Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Stijfkopje omnibus (onder pseudoniem Ankie Aalders) (ca. 1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Stijfkopje omnibus (onder pseudoniem Ankie Aalders)
Afbeelding van Stijfkopje omnibus (onder pseudoniem Ankie Aalders)Toon afbeelding van titelpagina van Stijfkopje omnibus (onder pseudoniem Ankie Aalders)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.83 MB)

Scans (19.26 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Stijfkopje omnibus (onder pseudoniem Ankie Aalders)

(ca. 1970)–H.P. van den Aardweg–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 28]
[p. 28]

Hoofdstuk II.

Nieuwe plannen.

Zo gingen de dagen voorbij.

Mevrouw Van Stralen was geopereerd en alles had zich goed laten aanzien.

De dokters voorspelden haar:

‘Over twee dagen mag U het ziekenhuis uit!’

Mevrouw Van Stralen was in de wolken en zij kon bijna niet wachten totdat Willy haar het gebruikelijke middagbezoek bracht.

Ook Willy vond het heerlijk, dat haar moeder weer thuis zou komen.

Natuurlijk zou moeder de eerste tijd nog een kalm leventje moeten hebben, maar gaandeweg zou het weer beter gaan.

Ook meneer Van Stralen was, zoals men zich gemakkelijk voorstellen kan, buitengewoon in zijn schik, dat alles zo vlot en zo vlug verlopen was. Een gezonde vrouw in huis was toch maar alles, vond hij, en daar had hij gelijk in.

En moeder kwam thuis.

Stralend!

In een huis vol bloemen!

Het leek wel een tuin in volle zomer.

Ontroerd zei mevrouw tegen haar man en haar dochtertje:

‘Wat hebben jullie me verwend!’

Er was nog meer goed nieuws.

[pagina 29]
[p. 29]

Vader vertelde, dat het de laatste dagen in zijn bedrijf weer stukken beter ging en dat hij enkele grote orders, waarop een goede winst zat, gekregen had.

Dat vond moeder, die altijd met de zaken van haar man meeleefde, natuurlijk heerlijk om te horen. Zo werd haar thuiskomst in alle opzichten een gelukkige thuiskomst!

Op een middag moest Willy haar vader een aangetekende brief, die aan het woonhuis bezorgd was, naar zijn kantoor brengen.

Vader was niet alleen.

Hij had een heer op bezoek.

Het bleek monsieur Duval te zijn, een leverancier uit Parijs.

Willy vond het prettig om haar Frans eens in de praktijk te kunnen oefenen. Hoewel zij het natuurlijk niet zo vlot sprak als haar eigen Nederlands, viel het haar toch aardig mee. Zij kon aardig haar mondje roeren en weldra was zij in een geanimeerd gesprek met monsieur Duval, die een volbloed Parijzenaar was en haar alles omtrent de stad vertelde.

De ogen van Willy begonnen te schitteren.

Wat zou zij het verrukkelijk vinden om dat mooie Parijs, dat de Lichtstad genoemd werd, eens met eigen ogen te aanschouwen!

Op een zeker moment zei monsieur Duval:

‘U kunt best een paar maanden bij mij op kantoor komen werken.... in mijn huis is plaats voor U, om te wonen.... als het U niet te stil zal zijn, want wij hebben geen kinderen!’

Willy keek haar vader aan.

Deze zweeg.

Wat moest hij ook zeggen?

Maar hij begreep heel goed, dat zijn dochtertje

[pagina 30]
[p. 30]

verwachtte, dat hij iets in het midden zou brengen naar aanleiding van het geopperde plan van de heer Duval.

En daarom zei hij:

‘Monsieur Duval komt morgenavond bij ons thuis en dan zullen we er nog eens over spreken!’

Aan de toon van de stem van haar vader hoorde Willy, dat hij niet geheel afwijzend tegenover het voorstel van zijn Parijse collega stond.

Willy koesterde de beste verwachtingen.

Vader zei tegen haar:

‘Zeg straks nog maar niets aan moeder.’

Stijfkopje beloofde dit.

Toen nam zij afscheid.

Door een mooie stad liep zij naar huis.

Was de stad mooier dan anders?

Natuurlijk niet.

Maar in het blijde vooruitzicht zag Stijfkopje het zo.

De zon scheen heerlijk.

De lucht was blauw.

Willy dacht aan haar moeder.

Die was na de operatie geheel en al opgeknapt.

De dokter had gezegd:

‘Het heeft haar al maanden dwars gezeten! Iets dergelijks kan met een blindedarmontsteking.

Moeder fleurde zienderogen op.

Dat deed Willy ontzettend veel genoegen.

Zij kreeg hoe langer hoe meer plezier in haar leven.

Zij zou haar vader als bondgenoot krijgen bij haar plannen om naar Parijs te gaan.

Ja, als moeder zich niet al te erg verzette!

Maar die kans leek haar niet zo bar groot.

Mevrouw Van Stralen was steeds buitengewoon

[pagina 31]
[p. 31]

meegaand in alles wat haar enige dochter betrof. Mevrouw Van Stralen was geen neenzegster!

Parijs!

Het zong Willy door het hoofd!

Zij probeerde zich te herinneren wat zij er allemaal van wist.

Parijs!

De Eiffeltoren!

De Notre Dame!

Het Graf van Napoleon!

De Champs-Elysées!

En wat allemaal nog meer!

Wanneer zij dit alles eens met eigen ogen aanschouwen ging, wat zou dat heerlijk zijn!

Parijs! Parijs!

Het zong door haar hoofd als een schoon en lokkend lied!

Jammer, dat zij er nog niet met haar vriendin Meta over spreken kon! Dat kon zij pas als alles in kannen en kruiken was.

En zover was het nog niet.

Rustig en vertrouwend afwachten!

Een slagersjongen op een fiets reed haar voorbij en riep:

‘Juffie, loop je te slapen?’

Ja, het leek wel alsof ze liep te dromen! Zij moest voorzichtig zijn in het drukke verkeer, want een ongeluk lag in een klein hoekje!

 

Mevrouw Van Stralen was dadelijk zeer ingenomen met monsieur Duval, die zij een aardige, hoffelijke man vond en die zo boeiend over Parijs en Frankrijk sprak.

Eindelijk bracht vader het plan van de Franse zakenvriend op het tapijt.

[pagina 32]
[p. 32]

Hoe dacht zijn vrouw er over?

Ja, hoe moest zij er over denken?

Zij keek Willy eens aan.

Die had er wel zin in.

Natuurlijk.

Welk ondernemend meisje had er geen zin in om naar Parijs te trekken.

Maar wanneer zou het moeten gebeuren.

Ja, dat was een beetje moeilijke aangelegenheid.

Heel moeilijk.

Want er was haast bij.

Monsieur Duval had gauw iemand nodig.

Het liefst had hij, dat Willy meteen met hem meereisde.

En dat wilde zeggen: over enkele dagen.

Maar de school?

Willy had nog geen einddiploma.

Zij begon haar zaak echter met de nodige energie te bepleiten.

De school?

Wat kon haar dat diploma schelen?

En zij zei:

‘In die tijd in Parijs leer ik meer dan ik in vele jaren op school kan leren!’

Daar had zij bij haar vader mee in de roos geschoten, want die dacht er precies zo over.

Op de praktijk kwam het in het leven aan en niet op schoolkennis.

En dat zei hij ook.

Ja, als vader er zo over dacht, dan had moeder geen bezwaren meer.

Zij zei:

‘Dan moest je het maar doen, kind!’

Ook vader knikte en zei:

‘Ik zou het maar doen en de rest maak ik wel in

[pagina 33]
[p. 33]

orde met de directrice, die natuurlijk wel ietwat uit haar humeur zal zijn, denk je niet?’

Er werd algemeen gelachen, toen Willy zei:

‘Ik zal haar een mooie kaart sturen. Ze is dan beslist weer zoet!’

Ook monsieur Duval was in zijn nopjes.

Hij deed veel zaken met Nederland en hij wilde een meisje hebben, dat de Nederlandse taal zeer goed beheerste.

Nu, daar ontbrak het bij Willy niet aan.

Maar nu kwam er nog een uiterst gewichtig punt aan de orde....

Het salaris!

Dat was voor Willy iets nieuws.

Salaris!

Een mooi en een aantrekkelijk woord.

Monsieur Duval nam haar bij zich in huis. Dus een dak boven haar hoofd en eten had ze al.

Willy zei zonder verder na te denken:

‘Dat is meer dan voldoende, meneer!’

Maar daar dacht de Parijzenaar heel anders over.

Hij schudde zijn hoofd.

Nee, zó ging het niet.

Er moest ten slotte ook een salaris zijn.

Om kort te gaan: er werd overeengekomen, dat Willy nog tweehonderd gulden in de maand in Frans geld in haar zak zou krijgen.

Zij vond het een groot kapitaal.

Tweehonderd gulden voor háár!

En de reis naar Parijs was natuurlijk voor rekening van monsieur Duval.

Op deze manier was alles schitterend tot een oplossing gekomen.

Vader zei opeens:

‘Zij kan wel eens lastig zijn!’

[pagina 34]
[p. 34]

Waartegen Willy natuurlijk heftige woorden van protest liet horen.

Maar de heer Van Stralen deelde zijn zakenvriend mede, dat zij wel stijfkopje genoemd werd. Meneer Van Stralen, die dit woord niet kende in het Frans, had het eerst in een woordenboek opgezocht.

Maar monsieur Duval zei:

‘Ik houd van die meisjes!’

Daar zag hij ook wel naar uit.

Hij was zelf van klein af begonnen en had met een grote wilskracht bereikt wat hij tot heden bereikt had.

In zijn jeugd had zijn vader hem ook vaak voorgehouden, dat hij stijfhoofdig was. Maar dat was alleen maar doorzettingsvermogen geweest.

Zo zou het met Willy ook wel zijn.

Het meisje wierp hem een dankbare blik toe.

Zij was er van overtuigd, dat zij het goed met haar nieuws baas zou kunnen vinden.

Toen begon monsieur Duval te spreken over iets waarvoor Willy reeds grote belangstelling koesterde, maar zij had er nog niet over durven beginnen.

Wat dat iets was?

Heel eenvoudig:

Mevrouw Duval!

Hoe zou die zijn?

Zou Willy met de vrouw des huizes kunnen opschieten?

Die vraag had zij zich in stilte al meermalen gesteld. Zij zat natuurlijk wel de gehele dag op kantoor, maar zij had thuis in de eerste plaats te maken met mevrouw.

Monsieur Duval had een verrassing.

Hij zei:

‘Gisterenavond heb ik mijn vrouw uit het hotel

[pagina 35]
[p. 35]

al opgebeld. Ik vertelde haar, dat er kans was, dat we een Hollands meisje in huis kregen. En zij was meteen in de wolken. Zij zei, dat Willy onze Franse dochter zou worden.

Dat vond het meisje aardig opgemerkt en het nam meteen een pak van haar hart.

Madame Duval zou dus best meevallen.

Er werd die avond nog heel wat gesproken, vooral ook over de werkzaamheden, die Willy in de Lichtstad te verrichten zou krijgen.

Vader en moeder Van Stralen dachten, terwijl zij Willy zo met monsieur Duval hoorde praten:

‘Stijfkopje is groot geworden!’

Ja, een hele jongedame!

Moeder voelde ook, dat het eenzaam in huis zou worden bij het vertrek van Willy, maar zij zei er niets over, omdat zij het meisje niet verdrietig wilde maken. Maar wat was Willy groot geworden! Heel groot! De jaren waren voorbij gevlogen. Als een ademtocht, vond moeder Van Stralen.

 

Willy stond gepakt en gezakt.

Haar koffers waren gereed.

Aanstonds ging zij naar het station.

Nu was zij toch werkelijk een beetje zenuwachtig.

Meneer Duval zou haar aan het station ontmoeten in de grote vestibule.

Vader had gezegd:

‘Je gaat maar alleen!’

Hij vond het beter, dat moeder niet meeging naar het station om het afscheid gemakkelijker te maken. En hijzelf had onmogelijk de tijd, omdat er aanstonds een zakenvriend bij hem thuis op bezoek zou komen.

[pagina 36]
[p. 36]

Willy keek op de klok.

Als de taxi op tijd was zou hij over een minuut voorrijden.

Daar ging de bel al.

De taxi!

Vader zei een beetje schor, met een poging om te schertsen:

‘Het is het grote ogenblik, kind!’

Willy lag in de armen van haar moeder.

Er kwamen enkele tranen.

Daar kon zij echt niets aan doen.

‘Houdje goed, liefje,’ zei mevrouw Van Stralen, terwijl zij Willy over de haren streek.

Het meisje beloofde in een snik:

‘Ik schrijf gauw!’

Toen nam zij afscheid van haar vader.

Deze kuste haar hartelijk en bond haar nog eens op het hart:

‘Als het je niet bevalt in Parijs, denk er dan altijd aan, dat je hier te allen tijde een dak boven je hoofdje zult vinden, lieverd!’

Willy knikte hem door haar tranen heen toe.

Toen greep zij haar twee koffers en een tas en liep gauw naar beneden.

Daar stond de taxi.

De chauffeur maakte gedienstig de deur open, nadat hij de koffers in de bagageruimte gezet had en zei:

‘Stapt U in, dame!’

Vooral het laatste woordje klonk Willy goed in de oren.

Zij keek naar boven.

Achter het raam stonden vader en moeder, die haar toewuifden.

Zij dacht:

[pagina 37]
[p. 37]

‘De lieverds!’

Willy wuifde hard terug.

Toen stapte ze in.

De auto reed meteen weg.

Willy voelde zich een hele dame - inderdaad! - terwijl zij daar zo door de straten van de drukke stad naar het grote station reed.

Nu was zij dus onderweg naar Parijs!

Parijs!

Het zong ineens weer in haar:

‘Parijs! Parijs! Parijs! Parijs!’

Willy keek uit het raampje.

Allemaal bekende straten!

Wat zou zij dit alles in lang niet terugzien, want het zou zeker een half jaar duren, voordat zij weer in de goede, oude stad van haar inwoning terugkeerde.

Zij had tegen zichzelf de gelofte afgelegd:

‘Een jaar houd ik het in elk geval uit!’

Ja, een jaar zou zij het in elk geval in de grote stad Parijs uithouden!

De taxi had het station bereikt.

Vlug stapte Willy uit en rekende met de chauffeur af.

Het bedrag stond nauwkeurig op de meter vermeld.

In de vestibule kwam meneer Duval reeds op haar toelopen.

‘Ha, bonjour, mademoiselle!’

In het Frans begroette Willy hem.

De laatste dagen had zij in haar vrije uren nog veel aan Frans gedaan. Zij besloot in Parijs veel Franse dagbladen te lezen. Eén van haar leraressen had eens gezegd, dat het lezen van dagbladen de beste methode was om gauw goed thuis te raken in

[pagina 38]
[p. 38]

een vreemde taal, omdat men in een dagblad las wat de mensen met elkaar spraken.

Dat leek Willy zeer aannemelijk.

Meneer Duval had de kaartjes al.

Hij zei:

‘We hebben alle tijd!’

Op het eerste perron stond de trein.

‘Willen we nog een kopje koffie eerst drinken?’

Willy, die de gehele ochtend niets gehad had - zij had haar ontbijt niet door de keel kunnen krijgen - had veel zin in een goed kop koffie en knikte geestdriftig van ja.

Even later zaten zij in rieten stoelen het gewoel op het station aan te zien.

Toch wel gezellig.

Toen kwamen bij Willy de gedachten aan huis weer op. Toch wel triest, dat moeder nu altijd zo alleen zou zijn! Maar zij probeerde die gedachte een beetje naar de achtergrond te dringen door tegen zichzelf in stilte te zeggen:

‘Vroeger zat ik toch ook de gehele dag op school!’

Ja, dat was waar.

De koffie werd gebracht.

Willy genoot er van.

De trein stond gereed. Hier en daar waren nog enkele mannen met hamers bezig om iets te onderzoeken.

Monsieur Duval zei:

‘Het wordt tijd, dat we instappen. Over vier minuten vertrekken we!’

Even later zaten zij geïnstalleerd in een eerste klas coupé.

‘Deftig!’, vond Willy.

Er werd gefloten.

De trein zette zich in beweging.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken