Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een ongeluksvogel (ca. 1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een ongeluksvogel
Afbeelding van Een ongeluksvogelToon afbeelding van titelpagina van Een ongeluksvogel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (20.42 MB)

ebook (3.88 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.K. de Bruin



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een ongeluksvogel

(ca. 1923)–Chr. van Abkoude–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]


illustratie

Derde hoofdstuk.

De vertooning nam weldra een aanvang. De kinderen zaten op kisten en stoven en stoeltjes, de ouderen, waaronder enkele buren, hadden daar achter plaats genomen.

Het scherm ging op en Jan Klaassen verscheen met een geweldig lawaai. Katrijn kwam al huilend op hem toe en verzocht hem kalm te blijven. Maar Jan Klaassen bonsde haar met 't hoofd tegen den muur en sloeg zelf van den weeromstuit tegen een heer aan, die nu tegen den anderen muur opvloog. Een agent, die Jan voor al zijn ondeugendheden wilde straffen, greep hem bij den kraag. Er volgde een komische vechtpartij, waaraan ten slotte al de poppen beurtelings deelnamen. Eindelijk ging de agent een galg halen om Jan Klaassen er aan te hangen. Maar de deugniet was sterker en vlugger, hij rukte zich los en trakteerde den diender op een frisch pak rammel. Niemand bezat genoeg kracht,

[pagina 88]
[p. 88]

om Jan Klaassen te overmeesteren. Ten laatste greep hij het koord van de galg en haalde den strop om het hoofd van zijn aanvaller dicht. Toen nam hij de galg en slingerde die in het rond, alsof het niets was. Eindelijk was het mooi genoeg, hij maakte het touw weer los, gaf den agent een flinken draai om de ooren, en terwijl Jan Klaassen een paar buigingen maakte voor de kinderen, zakte het scherm.

 

De kinderen vonden het Jan-Klaassen-spel verrukkelijk, ze hadden bijna zonder ophouden van het begin tot het eind geschaterd van pret! Tjerkstra had zijn best gedaan in de poppenkast, en het was hem zoo uitstekend gelukt, dat zelfs de groote menschen er plezier van gehad hadden. Na de poppenkastvertooning gingen allen weer naar de achterkamer, waar de kinderen getrakteerd werden op bruidsuikers en toen 't bedtijd werd, gingen de buurkindertjes naar huis, en een oogenblik later vertrok ook Huibert naar zijn zolderkamertje.

Daar het nog zeer vroeg in den avond was, veel te vroeg voor Huibert om nu al te bed te gaan, maakte hij zijn kacheltje weer aan en ging wat in den grooten stoel zitten. De lamp ontstak hij liever niet, 't kostte maar olie en met 't brandende kacheltje in de schemerdonkere kamer was 't wèl zoo gezellig. De gedachte aan de vertooning van de poppenkast bleef hem voortdurend bij. Wat hadden

[pagina 89]
[p. 89]

die kinderen een schik. En hoe hartelijk lachten zelfs de grooteren mee! Ja, Huibert bleef er zóó lang over denken, tot er eindelijk een gedachte in hem opkwam, die alle andere gedachten verdreef. Waarom zou hij met zoo'n poppenkast z'n brood niet kunnen verdienen? Er werden genoeg kinderfeesten gegeven, waar men hem zou kunnen gebruiken, en 's zomers kon hij er de steden en dorpen mee afreizen! 't Was wel geen prettig vak, en met spijt dacht Huibert aan de wijde, wijde zee en de blauwe lucht, maar... van den wind leven ging toch ook niet best en een ander ambacht dan zeeman had Huibert nooit geleerd!

Zoo bleef hij wel een paar uren lang over dit plan nadenken. Het was een middel tot uitkomst, hij zou weer zijn dagelijksch brood kunnen verdienen en dat was àlles wat hij voor zich wenschte.

Eindelijk stond hij op om zijn eenvoudig avondmaal te gebruiken. Een kist in een hoek van 't kamertje deed dienst als provisie-kast. Toen Huibert haar opende, bemerkte hij, dat het brood nagenoeg op was en daarom ging hij nieuwen voorraad halen. Hij trok zijn pijjekker aan, zette zijn bonten muts op en stapte de straat op.

't Was gaan sneeuwen.

Dwarrelend vielen de witte vlokken op de straten, de huizen, de voorbijgangers, alles bedekkend met een smetteloos kleed. Het was erg koud en wie niet noodzakelijk over de straat moest, bleef

[pagina 90]
[p. 90]

maar 't liefst in de warme kamer. Huibert liep eenige straten ver naar een groote bakkerij. Een paar buizen vóór den winkel was er een kleine toeloop van menschen. Op een stoep zat een arm bedeljongetje met een klein hondje, een agent van politie wilde hem daarvan verjagen, maar het publiek trok partij voor den armen stakkerd. Huibert bleef even kijken.

‘Kom, laat dat arme ventje zitten,’ sprak een werkman tot den agent. ‘Hij doet immers niets en niemand heeft hinder van hem.’

‘Dat kan wel zijn, maar als ik zeg, dat hij van die stoep àf moet, dan zàl het gebeuren! Op die manier zou ieder bordes een logement voor bedelaars worden,’ zei de agent, die ongeduldig begon te worden.

De omstanders en de agent twistten nog een oogenblik over het arme kereltje, en Huib hoorde aldus wat er aan de hand was. Hij had diep medelijden met het kleine ventje en zijn bibberend hondje en zich door de menschen heendringende, sprak hij:

‘Laat den jongen maar met mij meegaan, ik zal hem wel een boterham geven.’

De agent was blij, dat er op die manier een einde aan de zaak kwam en de omstanders knikten Huib vriendelijk toe.

‘Kom maar met me mee, baasje,’ zei hij tot den jongen.

[pagina 91]
[p. 91]

Dadelijk stond het ventje op en keek den vriendelijken man dankbaar aan. Hij volgde Huibert en het hondje ging zijn baasje na. Toen kocht Huibert wat méér brood dan hij eerst van plan was en stapte met zijn kleine beschermeling naar huis.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken