Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Hollandsche jongens (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Hollandsche jongens
Afbeelding van Hollandsche jongensToon afbeelding van titelpagina van Hollandsche jongens

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

Scans (10.92 MB)

ebook (3.61 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Illustrators

Arie C. Rünckel

O. Geerling



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Hollandsche jongens

(1912)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]


illustratie

Negende Hoofdstuk.
Voorbereidingen tot den Wedstrijd.

Het was den 23en December toen Johan en z'n kameraads vacantie kregen. Wat zwaaiden zij uitgelaten met hun boekentasschen, wat renden zij om 't hardst huiswaarts, hoe stopten niet de menschen hun ooren dicht voor hun uitbundig gejuich!

Vacantie! Hoera, eindelijk vacantie!

En mórgen, o heerlijke dag, zal de schaatsenwedstrijd gehouden worden.

Al dagen te voren was 't heele Instituut Schalmeier er vól van geweest, ontelbare malen had de vraag de ronde gedaan: Weet je 't al van den wedstrijd? Doe jij ook mee aan den wedstrijd van den Vriendenbond? 't Was een gróóte aantrekkelijkheid voor de jongens: een wedstrijd om medaljes.

[pagina 95]
[p. 95]

De Vriendenbond was dag aan dag met vragen bestormd geworden.

‘Hoeveel medailles zijn er, Johan?’

‘Is er ook een gouden bij?’

‘Mag ík ook meerijden, Flip?’

‘Wie doet er aan mee?’

‘Kost het véél?’

't Is te begrijpen, dat onze vrienden de handen vol hadden, om ieder naar zijn wensch te bedienen, en zij waren ook geduldig genoeg, om iedereen de gevraagde inlichtingen te geven.

Nú had Johan met de anderen afgesproken, dat zij om zeven uur bij hem zouden komen, om alles voor den grooten dag nog eens te regelen en te bespreken.

Precies zeven uur waren Willem, Flip en Heinrich present.

‘Komt jullie maar binnen, jongens,’ sprak mevrouw Blankendijk vriendelijk, ‘maar veegt asjeblieft eerst goed je voeten! Zoo - kom er nu maar in.’

‘Moe en ik wachtten jullie met de thee,’ zei Johan.

‘Dat valt méé - what you say?’ rijmde Flip.

‘Pa is even de stad in, hij komt stellig gauw weer terug,’ vervolgde Johan vroolijk, en zachtjes fluisterde hij Willem in het oor: ‘Ik geloof dat Pa de medailjes haalt.’

Willem zei niets, maar wreef zich vergenoegd in de handen.

‘Kijk eens hier,’ vertelde Johan verder, ‘hier heb ik de groote inteekenlijst, waarop al de namen van de mededingers, staan.’

‘Potsjalappi!’ riep Flip, ‘hoeveel doen er wel méé?’

‘Precies vier en twintig jongens,’ zei Johan.

‘Dat 's een héél regiment,’ vond Willem.

[pagina 96]
[p. 96]

‘Moeten die vier en twintig jongens allen tegelijk rijden?’ vroeg Heinrich.

‘Wel nein,’ zei Flip. ‘Er gehen nicht meer dan sechs of acht zu gelijk.’

‘Ha!’ riep Johan, ‘ik geloof dat Vader aan de deur is.’

En jawel, een oogenblik later kwam mijnheer Blankendijk de gezellig-warme kamer binnen.

‘Zoo jongens, bent jullie daar? Komaan, dat treft uitstekend! Vrouw schenk ons maar een lekkere kop thee in, want 't is buiten geweldig koud. Mórgen mooi weer, jongens, maar koud!’

‘Zooveel te harder zullen ze rijden,’ lachte Flip.

‘Misschien vriezen ze allemaal wel aan hun schaatsen vast,’ zei Willem.

‘Of veranderen onderweg in rijdende ijsbergen.’

‘Asjeblieft, jongens,’ sprak mevrouw, ‘drinkt nu maar lekker je warme thee uit, dan zullen die rijdende ijsbergen van zelf wel smelten.’

‘En dan gaan we aan 't werk,’ sprak Johan, ‘want we moeten de nummers nog teekenen en nog heel wat meer dingen doen.’

Mijnheer keerde even naar de gang terug, waar zijn jas aan den kapstok hing en kwam toen weer in de kamer met een klein pakje.

‘Hoera!’ schreeuwde Johan, ‘de medailjes!’

‘Foei jongen, is dat schreeuwen,’ sprak mevrouw, die haar vingers in de ooren stopte.

‘Kàlm, kàlm!’ glimlachte Johan's Vader. ‘Laten we 't pakje eerst bedaard openmaken.’

Mijnheer maakte 't touwtje en de papiertjes los, en uit het pakje kwamen drie doosjes te voorschijn.

[pagina 97]
[p. 97]

‘Wat? Drié medailles?’ riepen de jongens.

‘Ja, drie!’ antwoordde mijnheer Blankendijk. De derde is van mìj - die geef ik cadeau, op voorwaarde dat het de éérste prijs zal zijn. Ziehier!’

Mijnheer opende het étui.

‘Hé, pràchtig! Een goúden medaille!’ riep Johan.

‘Nu, van massief goud is ze niet, maar 't is toch in ieder geval een verguld zilveren medaille. Een gouden zou mij wel wat te duur geweest zijn,’ sprak Vader lachend.

‘O, Vader, hoe mooi! Ik dank u wel voor dat mooie cadeau aan den Vriendenbond,’ jubelde Johan.

't Was inderdaad een keurige medaille.

Midden op het schitterend metaal was een schaatsenrijder gegraveerd, die zijn pet omhoog zwaaide. En aan de achterzijde stond in fraaie letters gegraveerd:



illustratie

De jongens konden hun oogen van het keurige geschenk bijna niet afhouden, ja, zij vergaten er zelfs de andere prijzen door.

‘Zou je ook die andere medailles niet eens bezien?’ vroeg mijnheer Blankendijk lachend.

‘O ja, dat is waar, we zouden ze heelemaal vergeten om dien móóien eersten prijs.’

[pagina 98]
[p. 98]

De twee andere prijzen, een zilveren en een bronzen medaille, waren volkomen gelijk aan den eersten prijs, alleen natuurlijk niet zoo mooi.

‘Hè, ik wou dat ik zoo'n gouden medaille eens won!’ riep Flip, met bewonderende oogen naar het prachtstuk starende.

‘Ja baasje!’ zei Johan, ‘daar is nu eenmaal niets aan te doen. Je bent lid van de Jury en als zoodanig verhéven boven het behalen van prijzen.’

‘Juist!’ bevestigde Willem Felsing geleerd, ‘het goud is het slijk der aarde.’

‘Nu, ik zou dan wel graag een goeie dosis van dat aardsche slijk willen hebben!’ riep Flip.

‘Komt, jongens!’ vermaande Johan. ‘We moeten aan 't werk.’

‘Waar zijn de kartons voor de nummers?’ vroeg mijnheer.

‘Die heb ik hier in de doos,’ zei Jan.

‘Uitstekend. Ik zal met potlood de nummers op de kaarten teekenen. Johan kleurt ze zwart en Flip maakt een zwarten rand om de kaart. Heinrich krijgt de roode verf en teekent netjes de cijfers met roode schaduwlijnen. Willem maakt in iedere kaart twee gaatjes voor het koord.’

Het duurde niet lang of de Vriendenbond was onder leiding van mijnheer Blankendijk vlijtig aan het werk. Maar het was een prettig werk. Telkens wist Johan's Vader een aardigheid te vertellen, waarom de jongens hartelijk moesten lachen. Maar het werk vlotte uitstekend. Willem was de eerste, die met zijn taak gereed was. Nu, geen wonder, hij had dan ook het gemakkelijkste werk; gaatjes in de kartons te maken was in een oogenblik gedaan. En aangezien er voor Willem op het oogenblik niets te doen was, vroeg hij

[pagina 99]
[p. 99]

aan mevrouw, of hij ter afwisseling een stukje op de piano mocht spelen.

Nu, dat werd hem graag toegestaan.

Mevrouw Blankendijk speelde zelf uitstekend piano, en vond het werkelijk heel prettig, dat Willem voor haar eens een en ander wou spelen. Hij zette zich aan de piano, speelde een paar salonstukjes, die hij, zooals hij zeide, ‘goed voor meisjes’ vond, maar ging daarna al heel spoedig over in vroolijke marschen, terwijl hij er af en toe eens lustig bij zong.

De vrienden hielpen hem dapper meezingen onder den vlottenden arbeid, mevrouw schonk af en toe nog een kopje thee, mijnheer vertelde dan weer iets uit zijn jongensjaren, in één woord, het was een avond, zóó dolgezellig en huiselijk, als er maar weinig in een jongensleven voorkomen. Precies om 9 uur waren de kaarten gereed. Er waren drie series van acht nummers, en de kaarten zagen er nu zóó uit:

illustratie

Door de gaatjes aan weerszijden werden dunne koordjes geregen, om de nummers op den rug te binden.

[pagina 100]
[p. 100]

‘Ziezoo,’ sprak mijnheer, ‘nu zullen we het programma vaststellen.’

‘Het programma voor onze vacantie?’ vroeg Flip.

‘Neen, voor den wedstrijd,’ was het antwoord. ‘We hebben 24 rijders, die in drie groepen zullen rijden. Iedere groep rijdt de 500 Meter af, en de drie éérst-aankomenden worden door de Jury genoteerd. We krijgen dus in 't geheel 9 overwinnaars. Die negen jongens rijden nu om de prijzen, zoodat er zes afvallen.’

De wedstrijd zal beginnen des morgens om 10 uur. Precies twaalf uur worden de prijzen uitgereikt in de koffiekamer van den theetuin, die daar dichtbij is.’

‘Heerlijk, heerlijk!’ jubelde Johan. ‘Wat is het alleen jammer, dat u er niet bij kunt zijn, Vader!’

‘Stel je gerust, jongen,’ antwoordde mijnheer, ‘morgen heb ik een vrijen dag.’

‘Hoera, dus u gaat méé?’

‘Ja, heb je nu je zin?’

‘Mijn Pa komt stellig óók,’ sprak Willem.

‘En de mijne heelemaal niet,’ mopperde Flip. ‘Pa noemt zoo'n wedstrijd “beenenbrekerij” en wou eerst niet hebben, dat ik er aan meedeed. Ik moest Pa wel tienmaal uitleggen, dat de Jury zèlf niet meerijdt, maar alleen aanteekening houdt. Neen mijn Pa komt vast niet.’

‘Nu, hij zal ook geen tijd hebben,’ meende mijnheer Blankendijk. ‘Zie nu eens hier,’ vervolgde hij. Moe heeft voor iedere groep zes keurige linten gemaakt, die om den arm moeten gedragen worden. De eerste groep krijgt een rood, de tweede een wit, de derde een blauw lint. Dat is natuurlijk om de groepen te onderscheiden,’

‘Dat zal er feestelijk uitzien,’ meende Willem.

[pagina 101]
[p. 101]

‘Ik heb met den eigenaar van het koffiehuis reeds een en ander besproken,’ vervolgde mijnheer, ‘hij heeft dus op alles gerekend en zal ook ter eere van den wedstrijd al zijn vlaggen uitsteken.’

Nu kende de blijdschap der jongens geen grenzen meer. Stilzitten op hun stoelen was hen langer onmogelijk, en door al hun drukke bewegingen waren er binnen twee minuten vier kopjes, één fleschje inkt en twee stoelen omgegooid! Gelukkig was de inkt op een krant terecht gekomen.

‘Zorgt nu, dat jullie morgen alle vier papier en potlood meebrengt,’ waarschuwde Johan's Vader, ‘en vergeet ook je horloges niet! Ik zelf zal een revolvertje meenemen om het sein voor 't vertrek te geven.’

Nog een poosje bleven de jongens bij hunnen hoofdman. Maar toen de pendule half tien sloeg, keerden zij huiswaarts. Het was een heerlijke avond geweest, en het kostte den Vriendenbond bijzonder groote moeite, om als gewoonlijk den slaap te vatten. Tot bijna middernacht bleven zij aan den grooten wedstrijd van morgen denken.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken