Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lotgevallen van een voetbalschoen (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lotgevallen van een voetbalschoen
Afbeelding van Lotgevallen van een voetbalschoenToon afbeelding van titelpagina van Lotgevallen van een voetbalschoen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (15.51 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lotgevallen van een voetbalschoen

(1924)–George van Aalst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 129]
[p. 129]


illustratie

Hoofdstuk X.
Kentering.

Na dien prettigen, gecostumeerden wedstrijd, kwam de kentering in het roemrijke bestaan van de gebroeders Key en Pil en begon het avontuurlijke in dat bestaan steeds meer de aandacht te vragen.

Dat gaat met menschen ook vaak zoo, wanneer ze op het toppunt van hun glorie staan en bijna overmoedig worden, dan krijgen ze een klein duwtje en 't gaat ineens of langzamerhand bergafwaarts.

En als je eenmaal aan 't dalen bent - bittere levenservaring van Key en Pil - dan blijft het in dalende lijn gaan.

Het kleine voorval, dat den val van Key en Pil bezegelde zou gebeuren tijdens de kampioenswedstrijden van Sparta.

Het was weer echt gezellig op het oude Spartaterrein en de dubbeltjes-rang was weer meer dan vol, want 't Sparta-bestuur, dat zoo goed de Rotterdamsche jongensziel begrijpt, had om twee uur de hekken wijd opengezet voor de hunkerende drommen, die in de afgeloopen week zelfs geen ‘duppie’ hadden kunnen sparen om hun geliefde club te zien... winnen en die zich toch met hondentrouw en onnavolgbare clubliefde op de hekken, in de

[pagina 130]
[p. 130]

boomen, op elkaars rug in de nabijheid verdrongen om de plaats, waar de geliefde kleuren nieuwen roem gingen oogsten.

En daar ineens gratis toegang.

De gezichten straalden en ze buitelden uit de boomen, over de hekken en over elkaar de poorten binnen.

Wat zouden ze nu brùllen.

Ook Key en Pil hadden voor dien wedstrijd beslist de beste voornemens.

De wedstrijd begon onder een luid aanmoedigingsgebrul der getrouwe scharen met de tegenpartij een tikje in de meerderheid, welker linksbuiten enkele malen snel langs het lijntje gleed en fraai voorzette.

Nu had deze jongeman de opvallende gewoonte om telkens voordat hij voorzette twee vingers eedlike op te steken.

De Rotterdammers zouden geen Rotterdammers geweest zijn als ze niet onmiddellijk een stiefnaam te zijner beschikking gereed hadden.

Hij kreeg en hield dus dien wedstrijd bij oud en jong den naam van ‘Meineediger’, 't geen soms zoo hinderlijk langs de lijnen klonk, dat genoemd jongmensch nu juist niet den aangenaamsten indruk van 't Rotterdamsche publiek meegenomen zal hebben.

‘Maineidiger’. 't Klonk ook zoo hatelijk.

Na de periode van minderheid herstelde Sparta zich gaandeweg en kreeg Huug onder oorverdoovend geloei den bal te pakken... de midhalf der tegenpartij liep op hem in... Pil wilde gelijk trappen met den linkerschoen van dien vent... krats, krats hoorde 't publiek... en de heele zool van Pil scheurde tot op een klein vezeltje van Huug's schoen af.

De toestand van Pil was levensgevaarlijk en Huug stond met z'n kous op den drassigen bodem (de terreinen in Rotterdam zijn altijd nat!) en haalde een natten voet.

‘Zoo'n rotschoen,’ zei hij.

[pagina 131]
[p. 131]

Pil hoorde het niet, maar Key was woedend over de beleediging zijn beroemden tweelingbroeder aangedaan, want het was pure ondankbaarheid van Huug en 't zou ook niet te verwonderen geweest zijn als Huug dien middag z'n poot verstuikt had, zoo Key voor hem was blijven spelen.

Doch 't ging anders. Héél anders!

Huug trok de schoenen uit en deed anderen aan.

Key en Pil bleven den geheelen verderen wedstrijd aan een haak in de clubtent hangen.

En dàt was wat voor een voetbalschoen als Key, die blaakte van strijdlust en dorstte naar wraak over z'n doodelijk gewonden broeder, terwijl het geloei van 't publiek de clubtent heen en weer zwiepte op den onvasten bodem en boven alles uit het hoonende ‘Maineidiger’ en 't anthousiaste ‘Hùùùg’ bleef gillen, waaruit op te maken was, dat de watervlugge linksbuiten minstens nog even actief was als Huug.

Maar Key, hoewel hij Huug geen goaltjes en geen glorie gunde, maakte zich niet in 't minst ongerust over Sparta, want hij had al gauw gezien (voetbalschoenen zien veel meer dan voetballers wel denken), dat er aan 't spel der tegenstanders ontbrak, wat men in vakkundige kringen pleegt te noemen de ‘finishing touch’.

Natuurlijk had Key er niet de minste notie van welk lot hem boven z'n neus hing (menschen hangt boven boven 't hoofd, wat voetbalschoenen natuurlijk alleen boven den neus kan hangen).

Sparta won, Huug werd de tent binnen gekorfbald en Key ergerde zich, dat Sparta en Huug dat nu gedaan hadden zonder hem en Pil.

Huug had alle goaltjes gefokt.

Rara?

Aan dat toeval - want meer kòn het toch niet zijn - kregen Key en Pil hun vernedering te danken.

Na afloop van de kampioensherrie riep Huug den terreinknecht:

[pagina 132]
[p. 132]

‘Kees, kun je die afdankertjes nog gebruiken?’

(Als Key had kunnen blozen, dan zou hij het op dat oogenblik tot op den binnenkant van z'n zool gedaan hebben.)

‘Asjeblief, meheir De Groot,’ tikte Kees aan z'n pet.

‘Daar dan.’

Een koude rilling liep gewis Key over den neus bij zooveel ondank, na zoo veel roem.

Stel je voor: twee uur geleden nog de hoop van tweeén-twintig adspirant-kampioensvoetbalschoenen en nu... ‘afdankertjes’.



illustratie

Ondank is 's werelds loon.

Kees, de terreinknecht, behandelde de beide schoentjes met de grootst mogelijke voorzichtigheid.

Hij zag er een zaakje in.

Pil werd dus naar een zeer knappen schoenlapper gebracht, die beweerde, dat het niet zoo erg was. En toen Pil weer genezen was, moest hij volgens den schoenmaker nog sterker zijn dan toen hij nieuw was. Dat kon gelaten worden voor wat het was, want dat zeggen tenslotte alle schoenlappers van alle schoenen, maar feit is, dat Pil weer geheel de oude scheen.

Kees kneep in z'n handen.

Daar zoowel Key als Pil innig wenschten voor Sparta te blijven spelen, koesterden zij hoop dat Kees hen aan Huug zou terug geven.

Deze hoop bleek tenslotte ijdel.

Even ijdel als de verwachting, dat een voetbalschoen ooit loon naar werk zal krijgen en niet meer de voet-

[pagina 133]
[p. 133]

baller de glorie zal krijgen van de daden zijner schoenen.

Op zekeren avond kwam er een kerel bij Kees en vroeg met de deur in huis vallende:

‘Nou, Kees, wat moet j'er voor hebbe?’

‘Vaif pop,’ vroeg Kees.

Key en Pil schrokken zich, voorzoover voetbalschoenen zich dat schrikken kunnen, het apenzuur.

‘Ingein vaifjaor met je heile boerefamilie, nooit niet.’

‘Dan niet.’

‘Voor zulke afgetrapte snertschoenen.’

‘Dan niet.’

Van dat oogenblik af kregen Key en Pil een inkankerden haat aan den vent.

Hoewel veel te klein voor zulke zevenmijlsvoeten, kocht de R.F.C.'er de schoenen voor vier pop en Key en Pil kregen haast een stuip.

Nog voor de Sparta-periode waren ze maar f 3,50 waard en nu weer vier pop.

Alleen maar jammer, dat Huug dat nu eens niet hoorde.

Als je zoo in prijs kan stijgen, dan kon je nooit weten hoe je op een goeden dag weer eens in het Nederlandsch Elftal kon komen.

Trouwens 't was Key toch niet uit het hoofd - pardon uit z'n neus te praten, want Key is altijd 't meest blij geweest, dat hij geen hoofd en hersens gehad heeft, want wat hij van die dingen in de voetbalwereld al gehoord en gezien had... - het was dus Key nooit uit z'n neus te praten, dat wanneer de N.E.C. op een verstandigen dag eens rekening mocht gaan houden met schoenen en niet louter met spèlers, dat zij - Key en Pil - dan gewis tot groote ergernis van Huug, nog menige internationale ontmoeting zouden meespelen.

Ze waren dus nu R.F.C.'ers geworden, een club, die toen tijds perpetuum mobile in de middenmoot der tweede klasse zweefde.

[pagina 134]
[p. 134]

Die R.F.C.-periode werd niet de gezelligste tijd uit hun leven en over zulke tijden moet liefst gezwegen worden in hun levensgeschiedenis.

Slechts een paar feiten dienen gememoreerd.

Ze gebeurden tijdens den wedstrijd R.F.C. - Concordia.

Zoolang Thomée voor Concordia gespeeld heeft, zoolang heeft Concordia kampioensaspiraties gehad en zoolang heeft het tevergeefs getracht in El Dorado der voetbalwereld zich een vaste plaatse plaats te verwerven.

Feit is echter, dat Concordia jaar op jaar kampioen werd, wat misschien alleen te danken is geweest aan den enormen kijk van Jan Thomée op voetbalschoenen. Van z'n trapvastheid doen althans te dezer dagen nog de zonderlingste geruchten de rondte.

Jan Thomée had ook voor dezen wedstrijd een paar uitnemende schoentjes, maar ze waren beslist de minderen van de schoenen, wier levensgeschiedenis dit boek bevat.

Dat bleek in den wedstrijd.

Eén van de bovenlatten zat in den linkerhoek los en voor rust had Delftsche Jan juist tegen dien hoek al een paar maal formidabel geschutterd. Evenwel zonder succes.

Na rust speelden Key en Pil op dien goal en hoewel Jan Verbeek - zoo heette de nieuw baas! - ondragelijke pijnen aan z'n teenen leed, loste hij een paar vervaarlijke schoten op den Concordiaan in het doel.

Eindelijk een losbranding op den linkerbovenhoek en met een geweldigen zwaai, zoefde de bovenlat levensgevaarlijk boven het hoofd van den Concordiaan: het moderne zwaard van Damocles!

Luid handgeklap begroette dit staaltje voetbalkrachtpatserij, terwijl de keeper nadacht over 't gevoel, dat hij nu in z'n hoofd zou gehad hebben, als hij er dien lat op gekregen had.

[pagina 135]
[p. 135]

Dat was 1-0 voor Key en Pil (1-0 in populariteit dan altijd).

Weldra werd het 2-0, want Jan Thomée was een geweldige ‘doortrapper’. Al stond er een heel elftal voor hem dan trapte hij nog door bal en elftal de lucht in.

Jan Verbeek - hij was links, de eerste baas, die links was - had er plezier in om zich eens met Jan Thomée te meten; hij had toch al ondragelijke pijn aan al z'n teenen.

En zoo geschiedde het, dat Key op een gegeven moment tegen den rechterschoen van Jan Thomée aankletterde, met het gevolg, dat de zool van Jan Thomée uitviel, want die lag drie meter verder opgerold in 't gras. Jan Verbeek kreeg een losgeraakt klosje van Key tegen z'n neus retour en brak één teen geheel, en drie half, de rest werd gevoelloos.

Hij speelde echter door, dat van die teenen merkte hij later pas, een bootwerker is niet zoo klein van hart en bovendien de teenen zaten goed vast in de neuzen.

Jan Thomée speelde even later met een gezwachteld been weer mede en merkte eerbiedig tegen z'n naamgenoot op:

‘Dàt zijn nog eens schoenen. Zit er staal in?’

Inzonderheid Key was zeer gevoelig voor dit compliment en vond het jammer, dat Jan Verbeek niet zooveel zakenman was om dadelijk z'n schoenen voor een zoet winstje aan den Concordiaan over te doen.

Toen R.F.C. even later een doelpunt maakte, dat de scheidsrechter heusch niet zag (zulke menschen hebben ook maar twee oogen en dan alleen nog van voren) betuigde het publiek z'n groote ontevredenheid (publiek is gaùw ontevreden!) door een bomaanslag van niet kwaadaardig karakter.

Zoodra hij namelijk dicht bij de lijnen kwam (daar moet een scheidsrechter vast nooit te dicht

[pagina 136]
[p. 136]

bij komen, wanneer hij net een doelpunt voor de thuisclub heeft geannuleerd, want dan broeit daar altijd onraad) kreeg hij een rotte tomaat op het oog, die aldaar ontplofte tot niet geringe hilariteit.

‘Die zit dan toch zeker,’ riep men.

't Was niet te ontkennen, noch te annuleeren!

De scheidsrechter trachtte zoo goed en zoo kwaad als het ging z'n gelaat van de smetten dezer ontploffing te bevrijden en tevens z'n kalmte te bewaren (scheidsrechters zijn de meest kalme wezens nà de lammeren), toen er achter op z'n hoofd, waar vele haren desertie hadden bedreven, nog iets kledderigs ontplofte.

Nòg begaf 's mans geduld hem niet.

Als een martelaar voor z'n beginsel voor het niet toegekende doelpunt stond hij daar, nu met z'n zakdoek de bijtende sinaasappelsappen van tusschen de oasen zijns bols wegvegend.

Alsof 't niet genoeg, ook niet geestig genoeg was, ontplofte thans ten derde male nu op 't gezonde oog een andere tomaat, en werd meteen z'n neus getroffen door een peukje sigaar.

Dat is zelfs voor een arbiter met Job's geduld te veel.

Hij floot driemaal, staakte den wedstrijd en koos het pad des hazen tentwaarts, nu ineens woedend nagejoeld door 't zoo even nog grinnekend publiek; een regen van allerhande projectielen volgde in zijn richting.

De sterke arm moest er aan te pas komen en zoo eindigde de wedstrijd R.F.C. - Concordia.

Eigenlijk vanaf dien middag dagteekent de diepe eerbied en innige vriendschap van Key voor referee's.

Volgens hem hadden scheidsrechters vóór alle andere soorten menschen recht op huisordes, lintjes, kransen, buitenlandsche ordes zelfs, gratificaties, kransen, vleiende peroraties, pensioenen van vorstelijke grootheid enz. enz.

[pagina 137]
[p. 137]

Maar wat stond er den volgenden dag in de krant?

 

De beslissingen van den scheidsrechter waren nogal zonderling, waarom 't publiek zijn afkeer liet blijken. Wij keuren dit gedrag van 't publiek natuurlijk af, al was er aanleiding voor en vragen ons af, hoelang we nog moeten sukkelen met blinde arbiters.

 

Blinde scheidsrechters!

Arme scheidsrechters!

Die moeten alles zien en de spelers krijgen soms nog een pluim, als ze twee uur lang niet gezien hebben, dat er een gat in de goal zit waar wel vijf-en-twintig ballen tegelijk door kunnen.

Rare critiek. Rare pers.

En nog eens: arme scheidsrechters.

En er is geen troost voor u, al had ge den blik van adelaar, valk of havik, voor 't publiek bleef ge blind, blind als de mol, die in de donkere aarde huist.

Dat is nu eenmaal uw lot. -

 

Jan Verbeek beleefde weinig plezier van zijn nieuwe schoenen.

Hij had behalve de andere ongemakken nog vijf eksteroogen en crepeerde van pijn. Z'n heele vermogen verspeculeerde hij aan Gedé-zalf en verkocht Key en Pil zoo gauw mogelijk.

't Was 't beste. Hij moest maar schoenen aan laten meten, want op zulke zevenmijls-maten is geen enkele fabrikant bedacht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken