Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg
Afbeelding van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreegToon afbeelding van titelpagina van Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (4.08 MB)

Scans (17.35 MB)

ebook (6.82 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Jan Rinke



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hoe Jaap Bekkers een fiets kreeg

(1917)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 217]
[p. 217]


illustratie

Twintigste Hoofdstuk.
Een onverwachte ontmoeting.

Het was guur weer in het lage polderland om Havendam.

Dreigend jaagden de donkere wolken langs de lucht en de stralen der laagstaande najaarszon schoten bijna horizontaal over de drassige velden.

't Was in den vroegen morgen, en Jaap zat huiverend op zijn trouwe machine, op weg naar de ambachtsschool. Den kraag van zijn ouden jekker, een aflegger van Vader, had hij opgeslagen en de pet diep over de oogen getrokken.

Scherp sneed hem de wind in het gezicht en hij moest stevig aantrappen om er tegen in te komen.

Om den hoek van het park van Grootenvoorde kreeg hij, na even wat luwte gehad te hebben, de volle

[pagina 218]
[p. 218]

laag en een fijne motregen maakte dezen aanval nog guurder.

‘Even in den zijweg schuilen,’ dacht Jaap, ‘en dan met nieuwen moed er op los.’ Zoo gedacht, zoo gedaan en Jaap zwenkte het ietwat door struikgewas omzoomde zijwegje in, dat naar Katsoorde leidde.

Hier sprong hij van de fiets en herademde.

Maar wat was dat? Bewoog daar niets in de struiken?

Scherp keek Jaap naar het kreupelhout langs den weg en trachtte beter te onderscheiden, zou daar een mensch liggen? Dieven weer, Koopman Kees? Of een ongelukkige die hulp behoefde?

Hij bedacht zich niet lang en was met een sprong bij het boschje na de fiets tegen een boom te hebben geplaatst.

Daar zag hij een vreemdsoortig gekleed man, die zich ontdekt ziende te voorschijn kwam, en begon te praten. Maar, wat een wonderlijke taal. Jaap verstond er geen letter van.

De kleeding van den man bestond uit een versleten uniform van vreemd maaksel waarop verschillende biezen van wit goed waren genaaid.

Hij was blootshoofd.

‘Een ontsnapte geleiboef,’ dacht Jaap verschrikt, maar wegloopen en zijn kar in den steek laten, ‘dat lap ik 'm niet,’ dacht hij bij zichzelf.

Daar begon de man weer te praten, nu leek het

[pagina 219]
[p. 219]

wel Fransch, zooveel hoorde Jaap wel, maar ook dat kon hij niet begrijpen. Beter vatte hij de teekens die de vluchteling maakte, waarbij hij op Jaap's boterhammen-trommeltje wees.

‘Aha, arme drommel, ‘voelé-voe van de bik bik bik? Ik zal je helpen hoor, maar op een afstandje

illustratie

blijven, want je koeterwaalt me te raar.’

De man moest ondanks zijn ellende even glimlachen om de angstige gebaren van Jaap en bij het zien van dien glimlach meende deze eenige bekendheid in die trekken te bespeuren.

‘Waar heb ik dien man meer gezien,’ zei hij halfluid.

[pagina 220]
[p. 220]

Het trommeltje werd geopend en toen de eerste honger van den onbekende gestild was, trachtte deze opnieuw te praten. Maar met even weinig succes als eerst. Wat ben je toch voor landsman, riep Jaap ongeduldig uit, een Hollander niet, zooveel hoor ik wel.’

‘Holland,’ antwoordde de vreemdeling, ‘la Hollande, beau pays de la Liberté.’

‘Ja, ja,’ zei Jaap, ‘Holland met een koppie thee.’

Nu scheen de vreemdeling plotseling wat te begrijpen, hij drukte en schudde Jaap beide handen, hij lachte en knikte hem vriendelijk toe ja, hij wilde Jaap aan zijn borst drukken. In één woord, de man was uitgelaten.

Jaap was er verlegen mee, maar zooveel zag hij toch wel, dat het geen gevaarlijk sinjeur was waarmee hij te doen had. Integendeel, het was iemand met aantrekkelijke gelaatsuitdrukking, al had hij blijkbaar veel ellende doorstaan in den laatsten tijd.

Plotseling was het of er een lichtstraal door het brein van Jaap schoot. ‘De Rus uit Egmond, zoo keek u ook meneer toen u zoo op die groote viool zat te zagen.’

‘Oui, Oui, Russe, Egmond sur Mer, et vous, mon ami, je vous connais, le gagneur du prix.’

‘Met een kromme knie,’ dacht Jaap, maar hij ging oogenblikkelijk aan het werk om den ontsnapten

[pagina 221]
[p. 221]

krijgsgevangene voort te helpen. Hoe deze zoover het land in verzeild was, daarvan begreep hij wel niets maar hij snapte wèl dat de man hulp behoefde.

Zijn trouwe jekker hing hij den man om de schouders, hij kon niet dicht, want Jaap was smal en de Rus breed van postuur. Van voren werd de zaak met een touwtje dicht gebonden, en zoo was de jekker tot een cape bevorderd.

Toen hielp hij den man voort, maar och heden, wat ging het langzaam. Met één hand moest hij zijn beschermeling steunen, die met zijn doorgeloopen voeten haast niet voort kon, en met de andere de fiets meevoeren.

Het viel niets mee.

Gelukkig, daar klonken paardenhoeven op den weg.

Een boer uit Steenvliet naderde met zijn karretje, op weg naar Havendam.

‘Meerijden Derksen?’ riep Jaap, die den boer gelukkig kende.

‘Stap maar op, Jaap, maar wat is dat voor een rare kwant?’

‘Een goeie kennis van me, maar die op 't oogenblik in de knoei zit,’ zei Jaap en vertelde den boer wat hij van de zaak begrepen had.

Deze was even als Jaap met den vluchteling begaan en legde de zweep over de paarden.

Op die manier was Havendam spoedig bereikt

[pagina 222]
[p. 222]

en stopte het rijtuig weldra voor het Russische consulaat.

Hier hielp hij zijn beschermeling uitstappen, en het was verwonderlijk te zien hoe vlug de man ineens geworden was, toen hij het wapenschild van zijn vaderland had ontdekt.

Jaap gaf den vluchteling aan de heeren over die direct in een levendig gesprek met hem vervielen, waarvan Jaap gebruik maakte om te ontsnappen, want het werd hoog tijd voor zijn school en Derksen paste zoolang op de fiets. Maar in de gang dacht hij aan zijn jekker, en toen hij daarom ging vragen was de Rus al naar een ander vertrek gebracht.

Een der heeren ging de jas halen, maar voor Jaap er mee vertrekken mocht moest hij nauwkeurig naam en adres opgeven, welke door een klerk werden genoteerd.

Voorloopig hoorde hij niet meer van het geval, maar in ‘De nieuwe Havendamsche Courant’ kwam een uitgebreid verhaal van het vinden van een hooggeplaatst Russisch officier die uit de Duitsche krijgsgevangenschap was ontvlucht en allang op Hollandsch gebied was zonder dat hij het wist en zich dagen lang had schuil gehouden in de omgeving van Steenvliet tot hij door een jongen van de ambachtsschool werd gevonden en naar het Russische consulaat gebracht.

Het krantenverhaal luidde als volgt:

[pagina 223]
[p. 223]
Een hooggeplaatst Russisch officier die uit het kamp bij Langensalza in Thüringen wist te ontvluchten, heeft na een langen zwerftocht Nederland bereikt.
Na meer dan 36 dagen onderweg te zijn geweest, werd hij in de nabijheid onzer stad ontdekt in het struikgewas van een pad dat naar Katsoorde leidt. Hoe het mogelijk is dat de vluchteling zoo diep in Holland kon doordringen zonder te bemerken dat hij de grenzen over was, schijnt een raadsel, en moet wel toegeschreven worden aan de zorgvuldige wijze waarop hij zich op zijn vlucht wist te verschuilen.
Het moeilijkst van zijn vlucht was de ontsnapping uit het kamp, daar de bewaking ten gevolge van talrijke ontvluchtingen zeer was verscherpt. De toestand in het kamp was zeer slecht en de voeding, die werd verstrekt, liet heel veel te wenschen over.
Herhaaldelijk had hij gevaar geloopen, eenmaal was er op hem geschoten, zoodat de kogels dicht langs hem gingen. Hij was half verhongerd, de laatste dagen voedde hij zich met paardenboonen, die hij had weten machtig te worden.

Drie weken later kreeg Vader Bekkers bezoek van den gemeenteveldwachter met de boodschap dat Jaap eens op de secretarie moest komen.

Het was voor een goede tijding, en hij moest er maar een morgen vrij voor vragen van de school.

Aan één kant was Jaap blij toen hij 't hoorde, want een goede tijding is aan iedereen welkom, maar een morgen vrij van school, dat was erger. Hij was

[pagina 224]
[p. 224]

juist aan een werkstuk bezig, waar hij met alle lust aan arbeidde, en ook de directeur zou het niet heel goed vinden.

Maar een Burgemeester mag men niet laten wachten, en daarom stond Jaap den volgenden dag in de Burgemeesterskamer voor de tafel waarachter het hoofd der gemeente was gezeten.



illustratie

‘Jaap Bekkers, ik ken je als een oppassend en veelbelovend jongmensch en daarom is het mij aangenaam je een goede tijding te kunnen brengen.

De ontvluchte krijgsgevangene, dien je onlangs hebt voortgeholpen, is gebleken een hooggeplaatst Russisch officier te zijn, die in zijn land groote bezittingen heeft en die nog meer dan eenvoudige menschen, de zwaarte der gevangenschap heeft gevoeld.’

[pagina 225]
[p. 225]

Burgemeester keek eens in een papier dat hij in de hand hield.

‘Mijnheer Zalinsky, zoo is zijn naam, is daarom dankbaar aan dengene die hem heeft voortgeholpen en zonder wiens hulp hij misschien nog zoo dicht bij het doel was omgekomen.

Hij heeft door middel van het consulaat onderzoek naar je laten doen, en dat onderzoek is buitengewoon gunstig geweest.

Ik kan je daarmee gelukwenschen.

Mijnheer Zalinsky heeft besloten, je voort te helpen, hij heeft door middel van het consulaat gelden gedeponeerd waaruit de kosten van je opleiding zullen worden bestreden, en het toezicht op de besteding dier gelden is in handen gesteld van een goed vriend van je, Notaris Borgermans. Je zult van Mijnheer Borgermans wel verdere bijzonderheden vernemen.

Ik hoop dat je eenmaal een bekwaam werktuigkundige zult worden.

En wat zou je dan wel gaan doen, Jaap?’

‘Dan hoop ik dat het vrede zal zijn, Burgemeester, en dan ga ik naar Rusland om Mijnheer Zalinsky te bedanken,’ zei Jaap, ‘misschien blijf ik er dan wel voor goed.’

‘We zullen zien, Jaap,’ zei de Burgemeester.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken