Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frits van Duuren (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frits van Duuren
Afbeelding van Frits van DuurenToon afbeelding van titelpagina van Frits van Duuren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.28 MB)

ebook (5.89 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frits van Duuren

(1928)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XII.
Tien jaar. - Arme Hector.

Toen zijn zuster Bep examen had gedaan en pianoleerares was geworden, kreeg zij het zóó druk met lessen geven, dat zij nu zoowat in het geheel geen tijd meer had, zich met Frits te bemoeien. Nu had hij alleen nog maar zijn hond en zijn boezemvrienden Willy Pluck en Hans Woesting, om den tijd aangenaam te passeeren.

Maar Hector was den laatsten tijd zoo dartel en

[pagina 109]
[p. 109]

speelsch niet meer als vroeger en Frits had weinig succès meer met nieuwe kunsten. Toch hield de jongen evenveel van zijn viervoetigen kameraad, dien hij door een noodlottig ongeluk zou verliezen.

Het was Zondag en prachtig wandelweer.

's Middags ging de familie van Duuren een wandeling maken naar het westelijk gedeelte der stad, waar zooveel nieuwe avenue's en plantsoenen en singels aangelegd werden.

Mevrouw liep met Bep een eindje vooruit, Papa volgde met Frits, en Hector snuffelde zoowat overal rond.

Op zeker oogenblik liep Hector nabij de rails van de tram op den Eendrachtsweg, toen de electrische tram naderde.

Frits floot den hond, die dadelijk naar hem toekwam. De electrische tram reed ongehinderd door, maar van de andere zijde kwam er een rijtuig, met twee paarden bespannen.

't Gebeurde in twee seconden... Hector kreeg een trap van een der paarden, viel om en 't volgende oogenblik kreeg de arme hond de wielen over het lichaam.

Bep gilde van angst en ontzetting, Frits gaf een schreeuw van schrik en holde naar zijn armen hond, die kreunend en jankend op de straat bleef liggen.

Dadelijk was er een massa menschen om den armen hond geschaard. Het stomme dier keek zoo pijnlijk zijn baasje aan, dat Frits de tranen in de oogen sprongen. Hij streelde Hector en sprak hem snikkend toe.

Ieder der omstanders wist wat te zeggen.

‘Z'n ribben zijn bepaald gebroken,’ zei er een.

‘Dat beest gaat toch dood.’

‘Woont hier geen veearts in de buurt?’

‘Och wat, daar is immers toch niets aan te doen?’

[pagina 110]
[p. 110]

‘Gooit hem maar in het water, mijnheer.’

Mijnheer van Duuren wist niet wat hij er mee beginnen moest.

Den armen hond hier laten liggen, dat wilde hij niet.

Hem zèlf naar huis dragen al evenmin.

Gelukkig was een der omstanders bereid, dat voor een belooning te doen.

Papa sprak nu met mevrouw en Bep af, dat zij rustig met Frits zouden doorwandelen. Maar Frits wou met alle geweld met Hector en pa mee.

‘Neen, dat gaat nu niet,’ sprak zijn vader. ‘Ik zal een veearts opzoeken en als je thuis komt zal Hector weer beter zijn.’

Maar half getroost door deze woorden liet Frits zich door zijn moeder en zuster meenemen. Zij trachtten hem op allerlei manieren af te leiden, maar de jongen zag telkens weer in gedachten, hoe het rijtuig over den armen Hector reed.

Het was wèl een treurige wandeling dien Zondag.

Mijnheer van Duuren wist op de Nieuwehaven een bekend veearts te wonen, die Bakker heette.

Deze bekeek en betastte den armen, overreden Hector, hoorde het verhaal van het ongeluk aan en schudde meewarig het hoofd.

‘Daar zal weinig aan te doen zijn, mijnheer. Het beest is inwendig heel zwaar gewond en 't beste is maar, dat u hem thuis aan een fleschje laat ruiken, dat ik u meegeven zal.’

‘Verdooft dat de pijn?’

De veearts knikte.

‘Ja, en voor goed, voor altijd. 't Is de eenige manier, om den stakkerd uit zijn lijden te helpen, want de pijn, die dit dier lijdt, moet inderdaad verschrikkelijk zijn.’

De veearts gaf daarop den heer van Duuren een

[pagina 111]
[p. 111]

klein fleschje mede en daarop liet deze Hector naar huis brengen.

In de keuken legde hij het ongelukkige dier op een matje.

‘Arme hond,’ zei papa, ‘ik zal je wel van die pijn afhelpen.’

Dankbaar keek Hector hem aan, alsof hij zeggen wilde: ‘ga je gang maar, baas, er is toch niets meer aan te doen.’

Toen opende mijnheer de stop van het fleschje en hield het onder Hector's neus.

Ja, de pijn verdween meer en meer, het verdoovend middel werkte; nog even opende hij de oogen.

‘Dank je wel, baas,’ zeiden die oogen.

Hector voelde geen pijn meer, hij strekte zich op het matje uit en zijn oogen sloten zich voor altijd.

Hector was dood.

Toen Frits met Moeder en Bep thuiskwam, wilde hij dadelijk naar zijn vriendje gaan zien.

Maar zijn vader hield hem tegen.

‘Ho jongen, zachtjes aan. Wat wou je doen?’

‘Naar Hekkie gaan, vader.’

In de keuken lag de arme hond stijf en stil.

Frits bukte zich en streelde hem zachtjes.

‘O vader... wat is hij koud... en stijf!... O... hij is dood!’

‘Ja jongen, en dat was het beste voor hem. Nu heeft hij geen pijn meer en er was toch heusch niets aan te doen!’

Frits was wanhopig.

Hij liet zich echter door vader meenemen naar de kamer, waar hij stil in een hoek bleef weenen om zijn lieven vriend.

Frits kon en wilde dien dag niet meer eten en diep ongelukkig ging hij 's avonds naar bed.

Den volgenden morgen was Hector verdwenen,

[pagina 112]
[p. 112]

vader had hem stilletjes laten begraven.

 

De eerste dagen na dit ongeluk, den armen Hector overkomen, was Frits troosteloos. Nòch zijn moeder, nòch Bep, nòch zijn vrienden konden hem het geleden verlies doen vergeten.

Maar de tijd heelt alle wonden en ofschoon Frits steeds met weemoed aan zijn lief vriendje bleef denken, werd hij toch langzamerhand weer de oude.

Het zal misschien een dag of zes na dien noodlottigen Zondag geweest zijn, toen Frits op een avond, terwijl hij van het Park huiswaarts keerde, in de Westerstraat een rijtuig naderen zag, met twee paarden bespannen.

Het was, alsof hij een electrischen schok kreeg.... want onmiddellijk herkende hij zoowel den koetsier als het heele span!

Dàt was het rijtuig, dàt waren de paarden, dàt was de koetsier, en zij hadden hem van zijn lieven Hector beroofd!

Bliksemsnel gingen die gedachten door zijn hoofd en dadelijk was zijn besluit genomen.

Als een pijl uit den boog rende hij het rijtuig na en sprong er achter op.

Het was nimmer Frits' gewoonte, om zich op die manier kosteloos te laten vervoeren, maar nood breekt wetten en ditmaal kon hij op geen andere manier zijn doel bereiken.

Hij wilde weten, wie de stalhouder was.

Het rijtuig reed de halve stad door en hield eindelijk stil voor een stalhouderij aan den Coolsingel.

‘Mooi,’ mompelde Frits, terwijl hij er afsprong, ‘nu weet ik meteen, wie mijn armen bond vermoord heeft. Die man zal plezier van mij beleven. Koetsier nummer veertien. Dat zal ik onthouden.

Dienzelfden avond werd de stalhouder opgebeld,

[pagina 113]
[p. 113]

wat natuurlijk voortdurend gebeurde.

‘Hallo... Stalhouderij Vliegwiel.’

‘U spreekt met Van Mierenstein, Blommerdijksche laan, 476.’



illustratie

‘Jawel, mijnheer.’

‘Heeft u een grooten open wagen, een Jan Plezier?’

‘Jawel. Wij hebben er een voor twaalf, een voor twintig en een voor acht en twintig personen.’

‘Heel goed. Wilt u dan met den grootsten wagen komen Zaterdag-middag om twee uur aan mijn huis?’

‘Heel best, mijnheer. Voor hoe lang zal het zijn?’

[pagina 114]
[p. 114]

‘O, tot 's avonds acht uur. Wat is de prijs?’

‘Vier gulden per uur, mijnheer.’

‘Best, al was het vijf. Ik reken er op, Zaterdagmiddag twee uur Blommerdijksche laan 476, Van Mierenstein.’

‘Ik zal 't noteeren, mijnheer.’

‘O ja, en dan nog iets. Ik wil alleen koetsier nummer veertien hebben.’

‘Ook goed, dat is Bikkers, nietwaar?’

‘Juist, nummer veertien is Bikkers. Dank u wel. Dag mijnheer.’

De stalhouder legde de telefoon op de haken en wreef zijn handen van plezier. Sapperloot, dat was een buitenkansje! Vier gulden per uur van twee tot acht. Verbazend jammer, dat ik niet vijf gulden gezegd heb, dat was ook goed geweest.

‘Zeg, Bikkers.’

‘Ja baas?’

‘Morgenmiddag om twee uur met den grooten open wagen voorkomen bij Van Mierenstein, Blommerdijksche laan. Ken je die lui?’

‘Nooit van gehoord.’

‘Nou afijn, ze moesten juist jou hebben.’

‘M'n zorg. 't Is me een pretje met die groote kast te moeten rijden. Een bok, daar je van aftuimelt als je over een put rijdt.’

De baas bekreunde zich daar niet om en ging tevreden in zijn kantoortje.

 

Dien Zaterdagmiddag gingen Frits met Willy Pluck en Hans Woesting per tram naar de Blommerdijksche laan. De twee vrienden waren door Frits geheel op de hoogte gebracht met den stand van zaken, en alle drie verlangden ze naar het oogenblik, dat het buitengewone rijtuig voor acht en twintig personen in aantocht was.

[pagina 115]
[p. 115]

In de laan gekomen gingen de jongens daar wat rondwandelen, waarbij Frits tevens tot de ontdekking kwam, dat nummer 476 in het geheel niet bestond.

De klok sloeg twee uur.

Daar naderde van verre de groote Jan Plezier en koetsier nummer veertien zat op den ongemakkelijken, hoogen bok. Steeds meer naderde het rijtuig, maar de jongens deden of zij er niet eens bijzonder op letten.

Zoekend reed de koetsier langs de villa's.

De nummers liepen tot vierhonderd en dan begon een heel andere weg.

De man hield de paarden in en keek aarzelend rond.

Daar kwam een dienstbode aanloopen.

‘Beste meid,’ zei de koetsier, ‘woont hier ergens Van Mierenstein?’

‘Nooit van gehoord,’ zei het meisje.

‘En waar is nummer 476?’

‘Dat bestaat niet. 't Hoogste nommer is 400.’

‘Wel alle deksels.’

De koetsier deed het rijtuig wenden en zocht nog eens terdege alle villa's en woonhuizen af.

Toen kwam er een brievenbesteller.

‘Als die het niet weet, dan weet niemand het,’ dacht de koetsier en daarop vroeg hij aan den postbode:

‘Weet je ook, waar hier ergens Van Mierenstein woont?’

‘Van Mierenstein... Van Mierenstein...’ peinsde de man, ‘nee, dien ken ik niet. Ik bezorg hier al meer dan vijf jaar de brieven, maar den naam Van Mierenstein heb ik nooit gehoord.’

Nu kwam Frits aanloopen en vol belangstelling keek hij naar den plezierwagen.

‘Jochie,’ zei de koetsier, ‘weet jij hier ook een

[pagina 116]
[p. 116]

Van Mierenstein te wonen?’

Frits keek naar 't nummer 14, dat op 's mans kraag blonk en hij dacht aan zijn armen hond.

‘Wat zegt u?’ vroeg hij.

‘Of je ook Van Mierenstein weet te wonen?’



illustratie

‘Neen, wel Bikkers, en die heeft verleden Zondag een hond doodgereden op den Westersingel.’

En na deze woorden stapte Frits verder.

Toen kwam Hans Woesting aan wandelen en die zei tot den koetsier, zonder dat deze iets vroeg:

‘Van Mierenstein woont hier niet, wel Bikkers, en die heeft een hond doodgereden op den Westersingel.’

[pagina 117]
[p. 117]

De koetsier zette een paar oogen op, alsof hij spoken zag. Hij klom op den bok en reed naar de stad terug.

De patroon was ten hoogste verbaasd en teleurgesteld toen hij 't verhaal van nummer 14 aanhoorde. Maar de zaak werd hem pas duidelijk, toen er een uur later getelefoneerd werd.

‘Hallo...’ riep een stem... ‘is u daar, meneer Vliegwiel? Ik kom u bedanken voor 't rijtuig... we hebben er veel pret om gehad. U moet weten, dat uw koetsier met uw rijtuig verleden Zondag mijn hond heeft doodgereden... en nu verdient u lekker geen zesmaal vier gulden. Dag meneer Vliegwiel... de complimenten van meneer Van Mierenstein, Blommerdijksche Laan nommer 476.’

En weg was Van Mierenstein.

Stalhouder Vliegwiel smeet de telefoon neer en had een boozen avond.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken