Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Lotgevallen van een voetbalschoen (1924)

Informatie terzijde

Titelpagina van Lotgevallen van een voetbalschoen
Afbeelding van Lotgevallen van een voetbalschoenToon afbeelding van titelpagina van Lotgevallen van een voetbalschoen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.73 MB)

Scans (15.51 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Lotgevallen van een voetbalschoen

(1924)–George van Aalst–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 161]
[p. 161]


illustratie

Hoofdstuk XIII.
De tweelingen aan het werk!

De aandacht van de tweelingen scheen niet anders op Key en Pil te mogen vallen dan met bedoelingen, die het daglicht niet gedoogden.

Het was op een avond na de gebeurtenissen in het vorige hoofdstuk beschreven.

Flip was met z'n groote zus mede naar een partijtje.

Het was stil in het groote huis der Terlouwen.

De tweelingen waren op tijd naar bed gegaan en lagen volgens het oordeel van mevrouw al lang veilig in de daartoe gebruikelijke armen van den god Morpheus.

Niet alzoo!

De tweelingen hadden dien avond geenszins den slaap willen vatten.

Eerst hadden ze daartoe worstelwedstrijden gehouden in hun hansop.

Fritsje was Pawnee-Bill en Jantje fungeerde voor Dirk van den Berg.

Pawnee-Bill echter spotte met de ongeschonden reputatie van den ‘Derk’ en smeet hem met z'n neus tegen de waschtafel, zonder noodlottige gevolgen gelukkig voor de lampetkan. Daarop ging Dirk van den Berg een deuntje dreinen.

Met den arm om z'n hals trachtte Pawnee-Bill

[pagina 162]
[p. 162]

vrede te sluiten door een ander spelletje voor te stellen.

Dirk van den Berg ging er na herhaalde smeekingen toe over.

En zoo speelden ze dan tot negen uur circa: ik zie, ik zie, wat jij niet ziet.

De een moest dan één of andere kleur uit de slaapkamer in de gedachten nemen en de andere moest raden, waar die te vinden was.

Terecht merkte Pawnee-Bill na eenigen tijd weer op, dat het toch een erg flauw spelletje was, waarop eendrachtig besloten werd, wat over de boven-verdieping te sluipen.

Daar was tenminste een ietsje moed voor noodig in 't donker.

Zoo kwamen de twee heertjes in hun hansopjes en op de bloote pootjes dan in de kamer van Flip.

Het zilveren maanlicht (maanlicht behoort in boeken altoos van zilver te zijn) viel in de kamer en juist knipoogde het maankereltje vriendschappelijk tegen Key en Pil, toen de blikken der tweelingen op hen vielen.

De aanblik van 't edel schoenenpaar wekte aangename herinneringen en scheen Fritsje opnieuw iets heel, héél leuks te inspireeren.

Althans hij holde regelrecht terug naar z'n slaapkamertje en kwam met een lang eind touw terug uit z'n onuitputtelijke broekzakken.

‘O,’ zei Jantje en weg holde ook hij om met dezelfde toerusting terug te keeren.

Ze hadden immers alles gemeen.

Behalve dan 't blauwe oog, dat Dirk van den Berg alleen had.

Key en Pil werden nu aan 't lijntje geknoopt, 't raam ging open en op de knieën ieder op een stoel zittend voor de vensterbank, lieten ze het broederpaar zachtkens neer, tot het argeloos op de straat stond.

Er kwam een jongen fluitend aan.

[pagina 163]
[p. 163]

Juist viel een groote gulp maanlicht op het huis der Terlouwen.

‘Verdikkeme, een paar schoenen’, schrok de jongen.

Een greep... en statig rezen Key en Pil langs z'n neus omhoog.

Boven kraaiden de tweelingen op gevaar af pa en ma hun misdadig spel te verraden.

‘Lollig, hoor,’ schreeuwde de jongen en fluitend ging hij zijns weegs.

Spiedend keek Fritsje uit het raam naar nieuwe slachtoffers.

Er kwam niets en heimelijk maakten de tweelingen er hun vader verwijt van, dat hij niet op de Hoogstraat of in een andere drukke straat woonde.

't Was hier veel te stil.

Sssst.

Jantje trok Fritsje aan z'n mouw. In de verte naderde een juffrouw met een waggelend kapothoedje op 't hoofd en een waschje onder den arm.

Argeloos naderde ze.

Vlak onder 't raam, waar de tweelingen loerden, voelde ze ineens een schok op haar kapothoedje en op 't zelfde oogenblik gleed een zwart ding voor haar oogen.

Nu geloofde juffrouw Klappers niet aan geesten. Heelemaal niet.

Maar zulke vreemdsoortige gewaarwordingen in zoo'n huiverig stille straat...

Brrr. Juffrouw Klappers rilde en liet haar waschje vallen.

Toen hoorde ze verdachte geluiden boven haar hoofd, ze keek en op dit oogenblik glitsten juist twee witte kopjes binnen 't raam, gevolgd door twee donkere voorwerpen.

Juffrouw Klappers maakte haar gevolgtrekkingen.

‘Schurreke, een oud minsch, wach effe, ik sel je.’

Belgerinkel alsof heel Rotterdam in lichte laaie stond, verscheurde de deftige stilte van het heerenhuis.

[pagina 164]
[p. 164]

In een wip waren de touwen in de schoenen en hingen Key en Pil argeloos aan den wand.

't Raam ging dicht en de tweelingen schoten in hun bedjes.

Er klonk een stap op de trap... de kamer der tweelingen ging open...

‘Ze slapen als rozen, de kinderen,’ zag mevrouw.

Vooral Pawnee-Bill snurkte erg onnoozel.

't Ging nu naar Flip's kamer... 't raam ging open...

‘Daar was 't,’ scheen juffrouw Klappers te wijzen.

‘U schijnt u toch te vergissen,’ riep mevrouw.

‘Vergisse, vergisse. Om de drommel niet.’

Mevrouw scheen weer naar beneden te gaan, de tweelingen hoorden nog lang spektakel in de gang, toen viel de deur met een harden klap dicht.

‘Ze is weg,’ concludeerde Jantje.

Ook Fritsje kwam op den rand van z'n ledikantje.

‘Wat ging het fijn, hè?’

Omdat het zoo fijn ging, werd onmiddellijk besloten het spelletje nog wat voort te zetten.

Toen ze zich dus weer veilig waanden, hernamen ze hun positie aan Flip's raam.

Ze hadden wel kunnen juichen.

Beneden bij de deur stond een paartje. Paartjes hebben altijd gróóte aantrekkingskracht voor de plagende jeugd; dat zit er al vroeg in.

En toen Fritsje wat nauwkeuriger uit het raam blikte, toen ontdekte hij, dat het vrouwelijk deel van 't stel z'n zus van zeventien jaar was.

Ze keken elkaar aan. Die was toch naar een feestje?

En nu... met een meneer.

De tweelingen begrepen ondanks hun jeugd, dat zulks minstens even clandestien was voor Corrie, als 't pas ontdekte spelletje voor hen.

Hier was geen gevaar te duchten.

En heel behoedzaam zakten twee donkere voorwerpen, één gericht op 't kaasbolletje van hun aan

[pagina 165]
[p. 165]

staanden zwager en één precies tusschen 't stel in.

‘Toe ga nou,’ drong Corrie, ‘als pa komt, of ma.’

Juist toen ze de aangezichten tot elkaar overbogen om meer intiem afscheid te nemen, zakte een zwart voorwerp geluidloos tusschen hen in... Corrie gaf een gilletje en trok haastig haar gezicht van onder 't teeder buigende Kaasbolletje weg, dat meteen een duw op 't plafond kreeg.



illustratie

Het Kaasbolletje echter had meer tegenwoordigheid van geest dan juffrouw Klappers en met één ruk hield hij Pil in z'n handen.

Het scheen altijd noodlottig te moeten worden als Key en Pil uitverkoren werden tot speelmakkers van de tweelingen.

En 't scheen wel of ze altijd moesten dienen om excessen in de liefde der jeugdige Terlouwen te verhoeden.

Doch nu kwam Pawnee-Bill geheel met het hoofd uit het raam en schreeuwde brutaalweg:

‘Geef-ie terug, Corrie, of... we zeggen het van die knul... en die zoen.’

Corrie ging door den grond.

‘Enfant terrible,’ glimlachte 't Kaasbolletje, echter niet zoo gerust als hij schijnen wilde.

‘Geef dien schoen maar hier,’ drong Corrie.

En weldra was ze binnen, holde naar boven en gaf den schoen zoo lief mogelijk terug, geheel onmachtig om den anders zoo goed werkenden invloed van oudere zuster op de twee misdadigers te doen gelden, hoewel ze dorstte naar wraak.

Ja, zelfs ging ze zoover de tweelingen caramels te geven. Tot een verzoek om stilzwijgendheid echter

[pagina 166]
[p. 166]

kòn ze zich niet verlagen tegen deze kereltjes.

Maar Fritsje begréép.

‘Zijn ze van die knul,’ vroeg hij zalig smakkend.

Corrie moest zich het ‘knul’ van den uitverkorene haars harten gedwee laten welgevallen en zei:

‘Nu, gauw naar bed, dan zal ik niets zeggen.’

Deze zwakke poging tot herstel van haar geknakt zusterlijk prestige sorteerde evenwel niet het minste effect.

‘Dat dùrf je toch niet,’ wist Jantje brutaal.

En de tweelingen waren niet naar bed te krijgen en zoo ging Corrie dus maar onverrichterzake heen, zich voornemend der tweelingen mond letterlijk en figuurlijk de eerstvolgende dagen met caramels te stoppen.

De tweelingen werden nu stoutmoedig, terwijl ze juist hun spel hadden moeten staken om het andere avonden met succes toe te passen.

Daar kwam weer iemand aangestapt met vluggen stap.

Het was een heer.

Vliegensvlug daalden Key en Pil naar omlaag en met een bons kwam Key op des mans hoed neer. Pil miste schromelijk.

De heer hield stil, keek naar boven en zag twee hoofdjes naar binnen glitsen:

‘Ha, rakkers, ik zal je.’

Dat had juffrouw Klappers ook gezegd, maar die stem...

De tweelingen verstijfden.

Die stem... kenden ze.

Het was de stem huns gestrengen vaders.

Toch lagen ze in minder dan geen tijd onder de wol.

Op de trap klonk reeds een zware stap, gevolgd door een lichtere.

‘Ach nee, man, je zult je vergissen,’ hoorden ze mama pleiten.

‘Neen, neen, je zult het wel zien,’ antwoordde pa.

[pagina 167]
[p. 167]

‘Zie je wel ze slapen, de kinderen,’ zei mama op de bedjes wijzend.

Meneer Terlouw, zakenman, niet gewend om veel ijdele woorden te gebruiken, sloeg de dekens op en daar één, twee, drie, daar gingen eerst Pawnee-Bill en daarna Dirk van den Berg over de knie.

Het bleek inderdaad, dat ze goed wakker waren.

En daar stonden nu de armzalige, dreinende caricaturen van wereldberoemde worstelaars met brandende bibs in hun hansopjes voor het bliksemende oog huns vaders. Alles moest opgebiecht worden.

En ze deden het eerlijk, zoo eerlijk dat Corrie stond te klappertanden, maar van 't Kaasbolletje zwegen ze tot opluchting van 't zusterlijk gemoed, want de tweelingen waren wel ondeugend, niet valsch.

Den volgenden dag vergoedde Corrie met veel suikergoed het pijnlijk slot van den heerlijken avond der tweelingen, maar het gevaarlijke spelletje met Key en Pil was voor goed uit.

De herinneringen daaraan waren te wreed.

De tweelingen zouden echter geen tweelingen geweest zijn, als ze niet nog weer gelegenheid zouden gezien hebben om Key en Pil in een of ander gevaarlijke aangelegenheid te betrekken.

De aanwezigheid der tweelingen scheen nu eenmaal voor het edel schoenenpaar een voortdurend, dreigend gevaar te moeten opleveren.

Zelfs een gevoelige waarschuwing van Flip zou niet in staat blijken te zijn, Key en Pil te behoeden voor verdere noodlottige plannen der tweelingen.

Ook een geduchte vermaning van pa zou vergeten zijn eer ze hun vingertjes weer naar de geliefde voorwerpen van Flip gingen uitstrekken.

Corrie vertelde den volgenden avond het heele geval aan het Kaasbolletje, die heel nieuwsgierig was naar z'n aanstaande zwagers.

Hij zou echter die nieuwsgierigheid nog eenige jaren moeten opschorten.

[pagina 168]
[p. 168]

Voorts zag 't Kaasbolletje zich nog vele weken lang genoodzaakt voor de veiligheid van Corrie schatting in zoetigheid aan zijn beide jeugdige zwagers te betalen. En bleef de schatting eens wat lang uit, dan deed een enkele aanmaning aan 't adres van Corrie direct wonderen, want de tweelingen lieten niet met zich spelen, dit moest 't Kaasbolletje nu al vast maar gaan weten.

Hij liet zich dan ook maar niet meer of zeer weinig in de stille straat zien, daar hun jonge liefde toch voortdurend bedreigd werd in de nabijheid der tweelingen, waar Corrie er geenszins voor instond, dat ze met caramels een volgende maal de stilzwijgendheid van Frits en Jantje zou kunnen koopen. En grootere offers permitteerden haar financiën heusch niet.

De tweelingen waren echte paedagogen, vooral als ze bijgestaan werden door Key en Pil.

Weldra zou echter heel Rotterdam gelegenheid krijgen om zij het dan ook in de krant, kennis te maken met de tweelingen, 't geen echter alleen met behulp van Key en Pil zou kunnen geschieden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken