaar wint de Nobelprijs!’. De titel verwijst naar de Nobelprijs die dat jaar aan Churchill is toegekend, terwijl Boon hem toch liever aan bijvoorbeeld Sartre had zien toekennen. Daisne maakt een einde aan de discussie op 14 november met zijn ‘Onambtelijke brief aan Boontje’, waarin hij Boon op een aantal punten gelijk geeft, terwijl hij het over andere zaken met hem oneens blijft. Daisne besluit ‘dat gelijk immer de waarheid in het midden ligt’.

eind10.
Olga Breslav was een oude vriendin van Daisne. Zij werkte voor de Franstalige Brusselse uitgeverij Les Presses de la Diffusion du Livre en was samen met Armand Abel een kinderboekenreeks begonnen, ‘Jeune Equipe’. Zij had op 1 december aan Daisne gevraagd of hij die boekjes in het Nederlands wou vertalen voor de Nederlandstalige markt. Omdat hijzelf geen tijd had, speelde hij het voorstel door aan Boon, met de gedachte dat dit nu eens typisch iets voor een beroepsschrijver was.
eind11.
De Nederlandse journalist en letterkundige J.C.P. Alberts (1893-1967) had op 27 november aan Daisne gevraagd om een vijftal ‘vrije’ verzen voor een bloemlezing met ‘vrije’ verzen, ‘vrije’ dichters. Hij wou zijn selectie niet afsluiten zonder Vlaamse broeders op te nemen. Op 2 december vroeg Alberts aan Daisne om nog enkele Vlaamse dichters te suggereren. Daisne stelde toen Boon voor om in zijn plaats in de bloemlezing te figureren, omdat dit soort poëzie meer aansloot bij Boons voorkeur. In de bloemlezing (J.C.P. Alberts & H.P. van den Aardweg (red.), Vrije dichters. Strengholt, Amsterdam 1957. 48 p.) is niets van Boon opgenomen.

eind12.
In het voorjaar van 1954 verschijnt in het derde nummer van het gestencilde tijdschrift Taptoe een open brief van Johan Daisne, waarin hij waarschuwt voor experimentele poëzie (die zou neerkomen op nihilisme, chaotisme, obscurantisme) en polemische kritiek. De brief brengt een stroom van reacties teweeg (van onder meer Simon Vinkenoog, Erik van Ruysbeek en de volledige redactie van Tijd en Mens), die in het volgende nummer van Taptoe verschijnt. Boon stuurt onder de titel ‘Moderne Vlaamse poëzie’ de tekst in van een lezing die hij op 12 juli 1952 voor de Nederlandse radio in Hilversum had gehouden en bespreekt de hele discussie in een Boontje in Vooruit van 11 september 1954: ‘Experimentelen in slagorde’. Zie voor de tekst van Boon: www.booncentrum.be. Daisne schreef hem hierover nog dezelfde dag - zoals blijkt uit een brief aan Raymond Herreman, want de originele brief is niet bewaard. Hij verweet hem maar één kant van de zaak te belichten en vroeg zich af waarom Boon niets uit Daisnes Taptoe-brief aanhaalde. (Brief van Johan Daisne aan Raymond Herreman, d.d. 11 september 1954. AMVC, Antwerpen).
eind13.
‘De 17 kaarten van het verleden. I. Het Kaartenkasteel. Nieuwe manier om het geluk en de toekomst te voorspellen en te verspelen’ verscheen in: De Vlaamse Gids 39 (1955), nr. 3, p. 148-156; nr. 4, p. 245-254; nr. 5, p. 307-316. De bijdrage werd ook als een apart gepagineerd overdrukje (32 p.) gepubliceerd.

eind14.
Richard Minne was redacteur van ‘Het Geestesleven’ van 1944 tot 1956. Blijkbaar heeft hij het artikel van Boon met de verdediging van Daisne niet opgenomen. Boon zelf zou pas begin november 1954 in vaste dienst komen bij Vooruit.
eind15.
De ‘staatsdjob’ waar Boon het over heeft is de opvolging van Karel Jonckheere als Inspecteur van de Openbare Bibliotheken in West-Vlaanderen.
eind16.
Helena Blavatsky (1831-1891), grondlegger van de hedendaagse theosofische denkbeelden.
eind17.
De toenmalige minister van Onderwijs was Leo Collard. Verder zaten in die regering van liberalen en socialisten onder meer Piet Vermeylen en Edward Anseele, en uiteraard Achilles van Acker als premier. Behalve bij Daisne heeft Boon ook stappen ondernomen bij Karel Jonckheere zelf, bij Gerard Walschap en bij Herman Teirlinck (Zie L.P. Boon: Het literatuur- en kunstkritische werk, IV.1. Vooruit., L.P. Boon-documentatiecentrum, Antwerpen 1997, p. cix-cxi). Wat Boon niet weet is dat Daisne zelf in de running is voor de opvolging van Jonckheere, maar Daisne twijfelt of hij zijn werk als directeur van de Gentse stadsbibliotheek zou opgeven. Toch belooft hij Boon zijn steun, zoals blijkt uit de potloodaantekeningen: ‘ik moet zelf J. Kuypers eens spreken, en aangezien ik nogal besluiteloos sta tegenover de betreffende zaak, vermoed ik ten slotte het gesprek op jou te kunnen brengen. Veel succes! Je ziet ik schrijf je zeer oprecht zoals het onder ons past. Ik laat niet graag brieven onbeantwoord’. In maart 1955 zal Daisne bij Kuypers ook nog Jan Schepens aanbevelen, maar dan is Boon al in vaste dienst bij Vooruit. Wie uiteindelijk inspecteur geworden is, is mij niet bekend.

eind18.
Johan Daisne had in 1956 een boekje gepubliceerd over hoe Russische namen in het Nederlands gespeld moeten worden: Russische Namen in het Nederlands. Spelling en uitspraak. Kleine handleiding met woordenlijst. Voorbericht van Prof. Dr. Willem Pée. Manteau, Brussel [1956], 23 p. De tekst verscheen eerder in het tijdschrift Nu Nog. Orgaan van de vereniging voor beschaafde omgangstaal 3 (1955), nrs 2-3 (juni), p. 3-15. Zijn visie op de spelling van Chroesjtsjow verscheen in een gepubliceerde lezersbrief: ‘Eens of oneens. Chroesjtsjow’, in: De Linie, 24 oktober 1957, p. 8, ondertekend: ‘Dr. H. Thiery, hoofdbibliothecaris der Stad Gent’.
eind19.
Boon is in mei 1957 Richard Minne opgevolgd als redacteur van ‘Het Geestesleven’ en zorgt voor een verjonging en vooral modernisering van de medewerkers. (Voor méér gegevens omtrent de vernieuwing die Boon doorvoerde, zie Kris Humbeeck, in: L.P. Boon: Het literatuur- en kunstkritische werk, IV.1. Vooruit. L.P. Boon-documentatiecentrum, Antwerpen 1997, p. cxxv e.v.).

eind20.
‘A Farewell to Arms... geen ontkomen’, in: Vooruit, 24 mei 1958, p. 8.
eind21.
Daisne verwijst hier naar een stukje uit ‘Kleine Kunst Krant’ op diezelfde pagina, dat volgens hem gerust had kunnen wegvallen, ten voordele van de inleiding van zijn stukje.
eind22.
‘Negatief. Jan Walravens['] tweede roman’, in de rubriek ‘In de etalage’, Vooruit, 24 mei 1958, p. 8.
eind23.
‘Lof van “Studio 50”’, in: Vooruit, 24 mei 1958, p. 8.
eind24.
‘Mussche's “Marlowe” gecreëerd’, in: Vooruit, 11 december 1954, p. 8.
eind25.
Lea Verkein schreef ‘Boze jonge man niet boos genoeg’, in: De Vlaamse Gids 42 (1958), nr. 5 (mei), p. 310-311. Daarin geeft zij een negatieve bespreking van Epitaph for Georges Dillon, het nieuwe stuk van John Osborne en Anthony Creighton.

eind26.
Daisne schreef ‘De schrijver en zijn meester’ naar het Duitse verhaaltje ‘Die ausgefallene Geschichte’ van Günter Spang. Hij heeft het blijkbaar aangeboden aan Vooruit, waar het niet gepubliceerd werd. Wel verscheen het in februari 1960 in Pan (7, nr. 1, p. 3-5) en in december 1960 in De Lage Landen (3, nr. 4, p. 55-56). Het werd ook opgenomen in het negende hoofdstuk van de roman Hoe schoon was mijn school (Ontwikkeling, Antwerpen 1961, p. 66-68).

eind27.
Julien van Nevele is August de Block opgevolgd als nieuwe directeur van uitgeverij Het Licht en van Vooruit. Georges Hebbelynck wordt de nieuwe hoofdredacteur.
eind28.
Boon verwijst hier naar de ‘Kunst en Kultuur’-pagina van de Volksgazet, die elke donderdag verscheen en bijna volledig door Hubert Lampo werd volgeschreven tussen 1945 en 1965.
eind29.
Op vrijdag had Vooruit een filmpagina onder de titel ‘Het filmleven’.
eind30.
Het gaat hier duidelijk om een filmbespreking die teruggestuurd wordt, maar welke precies is niet te achterhalen.
eind31.
Daisne heeft gedurende zijn hele literaire carrière meegewerkt aan ‘Geestesleven’ van Vooruit. Zijn eerste bijdrage ‘Dmietriej Sjostakovietsj. Glansrijk jong Sovjet-toonzetter’ verscheen op 29 september 1935. De rubriek ‘Ganzeveer en Kogelpen’ verscheen voor het eerst op 8 augustus 1953 en voor het laatst op 10 augustus 1978, een dag na zijn dood.
eind32.
Restaurant aan de Leie in Gent, waar Daisne geregeld ging eten en vrienden mee uitnodigde.

eind33.
Het is niet duidelijk om welke gedichten het gaat. Het eerstvolgende gedicht van Daisne dat in Vooruit gepubliceerd werd is ‘Jaardag’, in: Vooruit, 1 oktober 1959, p. 8. Het AMVC bewaart een typoscript (AMVC D 125/H) van een niet gepubliceerd gedicht, ‘Ehrwald’. Het is onderaan gedateerd op 15 augustus 1959.
eind34.
Boon verwijst hier waarschijnlijk naar de strijd tussen de Vijftigers en de Vijfenvijftigers, die hij zelf zal vermelden in ‘Het woord in de nieuwe poëzie’, in: Vooruit, 15 oktober 1959.

eind35.
Daisne bezorgde geregeld zelf fotomateriaal ter illustratie van zijn artikels, maar het bleef nogal gemakkelijk op de drukkerij liggen.

eind36.
Deze tekening was een ontwerp voor De observatie, een van de vijf ‘ei-schilderijen’ van Boon. Het afgewerkte schilderij is gereproduceerd in: Kris Humbeeck, Onder de giftige rook van Chipka. Ludion/Querido, Amsterdam 1999, p. 287.

eind37.
Het gedicht ‘Tante Loe’ verscheen dus niet in Vooruit, maar werd later opgenomen in de bundel De droom is een herinnering aan dat wat nimmer is gebeurd. Desclée de Brouwer, Brugge 1965.
eind38.
Daisne publiceerde vele tientallen gedichten in Vooruit, ook in ‘Ganzeveer en Kogelpen’. Na deze brief zou het maar enkele maanden duren voor een nieuw gedicht van Daisne in Vooruit verscheen. Vanaf 13 april 1961 werden de gedichten weer een vaak voorkomend onderdeel van zijn rubriek. Daarmee is Daisne zowat de enige auteur die gedichten publiceerde in ‘Geestesleven’.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Johan Vanhecke

  • Johan Daisne

  • Louis Paul Boon

  • over Johan Daisne

  • over Louis Paul Boon

  • beeld van Johan Daisne


datums

  • augustus 1953

  • 3 september 1953

  • 14 september 1953

  • 2 december 1953

  • 7 december 1953

  • september 1954

  • 12 oktober 1954

  • mei 1957

  • 27 november 1957

  • 28 november 1957

  • 24 mei 1958

  • 29 mei 1958

  • 30 mei 1958

  • 9 juli 1959

  • 24 augustus 1959

  • 25 augustus 1959

  • januari 1960

  • 7 december 1960