Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het jongenskamp (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het jongenskamp
Afbeelding van Het jongenskampToon afbeelding van titelpagina van Het jongenskamp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.21 MB)

Scans (26.85 MB)

ebook (4.67 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Illustrator

Walter Heichen



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het jongenskamp

(1915)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 168]
[p. 168]


illustratie

Zeventiende Hoofdstuk.
Een onwelkome gast.

Het was ongeveer een week na de overwinning op de vereeniging ‘Doodshoofd,’ toen er iets gebeurde, dat de gemoederen der kampbewoners opnieuw in beroering bracht. Op zekeren dag kwam Frits Fiddicke, die in het bosch bessen geplukt had, totaal buiten adem het kamp binnen rennen met den angstkreet:

‘Er is een landlooper in 't bosch!’

Dadelijk lieten de jongens hun spel in den steek en omringden Frits.

‘Waar, waar?’

‘Daar boven, dicht bij de tennisbaan!’ antwoordde Frits en wischte zich het zweet van het voorhoofd.

[pagina 169]
[p. 169]

‘Wat is het voor een kerel?’

‘O, hij ziet er verschrikkelijk uit! Hij heeft een zwarten baard en is zóó vuil, alsof hij zich in geen weken gewasschen heeft! En hij heeft een grooten, zwaren knuppel in de hand, waarmee hij als een woesteling in het rond zwaait, als je dicht bij hem komt.’

De jongens keken elkander ongerust aan, en waren zeer nieuwsgierig naar hetgeen Herbert en Joachim zouden zeggen.

‘Wel nu, weet je wat?’ riep Oscar Polterich, ‘laten we naar boven gaan en den kerel wegjagen!’

Maar niemand van de jongens had lust in dat avontuur.

‘Zou het niet beter zijn, iemand naar de stad te sturen en een paar agenten te halen?’ meende Frits.

‘Geen denken aan!’ riep Joachim. ‘Wij hebben ons nu eenmaal voorgenomen, geen hulp in te roepen, maar onszelven te helpen. Laten we maar eerst eens gaan zien, waar de man zit. Voorwaarts! jongens, en jij Frits brengt ons er heen.’

Maar Frits verklaarde pertinent, dat hij geen stap in het bosch deed, en alleen, toen Herbert hem duidelijk maakte, dat allen meegingen en

[pagina 170]
[p. 170]

hij toch niet alleen kon achterblijven, stemde Fritsje toe en plaatste zich aan de spits van den troep. Toen zij in het bosch aangekomen waren, bleef hij van tijd tot tijd stilstaan en tuurde door het geboomte.

Eindelijk greep hij Herberts arm en wees onder een boom, waar een verloopen kerel blijkbaar een dutje deed.

‘Daar, daar!’ fluisterde Frits.

Zooals de jongens daar, ten deele verscholen achter boomstammen, den grooten kerel stonden te begluren, leek het wel de geschiedenis van Gulliver, toen hij in het land der Lilliputters was. Herbert Kraft wisselde een paar woorden met de grootste jongens en trad daarna op den man toe. Deze verroerde geen vin en dommelde rustig voort. Toen klopte Herbert hem op den schouder en riep hem toe:

‘Hallo daar!’

Met een knorrend geluid hief de man het hoofd op. Een wilde blik vanonder de borstelige wenkbrauwen trof den knaap, die het wagen durfde, hem in zijn slaap te storen.

‘Wat moet je!’ riep hij barsch.

‘Niets,’ zei Herbert. ‘Maar jij mag hier niet zijn!’

‘Ik niet?’

[pagina 171]
[p. 171]

‘Neen. De toegang is voor het publiek verboden.’

‘Verboden? Door jou soms?’

‘Neen. Door den burgemeester.’

‘Zoo! Ik zal je 's wat zeggen, kleine aap! Niemand heeft mij wat te verbieden, geen burgemeester.... niemand, en zoo'n dreumes als jij heelemaal niet. En wat jouw kameraden betreft, kunnen ze allemaal naar de maan loopen!’

Met deze woorden sprong de kerel overeind en kwam, zwaaiend met zijn stok, op de jongens af. die daardoor oogenblikkelijk op de vlucht sloegen.

Schaterlachend bleef de landlooper staan.

‘Ha-ha-ha! Wat kunnen ze loopen, die hazen! Honderd tegen één! Ha-ha-ha! Gaat naar huis en zegt het aan je moedertje!’

De moedigsten onder de jongens bleven staan, en daartoe behoorden allereerst Herbert von Werthern, Hans Deinhart en Oscar Polterich. Joachim trad nu weer nader.

‘Wat wil je toch eigenlijk hier?’ vroeg hij. ‘Wij hebben geen bier voor je, en als je vannacht hier wil blijven, kan je dat gerust doen. Maar morgen vroeg moet je weer vertrekken.’

‘Och, is 't waar? Mag ik hier één nachtje blijven? Ha-ha! Ik zal hier zoo lang blijven als ik wil, versta je dat?’

[pagina 172]
[p. 172]

En met deze woorden legde hij zich weer onder den boom. De jongens traden een eindweegs terug, om krijgsraad te houden.

‘Ik geloof’ dat het maar 't beste is, om den man met rust te laten,’ zei Hans Deinhart. ‘Morgen is hij weer op stap en we zien hem nooit meer terug!’

Herbert en Joachim gaven hem gelijk, maar Oscar niet. En uit teleurstelling, dat hij den kerel niet mocht wegjagen, nam hij een denappel en mikte dien precies op den neus van den landlooper. Woedend zwaaide de kerel zijn knuppel, maar bleef toch waar hij was.

‘Intusschen is het zeer wel mogelijk,’ zei Herbert, ‘dat de vent hier met andere bedoelingen ligt, namelijk om een aanval te beproeven op moeder Stobbe's voorraadkamer. We moeten vannacht om beurten waken, jongens. Wanneer het niet anders kan, zullen we tenminste ons verdedigen, zoo goed we kunnen.’

Het bewustzijn, dat er een vagebond in de nabijheid der kamp-woningen was, drukte de vroolijke stemming der jongens buitengewoon. Onderwijl maakte Herbert de lijst der wachten gereed. Iedere post zou gedurende een uur het terrein bewaken.

Van 10 - 11 uur Peter Möppner.

Van 11 - 12 uur Gerd von der Lage.

[pagina 173]
[p. 173]

Van 12 - 1 uur Alex Stokvisch.

Van 1 - 2 uur Joachim von Werthern.

Van 2 - 3 uur Oscar Polterich.

Van 3 - 4 uur Erich Bellmann.

Van 4 - 5 uur Hans Deinhart.

Van 5 - 6 uur Herbert Kraft.

Bovendien kregen de jongens order, zich gekleed te bed te leggen, om bij het eerste alarm present te zijn.

Onder zulke omstandigheden was er aan slapen geen denken. Hier en daar hoorde men een fluisterend gesprek. Tegen middernacht riep opeens iemand:

‘Roovers! Moordenaars! Help! Help!’

In een oogenblik waren allen op de been.

‘Wat is er?’ riep de ontstelde schare wild door elkander. Herbert Kraft kwam de slaapzaal binnen, hij droeg een lantaarn in de hand.

‘Wie heeft dat hier geroepen?’ vroeg hij.

Eindelijk kwam het uit, dat Fritsje Fiddicke gedroomd had. Met hijgende adem vertelde hij, dat hij in zijn droom duidelijk den kerel aan zijn bed had zien staan, ja, hem zelfs het slot van de kast had hooren verbreken!

Vroeger hadden de jongens wel om Fritsje's angst gelachen, maar nu zwegen ze en keken elkander bedrukt aan. Bijna niemand kon den

[pagina 174]
[p. 174]

slaap vatten, en het was nauwelijks middernacht! Om twee uur stond Oscar Polterich op en ging op post. In gedachten gingen de jongen met hem mee en hoopten in stilte, dat de vijand nu maar komen zou, dan kwam er ten minste een einde aan deze angstige onzekerheid.

Toen Oscar voor de deur van de eetzaal heen en weer liep en voortdurend het oog gericht hield op het dennenbosch, waar de wind door de toppen der boomen ruischte en de schrille kreten der nachtuilen weerklonken, wenschte hij vurig, dat tijdens zijn wachtdienst de landlooper voor den dag zou komen. Sapperloot, wat zou hij eventjes het heele kamp in staat van verdediging brengen!

Wat was 't geen prachtige tijd, zoo tusschen 2 en 3 uur!

't Was nog stikdonker en van morgenschemering was er nog niets te bemerken! Ha, wanneer de dief kwam, dan was dit toch zeker wel het meest geschikte uur daarvoor!

Maar alles bleef stil.

Kwartier na kwartier verliep, maar niemand vertoonde zich.

Eindelijk naderde de aflossing: Erich Bellmann.

‘Heb je niets gezien?’

[pagina 175]
[p. 175]

‘Niets,’ antwoordde Oscar, ‘weet je wat, ik geloof, dat de vent al lang weer vertrokken is en wij hier allemaal voor mal staan.’

Erich Bellman schudde het hoofd en declameerde:

‘Diep in het donkre woud verbergt zich de Titan!’

‘Welnu, als je dat denkt,’ stelde Oscar voor. ‘waarom overvallen wij hem dan niet in zijn slaap en houden hem tot morgenochtend gevangen?’

‘Niet onaardig verzonnen,’ meende Erich, ‘maar we zullen liever onze vingers niet branden, Oscar.’

‘Ach, je bent een oud wijf, je bent bang,’ zei Polterich.

‘Voorzichtigheid is beter dan dapperheid,’ zei Erich.

‘Ik heb order om hier op post te staan en daar houd ik me bij. Ga jij dan alleen, als je er zin in hebt.’

Oscar haade de schouders op en verdween in de slaapzaal.

Langzamerhand brak de morgenschemering door en ook Herbert Kraft, die het laatste uur op post had gestaan, had niets verdachts bemerkt.

Om zes uur stonden de jongens op, vermoeid van het angstige waken, zich onbehaaglijk voelend

[pagina 176]
[p. 176]

na den slapeloozen nacht. Ze waren nu allen van meening, dat de landlooper reeds lang het bosch verlaten en zijn weg vervolgd had.

Zij namen een frisch bad in de beek, en daardoor weer geheel op dreef gekomen, dronken zij daarna tezamen hun koffie. Alvorens echter hunne dagelijksche spelen te hervatten, wilden zij zich eerst overtuigen, of de vagebond inderdaad verdwenen was.

Zij gingen er weer gezamenlijk op uit, maar wie beschrijft hunne verbazing en schrik, toen zij inplaats van één, twee kerels ontdekten!

[pagina t.o. 176]
[p. t.o. 176]


illustratie
Hijgend als een locomotief kwam hij op de jongens af.



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken