[Paulus van der Dussen]
DUSSEN (Paulus van der), geboren den 5den September 1658, was de zoon van Arent van der Dussen, Raad en Pensionaris der stad Delft, en van Cornelia Briel. Vroeg in de zeedienst getreden, werd hij eerst tot Adelborst, vervolgens tot Luitenant en daarna in 1683 tot kapitein bij de Admiraliteit van Amsterdam benoemd. Koning Willem III bevorderde hem in 1700 tot Schout-bij-Nacht, welke waardigheid hij tot zijnen dood bekleed heeft, die den 8sten October 1707 te 's Gravenhage onverwachts plaats had. Zijne begrafenis had aldaar op eene plegtige wijze plaats; drie leden en de Advocaat-Fiscaal der Admiraliteit van de Maas werden afgevaardigd om hem de laatste eer te bewijzen; terwijl de stempelsnijkunst zijn naam heeft vereeuwigd.
Gedurende zijne loopbaan heeft van der Dussen aan het vaderland belangrijke diensten bewezen. Hij was een zeer kundig, ijverig en moedig zeeofficier, die daarvan bij onderscheidene gelegenheden onmiskenbare bewijzen gegeven heeft. Als Commandeur over drie Amsterdamsche fregatten leverde hij in 1689 een scherp gevecht aan vier Fransche schepen, niet verre van Texel, waarvan de uitslag onbeslist bleef. In 1697 voerde hij het bevel over een smaldeel door de Amsterdamsche Admiraliteit uitgezonden ter beveiliging van den handel tegen de Duinkerkers. In 1703 werd hij andermaal naar de Noordzee gezonden om den handel te beschermen en de Duinkerkers te bevechten. Als Schout-bij-Nacht hielp hij met zijn eskader in 1704 Gibraltar innemen, en werkte tweemalen mede om die vesting te ontzetten. Op het laatst van zijn leven was hij meermalen in de Noordzee om handel en scheepvaart tegen den overlast des vijands te beschermen. Voorts was hij tegenwoordig geweest bij de overwinning van La Hogue, bij het bombardement van Kopenhagen en onder zijn bevel werd het eskader van Pointis vernield. Groot was het verlies dat het vaderland leed door zijnen dood, en zulks te meer, omdat hij nog zoo veel goeds voor hetzelve had kunnen verrigten, indien hij eenen hoogeren leeftijd dan die van 49 jaren had mogen bereiken.
Zie Hoogstraten, Woordenb.; de Jonge, Geschied. van het Nederl. Zeewez. D. IV. St. I. bl. 182, St. II. bl. 140, 237, 244. 279, 309, 355, 399, 455, 562.