demische lessen. Hij vertrok hierop in 1811 naar Leiden, studeerde in de regtsgeleerdheid, maar legde zich ook op de fraaije letteren, de hoogere wis- en sterrekunde toe, en beoefende voor uitspanning de dicht- en schilderkunst. In beiden slaagde hij gelukkig, zonder nogtans zijne hoofdwetenschap te verwaarlozen, en waarin hij reeds tot candidaat bevorderd was toen eene hevige borstziekte een einde aan zijn werkzaam en veel belovend leven maakte, op den 3den Januarij 1815. Hij was een jongeling van uitmuntende hoedanigheden, wiens Nagelaten Gedichten, tot een aandenken voor zijne vrienden te Leiden in 1815 in 8o gedrukt zijn, maar niet algemeen verkrijgbaar waren. De Hoogleeraar Siegenbeek, die van Dorp onder zijne geliefde leerlingen telde, voegde bij dat boekje een voorberigt, waarin hij hulde deed aan de beminnelijke eigenschappen van den ontslapen dichter, wiens verdiensten als zoodanig door bekwame kunstregters erkend zijn.
Zie Witsen Geysbeek, Woordenb. van Ned. Dicht. D. II. bl. 198 - 208; Cat. van de Bib. der Maatsch. van Ned. Letterk. te Leid. D. I. bl. 289.