poldus, werd op het laatst van 1694 in diens plaats aangesteld, maar vertrok reeds den 27sten April 1695 naar Rotterdam, waar hij rijkelijk in de oneenigheden van 1696 en de volgende jaren deelde.
Cock was in deze twisten het hoofd der zoogenoemde Amsterdamsche Factie, die zoo min mogelijk de bemoeijingen der gemeenteleden in kerkelijke zaken wilde toelaten, en het oppergezag der Amsterdamsche gemeente voorstonden, terwijl daarentegen zijn ambtgenoot Johannes Boeken en diens opvolger Johannes Wilhelmus van Sonten de zelfstandigheid der gemeente en het regt van den Grooten Kerkeraad handhaafden. Cock, hevig van aard en ziekelijk van gestel, leed, hoewel steeds door het Amsterdamsche Consistorie gerugsteund, de nederlaag in den boezem zijner eigene gemeente, die zich ten gevolge van dezen ergerlijken twist van Fraterniteit afscheurde, en zich met andere op Amsterdam ontevredene Luthersche gemeenten tot eene nieuwe Unie vereenigde. Hierover ontevreden, weigerde Cocq lang de nieuwe kerkelijke ordonnantie te erkennen, en volbragt slechts schoorvoetende zijne kerkelijke pligten.
Van hem zien het licht:
Lijkpredikatie over Psalm XVII v. 15, ter gedagtenisse van J.W.v. Sonten. Rott. 1710. 40.
Israels plegtige gedagtenisse van zijn verlossinge uit Egypten; ter gelegentheyd van het tweede Luthersche Jubelfeest. Rott. 1717. 80.
Treurgalm over het onverwagte, dog salig, afsterven van Ds. J. Boeken, 1697, benevens enkele andere rijmelarijën in andere werken geplaatst.
Cock was den 14den September 1704 te Rotterdam in den echt getreden met Cornelia Ilzabetha Voet, die hem drie dochters schonk, en hem bij zijn afsterven op den 8sten Mei 1723 overleefde. Den 28sten derzelfde maand hield zijn ambtgenoot A. Croesen over hem eene lijkrede naar aanleiding van Filipp. I.v. 28.
Zie Paauw, Gesch. der Luth. kerk, bl. 327; Schotel, Kerk. Dordr., D. I. bl. 357, D. II. bl. 222; Schultz Jacobi, Gesch. der Luth. Gem. te Rotterdam, bl. 168-170, 177-210, 214, 218-228, 230, 239 en 240; van Abcoude, Naamreg. van Nederd. Boeken, D. I. St. III.