Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Frits van Duuren (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van Frits van Duuren
Afbeelding van Frits van DuurenToon afbeelding van titelpagina van Frits van Duuren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.28 MB)

ebook (5.89 MB)

XML (0.25 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Frits van Duuren

(1928)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

XVI.
Goede voornemens en een onrustige nacht.

Met Fritsje werd het er heusch niet beter op! Er ging tegenwoordig bijna geen dag voorbij, of moeder moest hem voor het een of andere misdrijf onderhanden nemen. En intusschen werd Frits wel ouder, maar nog weinig wijzer en ofschoon hij op school in het leeren lang niet de minste was, kon hij zijn zucht tot het uithalen van allerhande dwaasheden maar niet afleeren.

Wie het meeste daaronder te lijden had, was zijn moeder.

Mevrouw van Duuren, die in den laatsten tijd toch al sukkelende was met de gezondheid werd er door de onophoudelijke guitenstreken van Frits, die zij even zoovele malen straffen moest, niet sterker op.

De woeligheid van den jongen vergde teveel van haar zenuwen en nu kon vader den jongen wel eens meer onder handen nemen, maar die had het zoo vreeselijk druk met zijn zaken, dat hem geen tijd overbleef zich bovendien nog te bemoeien met de huishouding en de opvoeding van Frits. Broer Harry was heel eenzelvig, die kwam hoogstens alleen in de huiskamer om te eten, en voor de rest was hij op het kantoor of uit. Bep had ook weer haar eigen bezigheden, liep van de eene leerling naar de andere en had al evenmin tijd om zich met Frits te bemoeien.

Zoo was dus moeder de eenige, die op hem letten kon, die met hem praatte over school en vrienden, die hem hielp bij zijn huiswerk en helaas meer dan haar lief was, hem moest bestraffen.

[pagina 142]
[p. 142]

Ondanks dat alles bleef Frits altijd vriendelijk en lief voor haar.

‘Frits,’ zei ze weer op zekeren avond tot hem, ‘laat ik je nu heusch voor het laatst waarschuwen, dat vader jou naar een kostschool stuurt, als je je leven niet betert. Den eenen dag krijgen we door jou toedoen politie aan de deur, den anderen dag wordje door den een of anderen man thuis gebracht en vanavond is de kruidenier hier een standje komen maken, omdat je met Hans en Willy een papier op zijn deur hebt geplakt, waarop jullie had geschreven: “Hier wordt vandaag alles cadeau gegeven.” Het is te begrijpen dat de man natuurlijk veel moeite gehad heeft met de menschen, die zijn koffie, thee en suiker voor niets wilden hebben. Wel foei, zulke dingen komen niet meer te pas, vooral daar je nu reeds twaalf jaar geworden bent. Je zult me nog doodziek maken door je ondeugendheid!’

Frits ging naar zijn moeder toe en sloeg de armen om haar hals.

‘Niet boos zijn, moedertje,’ vleide hij. ‘Die kruidenier is ook zoo'n echte krent, want wij halen wel eens een zakje pepermunt of peerdrups bij hem, en dan geeft hij den eenen keer net zooveel voor tien cent als den anderen voor vijf. En laatst heeft hij een zuurtje doormidden gebroken, om het juiste gewicht te krijgen. Vindt u dat nou niet krenterig?’

‘Nu ja, Frits, maar daarom mag je niet zoo ondeugend zijn, om den man te plagen en last te veroorzaken. Maar komaan, het is al bijna half tien, dus bedtijd voor je. Ga nu rustig slapen en begin morgen nu eens een brave, ijverige jongen te zijn.’

‘Goed moedertje, ik zal het doen!’ beloofde Frits en na haar hartelijk omhelsd te hebben, ging hij naar zijn slaapkamertje.

Het kamertje van Frits was gelegen aan de ach-

[pagina 143]
[p. 143]

terzijde van het huis en gaf dus ook het uitzicht op de binnenplaats en het glazen dak van de bakkerij.

Frits kwam er alleen maar om te slapen, want het was maar een heel klein vertrekje, waar behalve zijn bed en waschtafel slechts een paar stoelen stonden.



illustratie

Frits stak een kaars aan, ontkleedde zich en kroop in bed.

Nadat hij de kaars had uitgeblazen, bleef hij nog wat wakker liggen.

Ja, moeder had wel gelijk. Hij was nu twaalf jaar en het werd zachtjesaan tijd, dat hij eens wat verstandiger werd. O, hij had het zich al zoo dikwijls voorgenomen, en ook wel geprobeerd. Maar juist als hij bezig was om een nieuw en beter leven te beginnen, zag hij plotseling een mooie gelegenheid, om

[pagina 144]
[p. 144]

eens iets grappigs te doen of om ergens de proef mee te nemen. En het einde was altijd een standje aan de deur of thuisgebracht worden door een politieagent.

Dat was heel verdrietig, want op die manier moest hij altijd weer van voren aan beginnen. Maar nu zou het uit wezen met de grappen en hij zou zijn ouders eens laten zien, welk een voorbeeldig zoon hij vanaf morgenochtend zou worden.

Het was volle maan en een breede bundel heldere lichtstralen viel door het raam van zijn kamertje op den grond.

Frits was juist van plan in slaap te vallen, toen hij onder zijn bed iets hoorde ritselen.

Hij hield den adem in.

Wat was dàt?

Heel stil bleef hij luisteren.

Hoor! daar was het weer!

Triptriptrip... triptriptrip... ging het nu over den vloer. En in 't heldere maanlicht zag Frits een muisje loopen.

‘Komaan,’ dacht hij, ‘krijg ik visite? We zullen dien sinjeur eens even zien te vangen.

Frits sprong uit bed en rrrt!... weg was demuis.

‘Wacht maar, vrind,’ mompelde Frits, ‘we zullen mekaar wel nader spreken!’

Hij ging nu op den grond liggen en keek onder het ledikant.

't Was te donker daaronder om er iets te kunnen ontdekken.

Daarom streek hij een lucifer aan en keek nòg eens.

Ja, daar zat de muis.

Toen stond Frits op, tilde het ledikant een eind omhoog en liet het weer neervallen. Dat herhaalde hij eenige malen, totdat de muis er bang van werd

[pagina 145]
[p. 145]

en vlug onder de waschtafel schoot.

Was Frits nu maar kalm gebleven, dan had hij misschien met voorzichtigheid en beleid de muis wel gekregen, maar hij vloog met zulk een onbesuisde vaart tegen de waschtafel aan, dat hij dat nuttige

illustratie

meubel met alles, wat er op stond, onderstboven gooide.

't Was een gerinkel en gekletter en geplas om van te schrikken! Het huis dreunde ervan!

Het eerste oogenblik wist Frits niet wat hij doen moest, maar direct daarop besloot hij in bed te springen en te gaan slapen.

Een minuut later was Bep op zijn kamertje.

‘Frits, wat gebeurt hier?’

[pagina 146]
[p. 146]

Frits snurkte als een os.

‘Frits! slaap je?’

‘Ja natuurlijk,’ zei Frits, terwijl hij overeind kwam.

‘Wat heb je hier toch uitgevoerd, kind! Heb je de waschtafel omgegooid? Alles ligt kort en klein op den grond.’

‘Hee,’ zei Frits, ‘heb ik de waschtafel omgegooid? O ja, wacht eens, het kan toch. Er was een muis in de buurt en die wou ik vangen. Ik geloof, dat ik een beetje te wild was en toen de waschtafel omkieperde. Maar 't kan ook wel, dat de muis het gedaan heeft.’

‘Jongen, wat ben je toch lastig!’ zei Bep. ‘Ik zal Dientje sturen om dien morsboel wat op te ruimen. Maar ga dan ook gauw slapen, hè, smeerpoets?’

‘Dag Beppie! Zeg, waar moet ik me nou morgenochtend wasschen?’

‘Nou, voor dezen keer mag je 't dan aan mijn waschtafel doen, maar geen grappen, hoor.’

‘Ik beloof het je. Dag Nel, slaap wel!’

 

Nadat Dientje mopperend den rommel opgeruimd en de scherven meegenomen had, keerde de rust op het kamertje van Frits weer.

Hij viel spoedig in slaap en droomde een zonderlingen droom.

Frits droomde dat hij in een straat liep van ènkel winkels.

Honderden menschen verdrongen zich voor iederen winkel en 't leek wel, of de menschen bang waren, dat er een uur later niets meer te koop was.

Toen ontdekte hij plotseling een papier op de ruit van een magazijn, en daarop herkende hij zijn eigen handschrift: ‘hier wordt vandaag alles cadeau gegeven.’

Op de tweede winkelruit las hij hetzelfde en zoo

[pagina 147]
[p. 147]

ook op de derde, de vierde, enz.

Heel de winkelstraat was beplakt met zulke papieren, en die had hij allemaal geschreven!

Toen riep een man:

‘Daar heb je den kwajongen!’

En daarop begonnen alle menschen Frits na te loopen.

‘Houdt hem, houdt hem!’



illustratie

Frits liep als een razende door de drukke straat, maar de man, die hem het eerst gezien had, kreeg hem te pakken. Maar Frits gaf zich zoo gauw niet gewonnen, hij begon met den kerel te worstelen en spande al zijn krachten in om te ontkomen. Nu eens lag hij met den rug op den grond, dan weer boven op den man en zoo rolden zij om en om.

Al droomende rolde Frits, alsof hij inderdaad aan het vechten was, door zijn bed. Hij hield zijn kussen stijf omklemd en draaide en wentelde in het rond, zoodat hij tenslotte in de lakens en dekens verward raakte en uit het ledikant op den grond viel.

Bons!

[pagina 148]
[p. 148]

En toen was hij ineens wakker.

Hij keek dwaas om zich heen en dacht na.

Waar was die vent nu? En waar was hij zelf?

O, hij was op z'n kamertje... en... en...

Het lijkt precies of ik uit mijn bed gevallen ben, dacht hij, en nu ik goed kijk, is het ook wel zoo. Wel, dat is aardig. Ik zit naast mijn bed. Ik moet gezellig aan het rollebollen geweest zijn, want alle dekens en lakens heb ik meegenomen.

Bep, die onder zijn kamertje sliep, riep naar boven: ‘Klop je, Frits?’

‘Wat?’

‘Of je klopt?’

‘Loop naar de pomp, zeg, ik val uit bed.’

Een schaterlach klonk van beneden.

‘Kruip er maar weer gauw in, Frits.’

‘Ja, als ik maar kon, de heele boel zit in den knoop.’

‘Losknoopen dan maar. Wel te rusten en hou je asjeblieft een beetje koest.’

Frits krabbelde overeind en maakte zijn bed weer zoo goed en zoo kwaad dat ging, in orde.

Twee minuten later lag hij er weer in, dacht ernstig na over het evenwicht der lichamen en wou juist voor de derde maal in slaap vallen, toen hij buiten kattenmuziek hoorde.

‘Miauw-wauw-wauw! Miauw-wauw-wauw!’

En een andere dakhaas antwoordde:

‘Mouwouw-Mouwouw!’

Frits draaide zich om. ‘Weer wat anders,’ mopperde hij.

‘Miauw-wauw-wauw. Mouwouw mouwouw...’

Dat ging zoo wel een kwartier lang.

‘Goeie genade,’ riep Frits wanhopig, ‘dat houd ik niet uit. Ik kan geen oog dichtdoen met dat geschreeuw. Waar zouden die lawaaimakers zitten?’

[pagina 149]
[p. 149]

Hij gleed uit bed en liep naar het raam.

Twee katten zaten in de dakgoot van de bakkerij beneden hem, dreigend elkaar aan te blazen.

‘Mauw-wauw-pgggggg! Mouwouw!’

Frits schoof het raam op.

‘Kssssss!’ riep hij. ‘Vort jullie!’

De twee katten keken met katterige minachting naar den jongen achter 't raam en zetten dan hun kattenduet voort.



illustratie

Frits zag, dat zijn roepen vergeefs was en ook was hij bang, dat hij daardoor al de huisgenooten in hun slaap zou storen. Dat wilde hij in geen geval, want hij had zich voorgenomen, om niemand meer eenigen overlast aan te doen.

Hij wilde dus op rustiger en afdoender wijze de twee onruststokers verjagen.

Maar hij kon geen geschikt middel daartoe vinden, en al dien tijd hield het kattengejammer aan.

Ongeduldig en driftig geworden door dat tergende, onophoudelijke geschreeuw nam Frits zijn laars en

[pagina 150]
[p. 150]

smeet die naar de katten.

Tenminste - dat was zijn bedoeling.

Maar door zijn onbesuisde drift vloog de laars verder dan hij bedoeld had en kletterde met een oorverdoovend geweld door het glazen dak van de bakkerij.

Het was een leven als een oordeel in den stillen nacht en Frits bedacht met leedwezen, dat verscheidene omwonende buren nu wel wakker zouden zijn.

De katten waren intusschen vertrokken en gingen in een rustiger oord hunne studiën voortzetten.

Frits hoorde nog verscheidene ramen openschuiven en omdat hij bang was dat het daardoor in zijn kamertje zou gaan tochten, deed hij het zijne dicht en kroop in bed.

Na vijf minuten sliep hij als een roos, terwijl minstens twintig huisgezinnen in de omgeving op de been waren en naar gebroken ruiten en zelfs naar inbrekers zochten.

 

Aldus begon Frits een nieuw en beter leven, maar hij kon er heusch niets aan doen, heusch niet!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken